Skip to main content
Top

2023 | Boek

Leerboek voeding

Redacteuren: Maarten Soeters, Nicolette Wierdsma, Hinke Kruizenga, Gerd Bouma

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit leerboek helpt kennis over voeding toe te passen in preventie en behandeling. Het richt zich vooral op praktiserende en aankomende artsen, diëtisten, verpleegkundigen en fysiotherapeuten.

Voeding speelt op velerlei manieren een belangrijke rol tijdens ziekte. De epidemiologie van ziekten en de rol van voeding, zowel in preventie als behandeling, is verschoven en de daarbij behorende voedingsadviezen zijn meebewogen. Zo komen suikerziekte, hart- en vaatziekten en kanker meer voor in een zwaarder en ouder wordende populatie. Behandelingen zijn verbeterd, ziekenhuisopnames werden korter en de poliklinische zorg is veel belangrijker geworden. Ondanks het feit dat voeding steeds relevanter wordt in de moderne geneeskunde, zijn er lacunes in de voedingskennis van de dokters van vandaag én de dokters van morgen.

Vooraanstaande artsen, wetenschappers, diëtisten, paramedici en andere experts werkten mee aan deze uitgave. Tevens is dit boek niet alleen geschreven voor, maar ook door studenten geneeskunde. Het is onze nadrukkelijke bedoeling om het boek in de toekomst actueel te houden en aantrekkelijk voor hen die hun kennis wat betreft voeding willen vergroten.

Leerboek voeding is opgebouwd uit zes thema’s. Achtereenvolgens zijn dat de fysiologie van voeding, nutritional assessment, aan voeding gerelateerde aandoeningen, klinische voeding, voeding en preventie, voeding en ziekte, en voedingsonderzoek. In totaal telt het boek 52 hoofdstukken. Die zijn in het algemeen kort en vatten de kern van elk onderwerp samen. Bij verschillende onderwerpen krijgt de lezer verdieping in tekst, boxen en figuren. Ook is er een online omgeving met extra informatie.

De redactie was in handen van internist-endocrinoloog Maarten Soeters, diëtist-onderzoekers Nicolette Wierdsma en Hinke Kruizenga, en maag-darm-leverarts Gerd Bouma.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Fysiologie van de voeding

Voorwerk
1. Gezonde voeding
Samenvatting
Een gezond voedingspatroon vermindert het risico op chronische ziekten en draagt daarmee bij aan het verminderen van de ziektelast en de zorguitgaven. Adviezen over een gezond voedingspatroon worden gegeven op basis van consensus en gedegen wetenschappelijk onderzoek. Hierbij zijn de resultaten van gerandomiseerde klinische studies en prospectief cohortonderzoek het meest relevant. In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop voedingsadviezen in Nederland tot stand komen, de verschillende typen voedingsonderzoek en hun relevantie voor deze adviezen, hoe wetenschappelijke inzichten over voeding en gezondheid worden vertaald in concrete voedingsadviezen, en wat deze adviezen voor verschillende groepen Nederlanders zijn. Verder wordt inzicht gegeven in de betekenis van de verschillende voedingsnormen en overzichten van de aanbevolen hoeveelheden voedingsmiddelen in de ‘Schijf van Vijf’. Ten slotte wordt kort ingegaan op enkele aspecten die een rol spelen bij voedselkeuze of daarop van invloed zijn.
Lisette Brink, Daniëlle Wolvers
2. Anatomie en functie van de tractus digestivus
Samenvatting
Een hoofdfunctie van de tractus digestivus is verteren van voeding en opname van voedingsstoffen. Orofarynx, oesofagus, maag, duodenum, jejunum, ileum en colon leveren allemaal een bijdrage aan het spijsverteringsproces. Ter plaatse van het duodenum bevinden zich de afvoergangen van de lever en het pancreas, die daarbij ook een rol vervullen. Door de spijsverteringssappen en de darmwandenzymen wordt de voeding afgebroken en geschikt gemaakt voor absorptie. De afbraak en absorptie van voedingsstoffen worden daarnaast beïnvloed door hormonen en het autonome zenuwstelsel. Dit zenuwnetwerk regelt bovendien de benodigde peristaltiek. Daarnaast bevat de darm een zeer uitgebreid immuunsysteem om onderscheid te kunnen maken tussen de commensale flora en potentieel schadelijke pathogenen. In het colon zorgt het microbioom voor de laatste restjes vertering. In dit hoofdstuk worden de anatomie en functies van de verschillende compartimenten van de tractus digestivus besproken.
Ad van Bodegraven
3. Vertering en absorptie
Samenvatting
In dit hoofdstuk komen de vertering en absorptie van koolhydraten, eiwitten, vetten en vocht in de tractus digestivus aan bod. Vertering is het fysiologische proces waarbij de ingenomen voeding zodanig wordt afgebroken dat deze in de tractus digestivus kan worden opgenomen. Absorptie omvat het transport van de voedingsstoffen door de mucosa naar de bloedbaan of lymfe. Vertering start al in de mond als de voeding wordt gemengd met speeksel dat geproduceerd wordt door de speekselklieren. In de dunne darm worden de voedingsstoffen aan de voedselbrij onttrokken en vervolgens worden de laatste onverteerbare voedingsresten naar het colon getransporteerd. Motiliteit en secretie zijn voorwaarden voor een optimale vertering en absorptie van voedingstoffen.
Nicolette Wierdsma, Karin Koopman
4. Functieonderzoeken van de tractus digestivus
Samenvatting
Ziekten die kunnen leiden tot malabsorptie en ondervoeding kunnen met behulp van beeldvorming, endoscopie en histologisch onderzoek worden aangetoond. Functiestoornissen van de tractus digestivus daarentegen zijn met endoscopie of beeldvorming niet te detecteren - daartoe zijn specifieke functieonderzoeken nodig. In dit hoofdstuk worden de meest frequent toegepaste functieonderzoeken van de oesofagus, maag, dunne darm, colon en endeldarm besproken door het beschrijven van de principes, interpretatie en indicaties. Aan bod komen hogeresolutiemanometrie, 24-uurs ambulante pH-meting, 24-uurs impedantiemeting, maagzuursecretiemeting, maagledigingsonderzoek voor vast en vloeibare consistentie, H2-ademtesten, antroduodenale manometrie, dumping provocatietest, anorectaal functieonderzoek, colonpassagetijdmeting en colonmanometrie.
Ad Masclee
5. Microbioom en voeding
Samenvatting
Het intestinale microbioom (de micro-organismen die in de darm leven) bevindt zich voor de overgrote meerderheid in het colon en wordt darmflora genoemd. Het microbioom leeft in de gezonde situatie in symbiose met de gastheer en vervult een aantal belangrijke functies. Het microbioom produceert talloze metabolieten die de functie en permeabiliteit van de darm beïnvloeden. Daarnaast is het van belang bij energie-extractie uit de voeding en speelt het een belangrijke rol in de activiteit en ontwikkeling van het immuunsysteem. Het microbioom lijkt dan ook een belangrijke spil te vormen tussen onze voeding en verschillende gezondheidsuitkomsten. Een westers voedingspatroon en voedingsvezelarme voeding kunnen bijdragen aan dysbiose (verstoord microbioom) en hangen samen met een verhoogd risico op chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten en diabetes mellitus, maar ook met sepsis en auto-immuunziekten. In dit hoofdstuk worden de basisprincipes van het microbioom besproken.
Nordin Hanssen, Max Nieuwdorp
6. Reuk, smaak en de structuur van voeding bij voedingsgedrag
Samenvatting
Het reuksysteem en het smaaksysteem behoren tot de zogenaamde chemische zintuigen: ze reageren op chemische prikkels vanuit de omgeving en in de voeding. Reuk- en smaaksignalen zijn doorslaggevend voor de beloningswaarde van voeding, en daarom van groot belang bij wat en hoeveel mensen eten. Mensen eten wat ze ‘lekker’ vinden en vermijden datgene wat ze als vies ervaren. De blootstelling aan reuk en smaak bij het eten is voor een belangrijk deel afhankelijk van de structuur van de voeding. Daarnaast wordt de ‘smaak’ van eten in brede zin opgebouwd uit signalen van verschillende zintuigen, die in de hersenen worden omgebouwd tot een holistische sensorische perceptie. Dit hoofdstuk begint met een omschrijving van de belangrijkste anatomische en fysiologische kenmerken van het reuksysteem en het smaaksysteem. Dan wordt de grote rol die reuk en smaak hebben bij ‘normaal’ eetgedrag beschreven en wordt aandacht besteed aan de effecten van de structuur van de voeding op de inname van energie. Het hoofdstuk eindigt met de oorzaken, diagnose en gevolgen van reuk- en (smaak)stoornissen.
Sanne Boesveldt, Kees de Graaf
7. Eetlust en verzadiging
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt besproken hoe eet- en drinkgedrag gereguleerd worden. Op het moment dat er behoefte is aan energie, geeft het lichaam bepaalde signalen af aan de hersenen die een gevoel van eetlust geven. Deze signalen kunnen door de hersenen worden vertaald naar gedrag, wat uiteindelijk resulteert in de inname van voeding. Tijdens en na het eten worden er signalen van het lichaam afgegeven aan de hersenen die een gevoel van verzadiging geven. Ook deze signalen kunnen door de hersenen worden omgezet in gedrag, waardoor de maaltijd wordt beëindigd. Deze honger- en verzadigingssignalen zorgen voor een adequate dagelijkse voedingsinname. Het evenwicht tussen een adequaat energiegebruik en voedingsinname heet de energiebalans. Er wordt echter ook gegeten als er geen honger is. Voedingsinname wordt dus ook gereguleerd door gewoonte of omdat iets lekker is. Dit wordt aangeduid als hedonisch eten, en kan tot overeten leiden. Ook dit is onderwerp van dit hoofdstuk.
Laura Koekkoek, Charlene Diepenbroek, Susanne la Fleur
8. Energie
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat in op het energiemetabolisme. Het energiemetabolisme is de basis voor de regulatie van ons lichaamsgewicht en onze metabole gezondheid. Het energiemetabolisme bestaat globaal uit drie onderdelen: het basaalmetabolisme, het voedingsmetabolisme en het door activiteiten geïnduceerde metabolisme. Daarnaast is er een ‘facultatieve’ component: zoals het koude-geïnduceerd metabolisme. Deze componenten kunnen op verschillende manieren en in wisselende mate worden beïnvloed. De lichaamslengte en lichaamssamenstelling, het gedrag (voedingsinname, fysieke activiteit) en de omgeving (temperatuur) bepalen onder andere het energiegebruik. In dit hoofdstuk worden de verbanden tussen dit alles uitgelegd.
Wouter van Marken Lichtenbelt
9. Eiwit
Samenvatting
Zowel in het lichaam als in de voeding is het macronutriënt eiwit een belangrijke component. Eiwit is essentieel voor de structuur en functie van het lichaam. Spiermassa is hier een goed voorbeeld van. Door een voortdurende vervanging van lichaamseiwit wordt de functie van het lichaam onderhouden. Hiervoor is een dagelijkse aanvoer van voedingseiwit noodzakelijk, met name van essentiële aminozuren. Onder bepaalde omstandigheden is de eiwitbehoefte verhoogd, zoals bij chronische of acute ziekte, op hoge leeftijd en in geval van training. Duurzaamheid en de vervanging van dierlijk door plantaardig eiwit speelt een steeds grotere rol in dit thema. Al deze aspecten komen in dit hoofdstuk uitvoerig aan bod.
Peter Weijs, Maarten Soeters
10. Koolhydraten
Samenvatting
Koolhydraten zijn belangrijke macronutriënten die een rol spelen in de biosynthese van verschillende structuren en moleculen, en bijdragen aan de energiebehoefte. Koolhydraten kunnen worden onderscheiden op basis van hun grootte, zoals enkelvoudige koolhydraten, monosacchariden, en meervoudige koolhydraten, polysachariden. Daarnaast zijn er nog andere details waarop koolhydraten geclassificeerd kunnen worden. Na inname verschillen de koolhydraten wat betreft metabole respons en biologische beschikbaarheid. De glykemische index is hier een goed voorbeeld van. Koolhydraten staan vanwege hun energetische waarde en respons op het hormoon insuline vooral in de belangstelling bij suikerziekte. De vraag ligt dan ook voor de hand of koolhydraatbeperking bij suikerziekte zinvol is. Al deze aspecten komen in dit hoofdstuk uitvoerig aan bod.
Fred Brouns
11. Vetten
Samenvatting
Triglyceriden zijn essentieel voor het menselijk lichaam als opslagvorm van energieleverende vetzuren en cholesterol als essentiële bouwstof. Lipoproteïnen faciliteren het transport van triglycriden en cholesterol tussen organen en vetzuren. Verzadigde en onverzadigde vetzuren worden besproken, evenals de vetzuursynthese en de opslag van vetzuren in wit vetweefsel en de verbranding van vetzuren in organen zoals spieren en bruin vetweefsel. Dit hoofdstuk beschrijft de biochemische eigenschappen en de functie van triglyceriden, vetzuren, cholesterol en lipoproteïnen. Ook wordt ingegaan op de veel voorkomende ontregeling van de vetstofwisseling (dyslipidemie) dit kan leiden tot slagaderverkalking (atherosclerose), de meest voorkomende oorzaak van hart- en vaatziekten, en hoe voeding een plaats inneemt bij het voorkómen en de behandeling van dyslipidemie en hart- en vaatziekten.
Mariёtte Boon, Patrick Rensen
12. Postprandiale periode en vasten
Samenvatting
Voeden en vasten zijn elkaars metabole uitersten. Prandium betekent `ontbijt' in het Latijn en de postprandiale periode is de tijdspanne waarin ingenomen voedingsstoffen hun weg vinden naar doelorganen. Veel van de directe effecten van voeden vinden dan ook plaats in deze eerste vijf tot zes uur na een maaltijd. Het ontbijt, verantwoordelijk voor circa 20 % van de dagelijkse energie-inname, is de meest onderzochte maaltijd in de voedingswetenschap. Vasten leidt daarentegen tot een universele insulineresistentierespons, met als doel het lichaam, en de eiwitmassa in het bijzonder, zo lang mogelijk te beschermen tegen katabolie ten tijde van voedselschaarste. De processen die optreden in de postprandiale periode en bij vasten geven veel inzicht in processen die ook een rol spelen bij ziekte. Insulineresistentie door ondervoeding of obesitas zal effecten hebben op het verloop van de postprandiale periode. Zo wordt postprandiale hyperglykemie al lang als een risicofactor voor hart- en vaatziekten gezien. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de relevantie en dynamiek van de postprandiale periode en biedt handvatten voor interventies voor de klinische praktijk en onderzoek.
Maarten Soeters
13. Micronutriënten
Samenvatting
Micronutriënten zijn essentiële voedingsstoffen die voor een goede gezondheid regelmatig en in kleine hoeveelheden moeten worden ingenomen. Ze spelen een rol in vele belangrijke omzettingsreacties die ook vaak weer met elkaar verweven zijn en gezamenlijk de homeostase in stand houden. Micronutriënten zijn onder te verdelen in vitaminen, mineralen en spoorelementen. In dit hoofdstuk komen de meest relevante fysiologische en biochemische aspecten van de verschillende types micronutriënten aan de orde, onderverdeeld naar water- en vetoplosbare vitaminen, mineralen en spoorelementen. Daarbij worden calcium en vitamine D in relatie tot de botstofwisseling, ijzer in relatie tot anemie en de B-vitaminen die betrokken zijn bij de methylatiecyclus speciaal belicht. Een overzicht van alle micronutriënten met onder meer de verschijnselen bij deficiëntie of overdosering is te vinden in overzichtstabellen.
Alida Melse-Boonstra, Renger Witkamp
14. Water- en zouthuishouding
Samenvatting
Een stabiele toestand van het interne milieu, ofwel homeostase, is essentieel voor de levensvatbaarheid van een organisme. De dagelijkse over- of onderconsumptie van zout en water als belangrijke bestanddelen van voeding kunnen de homeostase bedreigen. Van oudsher wordt hierbij de nier gezien als het belangrijkste regulerend orgaan van het interne milieu. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verstoringen van de zoutbalans en de waterbalans en de gevolgen daarvan.
Liffert Vogt

Nutritional assessment

Voorwerk
15. Wat is nutritional assessment?
Samenvatting
Onder nutritional assessment worden alle metingen verstaan die worden uitgevoerd om de voedingstoestand van een persoon vast te stellen. Met deze informatie is een onderscheid te maken tussen de aan voeding gerelateerde aandoeningen, zoals ondervoeding, sarcopenie, frailty, cachexie, overgewicht en obesitas. In dit inleidende hoofdstuk van deel 2 worden de domeinen van nutritional assessment beschreven, te weten: (1) voedingsinname, energiegebruik en verliezen, (2) lichaamssamenstelling en nutriëntenreserves en (3) functionele parameters.
Hinke Kruizenga
16. Methoden voor het meten van de voedingsinname
Samenvatting
Zowel voor de medische praktijk als voor voedingsonderzoek is het relevant om de voedingsinname te meten. In dit hoofdstuk worden verschillende methoden besproken voor het meten van de voedingsinname: navraagmethoden, opschrijfmethoden, methoden om de voedingskwaliteit te meten en methoden die gebruik maken van technologie en automatische monitoring. Daarnaast wordt ingegaan op methoden om voedingssupplementinname vast te stellen, portiegroottes en voedingswaarde. In dit hoofdstuk komen de voor- en nadelen van verschillende methoden aan bod, evenals bronnen van fouten en variatie in de diverse metingen.
Jeanne de Vries
17. Meten en berekenen van het energiegebruik
Samenvatting
Voor alle processen in het lichaam is energie nodig. De energiebehoefte is multifactorieel en varieert over de dag. Dit hoofdstuk geeft informatie over de determinanten van energiegebruik (rustmetabolisme, diet induced thermogenese, lichamelijke activiteit, de factoren ziekte, groei en herstel en de lichaamssamenstelling) en hoe deze determinanten gemeten en geschat kunnen worden. Hierbij komen veel gebruikte formules, niveau van lichamelijke inspanning en de meetmethoden indirecte calorimetrie en de actometer aan bod.
Hinke Kruizenga, Wouter van Marken Lichtenbelt, Maarten Soeters
18. Spierfunctie en beweging
Samenvatting
Bewegen staat al jaren volop in de aandacht. De media zetten jong en oud aan tot meer bewegen. Daarbij groeit het risico dat bewegen wordt gezien als een panacee voor alle gezondheidsproblemen en dreigt het gevaar dat we het zicht op de relevantie van de werkelijke effecten van bewegen kwijtraken. De rol van bewegen voor de gezondheid verdient een genuanceerde kijk. Hoewel bewegen onlosmakelijk verbonden is met het gebruik van spieren, is het niet juist om te veronderstellen dat we spieren alleen hebben om te bewegen. In dit hoofdstuk worden de belangrijke functies van de spieren belicht die van belang zijn voor de diagnostiek en behandeling van de aan voeding en beweging gerelateerde functionele gezondheid.
Jaap Dronkers
19. Lichaamssamenstelling
Samenvatting
De lichaamssamenstelling geeft een beeld van de hoeveelheid spiermassa en vetmassa van een persoon en is een belangrijk onderdeel van de voedingstoestand van een patiënt. Diagnoses, zoals ondervoeding en sarcopenie, kunnen niet worden gesteld zonder informatie over de lichaamssamenstelling. Die informatie is relevant voor onder andere functionaliteit, gezondheidstoestand en het risico op aandoeningen, zoals diabetes mellitus, hart- en vaatziekten en sommige oncologische aandoeningen. Dit hoofdstuk gaat in op de lichaamssamenstelling en directe, indirecte en dubbel indirecte methoden om de lichaamssamenstelling te meten (principes, uitkomstmaten en validiteit).
Hinke Kruizenga
20. Feces: samenstelling en diagnostiek
Samenvatting
Klachten van een te harde ontlasting (constipatie) en te zachte of waterige ontlasting (diarree) komen in de klinische praktijk geregeld voor. Patiënten kunnen hier veel hinder van ondervinden en ze vormen vaak een reden om naar huisarts of specialist te gaan voor onderzoek naar de oorzaak ervan. Dit hoofdstuk beschrijft de diagnostische testen die kunnen worden gebruikt bij de diagnostiek van ontlasting- en verteringsproblemen en richten zich op analyse van consistentie en samenstelling van ontlasting, diagnostiek van malabsorptie en intestinale absorptiecapaciteit van energie en macronutriënten als ook overzichten van overige faecale diagnostische testen en veelgebruikte tractus digestivus functietesten.
Nicolette Wierdsma, Gerd Bouma

Aan voeding gerelateerde aandoeningen

Voorwerk
21. Ondervoeding
Samenvatting
Voedingstoestand omvat het hele spectrum van ernstige ondervoeding tot ernstige obesitas, maar ook een deficiëntie van één vitamine. Het Engelse malnutrition kan dan ook duiden op overvoeding, maar ook op ondervoeding. Dit hoofdstuk gaat in op ondervoeding. Allereerst wordt de definitie gegeven en vervolgens worden de screening en diagnostiek beschreven. Daarna worden de oorzaken en gevolgen en de prevalentie van ondervoeding besproken. Aangezien ondervoede patiënten meestal complexe patiënten zijn en ondervoeding een multifactoriële aandoening is, is een goede multidisciplinaire taakverdeling bij signalering, diagnostiek en behandeling ervan essentieel. Met de bespreking daarvan wordt dit hoofdstuk afgesloten.
Hinke Kruizenga
22. Sarcopenie
Samenvatting
Ouder worden gaat gepaard met veranderingen in de lichaamssamenstelling. Deze veranderingen worden niet alleen gekenmerkt door een relatieve toename aan vetmassa en progressief verlies aan botmassa, maar ook door verlies aan spiermassa. Dit laatste staat bekend als sarcopenie. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat sarcopenie is, wat oorzakelijke factoren zijn, wat de impact is, hoe de diagnose wordt gesteld (met behulp van spierkracht, spiermassa en spierfunctiemetingen) en hoe de multidisciplinaire behandeling ervan vorm kan krijgen.
Lisette de Groot
23. Frailty
Samenvatting
Frailty of kwetsbaarheid wordt gezien als het gevolg van een metabole, immunologische en endocriene disbalans waarbij een combinatie van apoptose, veroudering, autofagie en mitochondriële disfunctie een centrale rol speelt. Tegenwoordig wordt frailty vaak vanuit multidimensioneel perspectief benaderd, waarbij naast het lichamelijke domein ook aandacht is voor het psychische en sociale domein. Frailty resulteert in onder andere ernstige complicaties, zoals valincidenten, zorgafhankelijkheid, ziekenhuisopname en vroegtijdig overlijden. Dit hoofdstuk gaat uitgebreid in op de instrumenten die in Nederland worden gebruikt om frailty te diagnosticeren en op de aanpak die frailty tegen moet gaan.
Harriёt Jager-Wittenaar
24. Cachexie
Samenvatting
Cachexie is een term die gebruikt wordt voor ziektegerelateerd spierverlies. Van oudsher wordt de term gebruikt om patiënten te beschrijven die zeer mager zijn en door de ziekte vele kilo’s zijn afgevallen. De term cachexie komt van het Griekse ‘kakos’ en ‘hexis’, die gecombineerd ‘slechte toestand’ betekenen. De huidige definitie richt zich meer op het spierverlies in combinatie met gewichtsverlies in de loop van enkele maanden. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de diagnostiek van cachexie en het belang van zo vroeg mogelijk starten met de behandeling ervan.
Klaske van Norren
25. Overgewicht en obesitas
Samenvatting
Obesitas is een chronische multifactoriële ziekte. De hoeksteen van de behandeling van overgewicht en obesitas is een gezonde leefstijl. Door biologische tegenreacties van het lichaam is blijvend fors gewichtsverlies bereiken met leefstijlveranderingen bij mensen met obesitas op de langere termijn moeizaam en vergt dat levenslang veel extra inspanning. Dit toont des te meer hoe belangrijk preventie van overgewicht en obesitas is. Dit laatste is voor een belangrijk deel ook een maatschappelijk aan te pakken kwestie. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de oorzaken van overgewicht, het gewichtsgerelateerde gezondheidsrisico, de factoren die overgewicht in stand houden en de multidisciplinaire behandeling van overgewicht en obesitas.
Liesbeth van Rossum, Bibian van der Voorn
26. Diabetes mellitus
Samenvatting
Diabetes mellitus is een stofwisselingsziekte waarbij de glucoseregulatie is verstoord. Er bestaan twee hoofdvarianten: diabetes mellitus type 1 en diabetes mellitus type 2. Van de ongeveer 1,2 miljoen mensen die met diabetes bekend zijn bij de huisarts, heeft circa 9% diabetes mellitus type 1. Dit is een auto-immuunziekte waarbij de bètacellen van de eilandjes van Langerhans in het pancreas grotendeels zijn vernietigd en die vaak op jonge leeftijd vastgesteld wordt. Type 2 is een chronisch-progressieve stofwisselingsziekte waarbij de insuline door insulineresistentie onvoldoende effect heeft en er uiteindelijk onvoldoende insuline wordt geproduceerd. Andere vormen zijn secundaire diabetes (veroorzaakt door medicatie of operatie), MODY (maturity onset diabetes of the young), LADA (latent auto-immune diabetes in adults) en zwangerschapsdiabetes. Diabetes kan op den duur leiden tot ernstige complicaties. In dit hoofdstuk worden de preventie en behandeling besproken, en de rol van voeding bij die behandeling.
Kirsten Berk, Iris van Damme, Edith Feskens
27. Eetstoornissen
Samenvatting
Eetstoornissen betreffen in het algemeen stoornissen in het doen én denken rond eten. Kenmerkend voor eetstoornissen zijn een sterke preoccupatie met eten en gewicht en een verstoord lichaamsbeeld. Een eetstoornis is een psychiatrische aandoening die gepaard gaat met gedrag dat kan leiden tot somatische complicaties en irreversibele schade, met name bij kinderen. In dit hoofdstuk worden de diagnostiek en behandeling van verschillende eetstoornissen beschreven. De etiologie van eetstoornissen is multifactorieel en vraagt om een multidisciplinaire behandeling.
Annemarie van Bellegem, Laura Sonneveld
28. Coeliakie
Samenvatting
Gluten zijn eiwitten die voorkomen in tarwe, rogge en gerst. Patiënten met coeliakie zijn intolerant voor gluten, waardoor een chronische ontstekingsreactie in de dunne darm ontstaat. Als gevolg daarvan verdwijnen de darmvlokken en treedt malabsorptie van voedingsstoffen op. Centraal in dit ontstekingsproces staan de auto-antilichamen die gevormd worden tegen het enzym transglutaminase. Daarmee heeft coeliakie zowel kenmerken van een voedingsintolerantie als van een auto-immuunziekte. Hoewel coeliakie lang als een kinderziekte werd beschouwd, kan de ziekte op elke leeftijd ontstaan. Op dit moment is een strikt glutenvrij dieet de enige behandelmogelijkheid. Wel is de laatste jaren veel meer bekend geworden over de erfelijke en immunologische factoren die betrokken zijn bij het ontstaan van coeliakie. Hierdoor is de diagnose tegenwoordig makkelijker te stellen. Bovendien biedt dit aangrijpingspunten voor nieuwe behandelstrategieën. Op dit alles wordt in dit hoofdstuk ingegaan.
Gerd Bouma, Marijke Berkenpas, Gaby Herweijer
29. Erfelijke metabole ziekten
Samenvatting
Erfelijke metabole ziekten vormen een grote heterogene groep van (meer dan 1400) genetische aandoeningen die veroorzaakt worden door een stoornis in het basaalmetabolisme van eiwitten, koolhydraten of vetten, of een stoornis in de synthese of afbraak van complexe moleculen. Een groot aantal van deze ziekten, en meer dan de helft van de patiënten die eraan lijden, wordt behandeld met een dieet. Dit is de belangrijkste pijler van de behandeling, vaak levenslang en kan meestal niet worden onderbroken. Dit hoofdstuk is een kennismaking met erfelijke metabole ziekten middels voorbeelden en toelichting, maar geen leidraad voor de behandeling ervan.
Janneke Langendonk, Margreet Wagenmakers
30. Voedselovergevoeligheid
Samenvatting
De prevalentie van voedselallergie is 4 à 5 % bij kinderen en tot 1 à 2 % bij volwassenen. De prevalentie en ernst zijn de laatste decennia toegenomen. Dit geldt ook voor allergische ziekten als constitutioneel eczeem, allergisch astma en allergische rinoconjunctivitis. In dit hoofdstuk worden handvatten geboden voor de diagnostiek en behandeling van voedselovergevoeligheid in de spreekkamer, met als vertrekpunt de wijze waarop de patiënt zich presenteert. Herkenning van het verschil tussen IgE-gemedieerde en niet-IgE-gemedieerde of voedselintolerantiesymptomen is essentieel om de anamnese in de juiste richting te kunnen uitdiepen, een goede inschatting van de ernst van de symptomen te kunnen maken en de juiste diagnostiek en behandeling in gang te zetten, met zo nodig verwijzing naar een allergiespecialist.
Berber Vlieg-Boerstra, Hanneke Oude Elberink, Aline Sprikkelman, Olga van Doorn

Klinische voeding

Voorwerk
31. Enterale voeding
Samenvatting
Over de term ‘enterale’ voeding is de literatuur soms niet eenduidig. In fysiologische zin is enterale voeding elke vorm van voeding die gebruikmaakt van de tractus digestivus om de volledige of een gedeelte van de dagelijkse energiebehoefte te leveren. Binnen de medische voedingstherapie zijn dit de orale voedingssupplementen (drinkvoeding) en sondevoeding. De indicaties, toepassing en klinische effecten daarvan worden in dit hoofdstuk uitgebreid besproken. Op zowel drinkvoeding als sondevoeding is Europese regelgeving van toepassing. Ook deze komt in dit hoofdstuk aan de orde.
Ingrid Gisbertz
32. Soorten enterale voeding
Samenvatting
De term 'medische enterale voeding' wordt gebruikt voor sondevoeding, drinkvoeding en modules (aanvullende poeders of vloeistoffen). De beslissing om te starten met enterale voeding wordt doorgaans genomen door de diëtist, in samenspraak met een specialist of huisarts. Als er een contra-indicatie is voor enterale voeding of sprake is van intestinaal falen, kan gekozen worden voor totaal parenterale voeding. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de toepassing, samenstelling en soorten drinkvoeding, modules en sondevoeding die in Nederland beschikbaar zijn en wordt de term blended diet besproken.
Neeltje Nabuurs
33. Toedieningswegen enterale voeding
Samenvatting
Er zijn verschillende manieren om sondevoeding toe te dienen aan patiënten bij wie sondevoeding geïndiceerd is: neusmaagsondes, neusduodenumsondes en percutane gastrostomiesondes. De toedieningsweg, het toedieningsmateriaal, plaatsingsprocedures en de voor- en nadelen en meest voorkomende problemen en complicaties van de verschillende toedieningswegen worden in dit hoofdstuk besproken.
Paulien Voogt
34. Short bowel syndrome, intestinaal falen en intestinale insufficiëntie
Samenvatting
De functie van de tractus digestivus kan door diverse aandoeningen aan de spijsverteringsorganen verstoord raken. Voorbeelden zijn ontstekingsziekten of resecties waardoor het resorberend oppervlak afneemt, of zenuwaandoeningen waardoor de transportfunctie van de darm verstoord raakt. Dit functieverlies kan snel of langzaam ontstaan, tijdelijk zijn, reversibel zijn of progressief. Dit hoofdstuk gaat in op de definities, diagnostiek, behandeling en complicaties van intestinale insufficiëntie, intestinaal falen en het short bowel syndrome (kortedarmsyndroom; SBS). Deze aandoeningen vergen individuele en gespecialiseerde (voedings)behandeling, met als doel voldoende vertering en absorptiefunctie te behouden of deze te verbeteren.
Ad van Bodegraven, Nicolette Wierdsma
35. Parenterale voeding
Samenvatting
Intestinaal falen dat gedefinieerd wordt als verminderde intestinale absorptie van macro- en micronutriënten en/of vocht, waardoor intraveneuze suppletie nodig is, kan tijdelijk of permanent zijn en is een diagnose die in incidentie toeneemt. Dit is onder andere te verklaren door de toenemende vergrijzing en de toename in de prevalentie van atherosclerose en complexe chirurgie. Tegelijkertijd is intestinaal falen de minst voorkomende vorm van orgaanfalen in Europa. De behandeling met parenterale voeding (TPV) vergt een multidisciplinair team en een goede samenwerking tussen de eerste, tweede en derde lijn. Het doel van de behandeling met TPV is een adequate voedings- en vocht toestand te bewerkstelligen, met voldoende suppletie van macro- en micronutriënten en vocht. Dit hoofdstuk gaat over definities van intestinaal falen, en de samenstelling van en indicaties voor TPV en  wordt ingegaan op de complicaties van TPV als lijninfecties, TPV-geassocieerde leverziekten en osteoporose en het monitoren van patiënten met TPV.
Mireille Serlie, Gerard Dijkstra
36. Toegangswegen voor totaal parenterale voeding
Samenvatting
Dit hoofdstuk behandelt toegangswegen voor totale parenterale voeding (TPV) en complicaties die kunnen optreden. De keuze van de veneuze toegangsweg is mede afhankelijk van de termijn waarvoor TPV nodig is. Achtereenvolgens worden de PICC-lijn, het port-a-cath-systeem, al dan niet getunnelde lijnen en arterioveneuze fistels (shunts) besproken. Complicaties die kunnen optreden zijn katheterinfecties, kathetersepsis, katheterocclusie en veneuze trombose. Ook de preventie en behandeling hiervan wordt besproken. Protocollaire training van patiënten en zorgverleners in katheterzorg is cruciaal met het oog op het voorkomen van infecties en andere complicaties.
Geert Wanten
37. Organisatie van zorg rond totaal parenterale voeding
Samenvatting
Parenterale voeding (TPV) wordt vaak gestart in een ziekenhuis in situaties wanneer enterale voeding of vochtopname niet of onvoldoende is. De grootste groep patiënten heeft tijdelijk vocht of TPV nodig en wordt door het voedingsteam in de instelling samen met de specialistische thuisteams of verpleeghuisartsen begeleidt, totdat de TPV niet meer nodig is. Een kleinere groep is langdurig of permanent van TPV afhankelijk. Zowel in ziekenhuizen als in de thuissituatie zijn er specialistische voedingsteams voor TPV. Er zijn diverse samenwerkingsverbanden voor het delen van ervaringen en optimaliseren van de zorg. Dit hoofdstuk gaat in op de organisatie van de zorg rond parenterale voeding.
Gerard Dijkstra, Mireille Serlie
38. Suppletie van micronutriënten
Samenvatting
`Micronutriënt' is de verzamelterm die gebruikt wordt om individuele vitaminen, mineralen, essentiële aminozuren en essentiële vetzuren aan te duiden. Het vaststellen van een deficiëntie van een micronutriënt is niet eenvoudig. Methoden om de diagnose `deficiëntie' vast te stellen veranderen in de loop der tijd. Soms worden micronutriënten als medicijn ingezet, als geneesmiddel in een véél hogere dosering dan de aanbevolen hoeveelheid. Het doel van dit hoofdstuk is om behulpzaam te zijn in het denken over en begrijpen van noodzakelijke hoeveelheden van micronutriënten in de voeding. Het gaat tevens in op veilige inname van micronutriënten en geeft kritische overwegingen en een grove richtlijn ten aanzien van suppletie.
Abel Thijs, Esmee Beers-Vural
39. Refeedingsyndroom
Samenvatting
Het refeedingsyndroom wordt gedefinieerd als het geheel van veranderingen in metabole processen dat zich uit in verstoringen van de vocht- en elektrolytenbalans na het herintroduceren van voeding bij patiënten die acuut of chronisch ondervoed zijn geraakt. Het syndroom kan aanleiding geven tot ernstige complicaties met potentieel fatale gevolgen. Dit hoofdstuk gaat in op de epidemiologie, pathofysiologie, klinische symptomen, diagnostiek, behandeling en monitoring van refeeding.
Suzanne ten Dam, Arthur van Zanten
40. Interacties tussen voeding en medicatie
Samenvatting
De werking en de bijwerkingen van geneesmiddelen kunnen worden beïnvloed door voeding. Andersom wordt er vaak een verband, al dan niet causaal, gezien tussen geneesmiddelgebruik en de voedingstoestand. Directe interactie kan plaatsvinden op verschillende niveaus: farmaceutisch, farmacokinetisch of farmacodynamisch. Interactie met voeding is zeker bij nieuwe orale geneesmiddelen niet altijd goed onderzocht en lang niet altijd voorspelbaar. Patiënten en behandelaren dienen alert te zijn op interacties tussen voeding en geneesmiddelen. In dit hoofdstuk worden deze belangrijke interacties beschreven en toegelicht aan de hand van voorbeelden.
Marleen Kemper, Renger Witkamp
41. Voeding en chirurgie
Samenvatting
Kennis van de voedingstoestand en het postoperatief herstel van een patiënt is belangrijk voor het voorspellen van postoperatieve complicaties en het bevorderen van de meest optimale voedingstoestand door voedingsbehandeling. Voor patiënten met (een risico op) ondervoeding is het noodzakelijk om preoperatieve interventies toe te passen om de conditie en voedingstoestand van de patiënt te optimaliseren voorafgaand aan electieve chirurgie, zelfs als dit leidt tot uitstel van een (oncologische) operatie. Voeding dient postoperatief zo snel mogelijk opgestart te worden, waarbij zoveel mogelijk gekozen wordt voor orale toediening. Dit hoofdstuk beschrijft de rol van de voedingstoestand op het postoperatieve beloop, preoperatief screenen en behandelen, en overige aspecten van het voedingsbeleid rond chirurgie.
Kirsten van der Beek, Stefan Bouwense, Steven Olde Damink
42. Voeding en bariatrie
Samenvatting
Wereldwijd neemt het probleem van overgewicht nog steeds sterk toe. De ernst van overgewicht kan worden verdeeld in de categorieën overgewicht, obesitas en morbide obesitas. Tot op heden is er geen behandeling voor dit complexe probleem: obesitas kan niet worden genezen. De behandelingen die er wel zijn, zijn een hulpmiddel om de patiënt te helpen bij het afvallen. Het enige hulpmiddel dat op de langere termijn effect heeft, is bariatrische chirurgie. Dit hoofdstuk gaat in op de veranderingen in het metabolisme na bariatrie en de verschillende chirurgische ingrepen die beschikbaar zijn voor patiënten met (morbide) obesitas, en de voedingsadviezen en noodzakelijke supplementen die daarna gelden.
Jan Willem Greve
43. Voeding op de intensive care
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat in op de voeding van patiënten op de intensive care (IC) en welke problemen zich daarbij kunnen voordoen. Ernstige ziekte gaat namelijk gepaard met een complex van hormonale en metabole veranderingen - de metabole stressrespons. Deze reactie maakt het mogelijk om de kritieke fase van de ziekte door te komen. De intensiteit en duur van de stressrespons zijn van grote invloed op de voedingstoestand. Iedere patiënt die langer dan 48 uur op de IC opgenomen ligt, loopt een risico op het ontwikkelen van ziektegerelateerde ondervoeding. Aan bod komen het voeden in de verschillende metabole fasen, voedingsbehoefte, voedingswijzen en monitoring van het voedingsbeleid van IC-patiënten.
Ben van der Hoven, Patty Lakenman

Voeding en preventie

Voorwerk
44. Preventie en voeding
Samenvatting
De moderne geneeskunde uit de twintigste eeuw maakte, vooral door de ontdekking van virussen en bacteriën, korte metten met de humorenleer van Hippocrates en Galenus. Hoewel de leer van deze filosofen uit de oudheid is achterhaald, leidde deze wel tot zinvolle adviezen voor een gezonde levensstijl. Dit hoofdstuk bespreekt de populatiebenadering en de hoogrisicobenadering ten aanzien van de preventie van ziekte en de ethische aspecten die daarbij een rol spelen. Ook de impact van voeding in het licht van preventie wordt kort besproken. Voeding en preventie horen bij elkaar.
Jaap Seidell
45. Voeding in de eerste duizend dagen van het leven: het fundament van toekomstige gezondheid
Samenvatting
Dit hoofdstuk gaat over het belang van voeding in de eerste levensperiode. Gedurende de eerste duizend dagen wordt ieder mens gevormd door zijn of haar allervroegste omgeving, wat van fundamenteel belang is voor later. In geen enkele andere fase van het leven worden zoveel biologische mijlpalen bereikt als tijdens de eerste duizend dagen: de vanaf bevruchting tot de tweede verjaardag. Tijdens deze allesbepalende fase worden alle organen aangelegd, hecht het kind zich aan ouders of verzorgers, en wordt geleerd te eten, drinken, praten en lopen. Aan bod komen tevens de rol van epigenitica, het effect van voeding op de gezondheid in deze fase en het effect van een gezonde levensstijl nog voor de geboorte.
Tessa Roseboom
46. Depressie
Samenvatting
Depressie staat van alle ziekten wereldwijd op nummer vier wat betreft de ziektelast. Behandeling met medicatie of psychotherapie is niet altijd succesvol en ongeveer 30 % van de patiënten ervaart meerdere depressieve episoden gedurende het leven. Mede daarom is er de laatste jaren meer aandacht voor de mogelijkheden tot preventie van depressie. In dit hoofdstuk wordt de huidige stand van kennis omtrent primaire en secundaire preventie van depressie door voeding en voedingsgedrag behandeld.
Marjolein Visser, Ingeborg Brouwer
47. Metabool syndroom
Samenvatting
Het metabool syndroom bestaat uit een cluster van metabole en vasculaire risicofactoren. In de definiëring wordt meestal aangehouden dat minimaal drie van de volgende vijf componenten aanwezig moeten zijn: centrale obesitas, insulineresistentie, hypertensie, een lage plasma-HDL-cholesterolwaarde en een hoge plasmatriglyceridenwaarde. Het behalen of behouden van een gezond gewicht en een gezond voedingspatroon kan het gebruik van medicatie ter behandeling van de risicofactoren voorkomen of uitstellen. Dit hoofdstuk behandelt definities, prevalentie, risicofactoren, en preventie en behandeling van het metabool syndroom. Er wordt uitgebreid ingegaan op voedingsfactoren (macro- en micronutriënten en voedingspatronen) die extra aandacht vragen bij het metabool syndroom.
Trudy Voortman, Iris van Damme
48. Voeding en kanker
Samenvatting
Geschat wordt dat 30 tot 50 % van alle gevallen van kanker voorkomen kan worden door een gezonde leefstijl. Na de diagnose ‘kanker’ en tijdens de behandeling van kanker speelt voeding een belangrijke ondersteunende rol. Patiënten kunnen ernstig vermageren en in conditie achteruitgaan, maar ook ongewenste gewichtstoename komt bij kankerbehandeling voor. Dit hoofdstuk behandelt zowel de rol van voeding in de primaire preventie van kanker, als de verschillende soorten van slechte voedingstoestand die bij de diagnose kanker kunnen optreden en de daarbij behorende tijdige signalering en interdisciplinaire interventies.
José Breedveld-Peters, Kelly Silverio Alonso-Duin, Sandra Beijer
49. Voeding en het verouderingsproces
Samenvatting
Veroudering is het oplopen van schade aan cellen in het lichaam, wat een negatief effect heeft op de functie van organen en de kans op sterfte verhoogt. De stijging van de jaarlijkse sterftekans is een maat om veroudering te meten. Om gezond oud te worden is een gezonde leefstijl met een gematigd en gebalanceerde dieet voeding het belangrijkste. Dit hoofdstuk gaat in op het verouderingsproces en de rol van voeding daarbij, alsmede de voedingsbehoefte en lichaamssamenstelling bij ouderdom.
Paul van de Vijver, David van Bodegom

Voedingsonderzoek

Voorwerk
50. Voedingshypes
Samenvatting
Iedereen komt wel in aanraking met voedingshypes. Een strikte definitie van wat een voedingshype is, is er niet. Het kan omschreven worden als: ‘Iets wat, met name dankzij inspanningen van de media, bij een bepaald publiek als mode of sensatie fungeert.’ Een voedingshype is niet per definitie onzin, maar neigt daar in de praktijk wel vaak naar. Vaak is er een kern van ‘waarheid’, maar zijn zaken uit de context gehaald, die daardoor onjuist of ongenuanceerd worden. In dit hoofdstuk wordt besproken wat een voedingshype is, waaraan een voedingshype herkend kan worden en waarom mensen een voedingshype volgen. Dan volgen er enkele voorbeelden, waarvan er één uitgewerkt wordt, namelijk de theorie dat het nodig is om koolhydraten te schrappen om gewicht te verliezen.
Vera Wisse, Rob van Berkel
51. Belangen, bias en boodschap aan de patiënt
Samenvatting
Voedingsonderzoek is in verschillende opzichten anders dan geneesmiddelenonderzoek. Onderzoek naar voedingseffecten is complex en vaak moeilijk uitvoerbaar en daardoor extra gevoelig voor methodologische fouten. Daarnaast spelen er rond voedsel en voeding belangen die invloed kunnen hebben op het onderzoek, de interpretatie van de uitkomsten, de communicatie daarover en de meningen van experts, consumenten en patiënten. Dit hoofdstuk gaat in op deze belangen en de vertaalslag die zorgprofessionals moeten maken bij het overbrengen van wetenschappelijke bevindingen naar adviezen in de praktijk.
Peter Zock
52. Voedingsonderzoek
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt besproken wat de verschillen zijn tussen voedingsonderzoek en geneesmiddelenonderzoek, en wat de voors en tegens van verschillende onderzoeksontwerpen zijn. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen observationele studies, waarin de verbanden tussen voedingsinname en ziekte worden onderzocht, en interventiestudies, waarin het effect van inname van een voedingsstof, voedingsmiddel of voedingspatroon op een gezondheidsparameter wordt getoetst.
Nicole de Roos
Nawerk
Meer informatie
Titel
Leerboek voeding
Redacteuren
Maarten Soeters
Nicolette Wierdsma
Hinke Kruizenga
Gerd Bouma
Copyright
2023
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-2868-0
Print ISBN
978-90-368-2867-3
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2868-0