Skip to main content
Top

2016 | Fysiotherapie | hbo | Boek

Leerboek sportgeneeskunde

Redacteuren: Ron Diercks, Babette Pluim, Evert Verhagen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Sportgeneeskunde is het jongste medisch specialisme in Nederland. Het kenmerkende van sportgeneeskunde is dat het zich bezighoudt met het gehele continuüm van inspanning en beweging: van de behandeling en revalidatie van geblesseerden en het optimaliseren van de gezondheid van een groot deel van de bevolking, tot het optimaliseren van prestaties en preventie van letsels bij (top)sporters. Hierin werken sportartsen, fysiologen, psychologen, fysiotherapeuten, diëtisten, huisartsen en specialisten intensief samen.

Dit boek behandelt kennis uit verschillende deelgebieden. Op de eerste plaats wordt de basiskennis over inspanningsfysiologie en de biomechanica, trainingsleer en voeding behandeld en worden de essenties van de behandeling van acute en chronische sportletsels besproken. Dit wordt gevolgd door onderwerpen als sport ter verbetering van de gezondheid met multidisciplinaire revalidatietrajecten bij onder meer oncologische en cardiale aandoeningen.

Het Leerboek sportgeneeskunde bespreekt bijzondere ziektebeelden in de sportgeneeskunde en hun therapeutische en diagnostische interventies, zoals hoogte gerelateerde aandoeningen, duikgeneeskunde en de fysiologische gevolgen van hitte en koude. Tot slot komen de effecten en gevaren van prestatieverhogende middelen, het begeleiden van topsporters bij evenementen, en ethische aspecten van de sportgeneeskunde aan de orde. Deze onderwerpen worden door experts beschreven in vier delen:

  • Basisvakken Sport 
  • Bewegen en gezondheid 
  • Sportletsels en herstel 
  • Sportmedische begeleiding

Bij het boek hoort een website met casuïstiek en multiple choice vragen om de kennis en vaardigheden te toetsen.

Het Leerboek sportgeneeskunde is geschikt voor geneeskunde- en fysiotherapiestudenten en is daarnaast een praktisch naslagwerk voor arts-assistenten, huisartsen en studenten in HBO-sport opleidingen.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Cardiorespiratoire respons tijdens inspanning
Samenvatting
Inspanningsdiagnostiek bij patiënten of sporters heeft een toegevoegde waarde boven het analyseren van de verschillende fysiologische systemen afzonderlijk. Inspanningsdiagnostiek maakt het mogelijk om de geïntegreerde fysiologische respons van de pulmonale, cardiovasculaire, hematologische, neuromusculaire en musculoskeletale systemen te analyseren in rust, tijdens (maximale) lichamelijke inspanning en gedurende de herstelfase. Het non-invasieve en dynamische karakter van het meten van deze fysiologische systemen geeft de (sport)arts relevante en aanvullende (diagnostische of evaluatieve) informatie voor het fysiologisch redeneren en klinisch handelen.
Tim Takken, Erik Hulzebos
2. Training: balanceren tussen belasting, belastbaarheid en herstel
Samenvatting
Training is het planmatig oefenen om sportprestaties te verbeteren. Belasting, belastbaarheid en herstel van de sporter moeten daarbij goed op elkaar worden afgestemd. Trainingsprincipes zijn van belang om trainingsprogramma’s goed te kunnen vormgeven en op de individuele sporter af te stemmen. Ook psychosociale processen spelen een rol bij training. Slimme sensoren maken het steeds beter mogelijk om informatie te verzamelen tijdens wedstrijden, de dagelijkse trainingspraktijk en het dagelijks leven. Het monitoren van training is belangrijk om het trainingsproces beter te volgen en waar nodig bij te sturen om prestatietoename te optimaliseren en blessures, ziekte en overtraindheid te voorkomen.
Koen Lemmink, Wouter Frencken, Michel Brink
3. Voedingsleer, vochtbalans en supplementen
Samenvatting
Een goede voeding is een basisvoorwaarde voor training, prestatie en herstel. Energie-inname, macronutriënten (koolhydraten, eiwitten en vet), vocht en micronutriënten moeten afgestemd zijn op de specifieke behoeften van de sporter. Een te lage beschikbaarheid van energie kan aanleiding geven tot fysiologische verstoringen en de gezondheid van de sporter beïnvloeden. Koolhydraten zijn een belangrijke bron van energie. Afhankelijk van het type sport en het doel van de inspanning varieert de aanbevolen hoeveelheid tussen de 3–10 gram/kg/dag. Eiwitten zijn cruciaal voor herstel en adaptatie. Een inname van 1,2–1,8 gram/kg lichaamsgewicht wordt aanbevolen, verdeeld over 4–5 porties per dag van ~ 20 gram, bij elke hoofdmaaltijd en direct na de training. Vetten zijn een belangrijke brandstof, en diverse voedingsstrategieën kunnen de capaciteit om vetten te verbranden beïnvloeden. Aanbevelingen met betrekking tot de inname van vocht rondom inspanning om dehydratie te beperken en rehydratie te optimaliseren verschillen per situatie, afhankelijk van de duur/intensiteit van de inspanning en de omstandigheden, en per atleet. In het laatse deel van dit hoofdstuk wordt het gebruik van (extra) mineralen, vitaminen en ergogene supplementen besproken.
Marco Mensink
4. Sportbiomechanica
Samenvatting
Door het bepalen van de relatie tussen bewegingspatronen en krachten in het lichaam kan sportbiomechanica een belangrijke rol spelen in het verbeteren van prestaties en het voorkomen van blessures. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de drie wetten van Newton. Krachten worden in het lichaam geleverd door de spieren. Deze spieren genereren momenten rond gewrichten, waardoor bewegingen ontstaan. Door middel van inverse dynamica kunnen deze momenten worden berekend. Bij deze berekeningen wordt een aantal aannames gedaan, waardoor de berekende waarden een benadering zijn van de werkelijke waarden. Aan de hand van een voorbeeld, waarin twee hardlooptechnieken worden vergeleken, wordt dit verder toegelicht.
Henk van der Worp, Juha Hijmans
5. Epidemiologie en preventie van sportblessures
Samenvatting
Met het oog op de ontwikkeling en invoering van programma’s ter preventie van sportblessures moet epidemiologisch onderzoek worden gedaan naar de incidentie, de ernst en de etiologie van sportblessures. Ook het effect van preventieve maatregelen moet worden onderzocht in de juiste context. Dit hoofdstuk beschrijft enkele hedendaagse concepten met betrekking tot de epidemiologie en preventie van sportblessures. Naast blessures kunnen er ten gevolge van sport, zoals valt te lezen in andere hoofdstukken in dit boek, andere gezondheidsproblemen optreden. De onderzoeksmethodologie zoals die in dit hoofdstuk wordt belicht, kan ook worden gebruikt voor het kwantificeren en voorkomen van deze andere problemen. De interpretatie van de omvang van het sportblessureprobleem is sterk afhankelijk van de gehanteerde operationele definitie van sportblessure. Daarnaast is de uitkomst van epidemiologisch onderzoek naar sportblessures afhankelijk van de onderzoeksopzet, de representativiteit van de steekproef en of de juiste risicoblootstelling is meegenomen bij de berekening van de incidentie. De etiologie van sportblessures is multicausaal en dynamisch. Dit gegeven, alsmede de reeks gebeurtenissen die leidt tot een sportblessure, dient te worden verwerkt bij het bestuderen van de etiologie en preventie van sportblessures. Tot slot beschrijft dit hoofdstuk kort de determinanten van verschillende gedragingen (bijvoorbeeld sport en preventief gedrag) die in ogenschouw genomen moeten worden bij pogingen om sportblessures te voorkomen.
Evert Verhagen
6. Bewegen en de volksgezondheid
Samenvatting
Lichamelijke inactiviteit is gerelateerd aan het ontstaan van ziekten en vroegtijdig overlijden. Dit hoofdstuk beschrijft de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) alsook Europese en nationale aanbevelingen met betrekking tot lichamelijke activiteit. In het tweede deel van dit hoofdstuk worden strategieën besproken om mensen te helpen om aan de richtlijn voor dagelijkse lichamelijke activiteit te voldoen.
Willem van Mechelen, Hidde van der Ploeg, Simone de Vries
7. Diabetes en sportbeoefening
Samenvatting
Diabetes mellitus is een chronische aandoening waarbij er sprake is van een verstoring van de regulering van de bloedglucosewaarden. Er zijn twee hoofdtypen diabetes mellitus. Bij diabetes type 1 is er een absoluut tekort aan insuline, waarvoor insuline subcutaan moet worden toegediend. Door de verschillen in resorptie van de verscheidene soorten insuline en de gebruikte toedieningswijze zijn er grote variaties in bloedglucosewaarden te verwachten. Dit geldt ook bij sportbeoefening: de vorm, duur en intensiteit en de hoeveelheid genuttigde koolhydraten en de stress van de inspanning zijn allemaal factoren die invloed hebben op de bloedglucosewaarden. Ook de uitgangswaarde van de gemeten bloedglucose heeft invloed op de richting waarin de bloedglucose zich bij inspanning ontwikkelt. Hierdoor zullen onder andere aanpassingen in de insulinetoediening nodig zijn om verantwoord te sporten. In alle gevallen is het raadzaam frequent de bloedglucosewaarden te meten rond de sportieve inspanning.
Bij diabetes type 2 wordt vaak geen insuline gebruikt, en de orale antidiabetica veroorzaken minder vaak hypoglykemie. Sportbeoefening heeft vaak een gunstig effect op de bloedglucoseregulatie en vermindert de kans op cardiovasculaire diabetescomplicaties.
Leo Heere
8. Hartrevalidatie
Samenvatting
Hartrevalidatie is een multidisciplinaire behandeling, gericht op het verminderen van cardiale recidieven, het mortaliteitsrisico en het voorkomen van een verdere progressie van of invalidering door de reeds aanwezige hartziekte. In het traject van de hartrevalidatie onderscheidt men de preoperatieve fase (indien van toepassing), de klinische fase, de poliklinische fase en de nazorgfase, waarbij de beweegzorg zich voornamelijk concentreert op de poliklinische fase. De poliklinische revalidatiedoelen van een patiënt bepalen samen met de inspanningscapaciteit grotendeels de inhoud van het beweegprogramma. Trainingsvariabelen worden gebaseerd op de parameters afkomstig uit de maximale of symptoomgelimiteerde inspanningstest. Na de hartrevalidatie (nazorgfase) is het essentieel dat de patiënt lichamelijk actief blijft om het cardiovasculair risicoprofiel (blijvend) te verbeteren en dat er goede aansluiting is op bestaande secundaire preventieprogramma’s in de eerste lijn.
Retze Achttien, Tom Vromen, Hareld Kemps, Bart Staal, Tinus Jongert
9. Sport en de oncologische patiënt
Samenvatting
Lichamelijke activiteit en/of training tijdens en na de behandeling van kanker is veilig en haalbaar. Daarnaast tonen steeds meer studies gunstige effecten aan op de fysieke fitheid, vermoeidheid, angst, depressie, zelfvertrouwen, kwaliteit van leven en overleven. Er bestaan inmiddels evidence-based richtlijnen voor patiënten met kanker ten aanzien van lichamelijke activiteit en training, maar deze zijn op dit moment nog vrij algemeen. Om specifiekere richtlijnen (ten aanzien van type, frequentie, intensiteit, duur) op maat te ontwikkelen per kankersoort, voor iedere periode in het behandeltraject en voor specifieke behandeldoelen, is aanvullend onderzoek nodig. Dit onderzoek moet gericht zijn op klinische, persoonlijke, fysieke, psychosociale en interventiegerelateerde moderatoren van beweeg- en trainingsprogramma’s om meer inzicht te krijgen in welk programma het effectiefst is voor welke patiënt en onder welke omstandigheden. Daarnaast moet toekomstig onderzoek zich richten op de werkingsmechanismen van lichamelijke activiteit en training. Tot slot is meer onderzoek naar trainingseffecten bij zeldzame vormen van kanker nodig.
Laurien Buffart
10. Luchtwegproblemen bij (top)sporters
Samenvatting
Luchtwegklachten komen veel voor bij (top)sporters. De termen exercise-induced asthma (EIA) en exercise-induced bronchoconstriction (EIB) worden gebruikt om de daling in longfunctie te beschrijven die optreedt in aansluiting op hevige inspanning. Verondersteld wordt dat door de hevige inspanning die topsporters leveren, herhaaldelijk schade aan de luchtwegen wordt toegebracht. Dit leidt tot structurele veranderingen van het luchtwegslijmvlies en tot een verhoogde reactiviteit van de luchtwegen. Het vóórkomen hangt onder andere af van de leeftijd van de onderzochte populatie, de beoefende sport en de omstandigheden en duur van de beoefende sport. Klachten hebben een slechte voorspellende waarde bij het stellen van de diagnose bij topsporters. Daarom is het soms noodzakelijk meerdere diagnostische tests uit te voeren om de diagnose EIA/EIB te stellen. Behandeling is goed mogelijk en bestaat meestal uit luchtwegverwijders en corticosteroïden per inhalatie, al dan niet aangevuld met een antihistaminicum voor de neus.
Shelley Overbeek
11. Psychische klachten bij sporters
Samenvatting
Psychische klachten – zoals gevoelens van stress, angst, depressie en slaapproblemen – beschrijven een psychische en emotionele gesteldheid die het denken, voelen en handelen zodanig beïnvloedt dat men belemmerd wordt in belangrijke levensgebieden als leren, wonen, werken en sociale contacten. Het ontstaan van psychische klachten is meestal multifactorieel, waarbij de wisselwerking tussen biologische, psychologische en sociale factoren een complexe dynamiek vormt. Bij topsporters kunnen ook specifieke factoren tot psychische klachten leiden, evenals de ontwikkelingstransities die zij tijdens hun carrière moeten doorlopen. 17-45% van de Australische en Franse topsporters (teamsporten, contactsporten, racketsporten) rapporteerde psychische klachten (onder meer angst, depressie, slaapproblemen) te hebben gehad in de afgelopen periode (één week tot zes maanden). Onder professionele voetballers varieert de prevalentie van psychische klachten van 10–15 % voor stress en 23 % voor slaapverstoring tot 25–38 % voor angst/depressie. Ook onder voormalige topsporters komen psychische klachten vaak voor, variërend van ongeveer 20 % voor stress tot 29 % voor slaapproblemen en 35–40 % voor angst/depressie. Voor het diagnosticeren en behandelen van psychische klachten zijn verschillende (multidisciplinaire) richtlijnen beschikbaar.
Vincent Gouttebarge, Paul Wylleman
12. Artrose, sport en bewegen
Samenvatting
Artrose is een van de meest voorkomende aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat. Artrose is chronisch, progressief en aan veroudering gerelateerd. Pijn is de meest op de voorgrond staande klacht, naast gewrichtsstijfheid en bewegingsbeperkingen. In het kader van behandeling bestaan er in feite twee mogelijkheden: conservatieve behandeling (bijvoorbeeld voorlichting, pijnstilling, bewegen) of operatieve behandeling (artrodese, osteotomie en gewrichtsvervangende prothese). In beide gevallen is het belangrijkste doel het verminderen van pijn en verbeteren van functie. Bewegen speelt daarbij een belangrijke rol. Bewegen kan zowel een ongunstig als gunstig effect hebben op de ontwikkeling van artrose. Extreme belasting van gewrichten of sportletsel heeft een ongunstig effect. Bewegen als conservatieve behandeling, in het kader van prevalidatie (preoperatief oefenen) en postoperatieve revalidatie, kan een gunstig effect hebben.
Martin Stevens
13. Warmtehuishouding bij sporten
Samenvatting
Tijdens inspanning in hitte en kou staat de mens voor de uitdaging om warmteproductie en -afgifte in balans te houden. Als de warmteafgifte onvoldoende is, stijgt de lichaamstemperatuur en daarmee daalt de prestatie. Door adequate acclimatisatie aan hitte kan het lichaam zich goed aanpassen. Andere manieren om prestatieverlies in de hitte te reduceren zijn koeling en een betere verdeling van het vermogen tijdens de inspanning. Aan koude kan de mens zich nauwelijks fysiologisch aanpassen; we moeten daarom vooral gedragsmatig slimmer opereren. Meer kleding is een vereiste, maar het extra gewicht en de extra weerstand verslechteren de prestatie. De warmtebalans verschilt soms aanzienlijk tussen individuen, bijvoorbeeld door verschillen in zweetsecretie. Met eenvoudige meetmiddelen kan de balans worden bepaald en kunnen op het individu gerichte adviezen worden gegeven.
Hein Daanen, Koen Levels
14. Duikgeneeskunde
Samenvatting
Tijdens duiken is de druk in het lichaam gelijk aan de omgevingsdruk, welke toeneemt met de diepte. De toegenomen partiële stikstofdruk leidt tot stikstofnarcose en een opname van stikstof in bloed en weefsels. Decompressieziekte ontstaat indien de opstijging relatief te snel gaat in verhouding tot de hoeveelheid stikstof in de weefsels. Er ontstaan dan te veel en te grote bellen in bloed en weefsels. Een verhoogde partiële zuurstofdruk kan aanleiding geven tot pulmonale en neurologische zuurstoftoxiciteit. Tijdens stijgen en dalen leiden afgesloten luchthoudende holtes in het lichaam tot barotraumata. Longoverdrukletsel kan resulteren in een cerebrale arteriële gasembolie. Tijdens duiken neemt de diurese toe. Dehydratie verhoogt de kans op het krijgen van decompressieziekte. Bij duikongevallen geeft men altijd 100 % zuurstof en vocht. Het uitvoeren van een duikmedische keuring vergt specifieke expertise en ervaring.
Mattijn Buwalda
15. Hoogtegeneeskunde – fysiologie en pathofysiologie
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste fysiologische veranderingen besproken die optreden wanneer een persoon wordt blootgesteld aan hypoxie ten gevolge van een verblijf op hoogte. Dit zijn onder andere een toename van de ventilatie, een daling van de PCO2 en een toename van het Hb-gehalte. Wanneer deze aanpassingen niet goed verlopen of wanneer de toename in hoogte (hypoxie) te snel gaat, kunnen er hoogtegerelateerde problemen ontstaan. Drie belangrijke vormen zijn acute mountain sickness (AMS), high altitude cerebral edema (HACE) en high altitude pulmonary edema (HAPE). AMS wordt vastgesteld aan de hand van de Lake Louise AMS-score en bestaat uit vijf symptomen die worden gescoord op aanwezigheid en ernst. Een score van ≥ 3 staat voor AMS. HACE is een encefalopathie met hersenoedeem en een toename van de intracraniële druk. HAPE is een vorm van hydrostatisch longoedeem op basis van een overdreven toename van de pulmonale vaatweerstand in bepaalde gebieden (hypoxische pulmonale vasoconstrictie) en daarmee de pulmonale bloeddruk. HACE en HAPE zijn ernstige ziektebeelden waaraan mensen kunnen overlijden.
Remco Berendsen
16. Acuut sportletsel
Samenvatting
Acuut letsel van het bewegingsapparaat komt veel voor bij sporters: het betreft meer dan tweederde van het totaal aantal sportblessures. Iedere musculoskeletale structuur kan hierbij aangedaan zijn, vaak is er sprake van gecombineerd letsel. Uitvragen van het traumamechanisme is belangrijk om een inschatting te kunnen maken van de locatie en omvang van het letsel. Gericht lichamelijk onderzoek en waar nodig beeldvorming helpen bij het stellen van de diagnose. Behandeling is merendeels conservatief en bestaat vaak uit een periode van rust, gevolgd door functionele revalidatie. Operatief herstel is in sommige gevallen aangewezen. Betrokken structuur, leeftijd, werk en (beroeps)matige sportactiviteit dienen in deze afweging meegenomen te worden. Recidivering van het bewuste letsel kan soms voorkomen worden door (aanhoudende) oefentherapie en hulpmiddelen, zoals een brace.
Frank Loeffen, Gino Kerkhoffs
17. Sportletsels bij het onvolgroeide skelet
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de sportletsels in het bewegingsapparaat van het groeiend kind besproken. Het groeiend skelet reageert anders op overbelasting dan het volwassen skelet, en bij elke vorm van training en belasting moet rekening gehouden worden met het stadium van de ontwikkeling en de gevolgen bij verdere groei. Op basis van weefselstructuur en anatomische locatie komen veelvoorkomende letsels aan bod. We bespreken wat typische overbelastingsblessures zijn voor kinderen. Het belang van stagering op basis van anamnese, de stappen tot het vaststellen van de diagnose en mogelijke differentiaaldiagnoses waaraan gedacht kan worden, en de specifieke behandelingen komen aan bod. Ook kijken we naar verschillende risicofactoren voor deze blessures, waarop primair of secundair ingegrepen kan worden. Het hoofdstuk wordt afgesloten met algemene basisprincipes van de behandeling en preventie van overbelastingsblessures van het sportende kind.
Hans de Vries, Hans Zwerver
18. Overbelastingsblessures
Samenvatting
Overbelastingsblessures komen frequent voor in de sport. Ze ontstaan meestal geleidelijk door een opeenstapeling van microbeschadigingen waarbij diverse intrinsieke en extrinsieke risicofactoren een rol spelen. Verschillende musculoskeletale structuren kunnen zijn aangedaan. Klinisch worden ze gekenmerkt door geleidelijk progressieve (belastingsafhankelijke) pijn en verminderde functie. Aanpassen van de specifiek provocerende belasting, bijsturen van andere risicofactoren en verbeteren van de belastbaarheid dragen bij aan herstel.
Hans Zwerver
19. Sportrevalidatie
Samenvatting
Sporten is gezond, maar de keerzijde is het risico op een sportblessure. Een geblesseerde sporter zal altijd op een zo snel mogelijk (en op verantwoorde) wijze willen terugkeren naar zijn sportactiviteiten en recidieven willen voorkomen. De taak van de sportfysiotherapeut is het sturen, begeleiden en adviseren van het sportrevalidatietraject, al dan niet in samenwerking met de trainer, coach, (sport)arts en chirurg. Betrokkenheid, heldere informatieverstrekking over de blessure en duidelijke afspraken over het revalidatietraject zijn belangrijk voor het herstel. Naast fysieke factoren spelen er psychosociale factoren een rol in de mate van herstel na een blessure. Een sportrevalidatietraject kenmerkt zich door een bepaling van het begin- en eindniveau, de juiste oefenstof, evalueren en op de juiste momenten anticiperen door een stap terug te doen, het huidige trainingsniveau te handhaven of juist een stap voorwaarts te maken. Door gefaseerde sportrevalidatie toe te passen wordt de kans op recidief letsel kleiner.
Michel Edelaar, Leon Meijer
20. Return to play
Samenvatting
Het doel van de behandeling van een geblesseerde sporter is een veilige en succesvolle terugkeer naar de sport. In het Return-to-Play-(RTP-)beslissingsmodel van Creighton is de RTP-beslissing opgebouwd uit drie stappen: de evaluatie van de gezondheidstatus, bestaande uit medische factoren; de evaluatie van het participatierisico, bestaande uit sportgebonden factoren; en modificerende factoren die een rol spelen bij de RTP-beslissing. Bij de evaluatie van de gezondheidsstatus dient er niet alleen aandacht te zijn voor fysieke gereedheid, maar ook voor psychologische gereedheid. In het model zijn daarom ook psychosociale factoren opgenomen. Angst om opnieuw geblesseerd te raken is een van de psychosociale factoren die een belangrijke rol spelen bij RTP. Om tot een afgewogen RTP-beslissing te komen is inzicht in alle drie stappen van het model noodzakelijk. Gezien de complexiteit van de RTP-beslissing zou deze idealiter een gezamenlijke beslissing van verschillende betrokken partijen moeten zijn.
Inge van den Akker-Scheek
21. Preventief sportmedisch onderzoek
Samenvatting
Preventief sportmedisch onderzoek (PSMO), in de volksmond sportkeuring genoemd, zou gericht moeten zijn op enerzijds blessurepreventie en anderzijds het inschatten van het cardiovasculaire risico. Ook wordt dit onderzoek uitgevoerd om mensen, al of niet na een ziekte, een gericht advies te kunnen geven om hun fitheid en gezondheid te verbeteren.
Een PSMO (pre-participation evaluation) wordt door een aantal sportorganisaties verplicht gesteld. Er zijn echter nog weinig concrete richtlijnen voor de inhoud van de keuring en de diverse criteria voor geschiktheid. Bij een aantal sportbonden neemt de keuringsfrequentie en de inhoud van de sportkeuring toe naarmate de sporter ouder wordt. Extra aandacht krijgen dan met name de cardiovasculaire risicofactoren en overige verouderingsprocessen van het steun- en bewegingsapparaat.
Bij de sportmedische instellingen (SMI) in Nederland zijn er vier verschillende vormen van sportmedisch onderzoek mogelijk, die verschillend qua uitgebreidheid en de vraagstelling. Intensieve wedstrijdsporters komen in aanmerking voor screening volgens het Lausanne-protocol. Sporters van oudere leeftijd komen in aanmerking voor screening volgens het Leuven-protocol. Een digitale sportkeuring, evenals de keuringswijzer en de cardiovasculaire vragenlijst, is te vinden op http://​www.​sportzorg.​nl.
Ed Hendriks
22. Sportmedische begeleiding en topsportgeneeskunde
Samenvatting
Al sinds het ontstaan van de Olympische Spelen, ver voor de start van onze jaartelling, bestaat er medische zorg voor sporters. De medische zorg voor topsporters is de laatste decennia steeds verder geprofessionaliseerd, wat heeft geleid tot een nieuw soort richting binnen de geneeskunde: topsportgeneeskunde. Om topsportgeneeskunde nog effectiever te benutten is veelvuldig contact tussen de topsportarts en de topsporter gewenst. De laatste jaren wordt in Nederland met name hieraan hard gewerkt. Ook voor topsportgeneeskunde geldt: Fortius Altius Citius.
Maarten Moen
23. Overtraindheid: diagnose, behandeling en vroegtijdige indicatoren
Samenvatting
Overtraindheid wordt gekenmerkt door achteruitgang in prestatie in combinatie met vermoeidheidsklachten, andere eet- en slaappatronen, concentratieproblemen en depressieve gevoelens. Veel sporters krijgen met overtraindheid te maken, zowel in duursporten als in teamsporten, op internationaal niveau en ook op amateurniveau. Verondersteld wordt dat naast training ook psychosociale belasting en herstel een rol spelen bij het ontstaan van overtraindheid. Adequate behandeling is helaas nog niet voorhanden en dit onderstreept het belang van preventie. Het zorgvuldig monitoren van belasting, herstel en belastbaarheid van individuele sporters geeft vooralsnog het meeste perspectief.
Michel Brink, Koen Lemmink
24. Gehandicaptensport
Samenvatting
Voor mensen met een lichamelijke handicap is bewegen en sportbeoefening van groot belang, met voordelen op psychologisch, sociaal en lichamelijk gebied. Niet alleen is bewegen en sport van belang als hobby en als middel om welvaartziekten te voorkomen, ook kan het een belangrijke pijler zijn bij herstel en revalidatie.
Als mensen met een lichamelijke handicap aan sport willen deelnemen, blijkt het maken van een sportkeuze vaak lastiger dan voor een valide sporter. Rekening houdend met een aantal variabelen kan echter wel voorzien worden in een goed sport- en beweegadvies.
Net als bij de valide sporter, is er bij de sporter met een lichamelijke handicap ook het risico van het optreden van sportletsels. Deze specifieke letsels zijn vaak gerelateerd aan overbelasting, maar ook worden veelvuldig letsels gezien die samenhangen met hulpmiddelgebruik, zoals rolstoel of prothese.
Topsport zoals beoefend door mensen met een lichamelijke handicap kent vele overeenkomsten met de topsport zoals die wordt beoefend door de valide atleten. Specifieke aandachtsgebieden zijn echter de Paralympische Spelen, de specifieke sportmedische begeleiding, classificatie en specifieke vormen van doping. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk nader toegelicht.
Rienk Dekker, Peter van Leeuwen
25. Doping
Samenvatting
Bij doping in de sport gaat het om twee belangrijke typen sporters: ten eerste de georganiseerde top- of wedstrijdsporter en ten tweede de fitnesser. De eerste trekt de meeste aandacht van de media, maar de kans is groter om het tweede type sporter in de praktijk tegen te komen. Sporters in de georganiseerde sport vallen onder de mondiale dopingregels van het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA). Vooral de top wordt op doping gecontroleerd via urine- en bloedmonsters. In Nederland wordt in de topsport jaarlijks in nog geen 1 % van de gevallen een aangifte gedaan van een dopingovertreding. Uit recent onderzoek blijkt dat ruim 4 % van de topsporters bewust doping heeft gebruikt in zijn of haar carrière. Het dopinggebruik bij fitness is problematischer. Ruim 8 % heeft ooit een of meerdere middelen gebruikt. Deze groep is vele malen groter dan de groep topsporters en de manier van gebruik leidt tot ernstigere gezondheidsrisico’s.
Bart Coumans, Olivier de Hon
26. Ethiek in de sportgeneeskunde
Samenvatting
Uitgangspunten in de geneeskunde, zoals het bevorderen van de gezondheid, verminderen van het lijden en voorkomen van schade aan de gezondheid, kunnen conflicteren met het streven naar sportieve winst. Dit leidt tot een spanningsveld tussen de plicht van de arts om bij te dragen aan de gezondheid van de sporter enerzijds en de autonomie van de sporter anderzijds. Morele dilemma’s in de sportgeneeskunde kunnen ook voortvloeien uit de relatie tussen de arts en de sporter, waarin privacy en vertrouwelijkheid niet altijd vanzelfsprekend zijn. Een ander moreel uitgangspunt dat in de sportgeneeskunde onder druk staat, is het principe van rechtvaardigheid. Onder invloed van ‘return to play pressure’ vindt gemakkelijk overdiagnostiek plaats en worden soms niet-bewezen effectieve behandelingen ingezet. Uitbreiding van het sportgeneeskundig werkveld van een primair therapeutische naar een prestatiebevorderende discipline zal nieuwe morele dilemma’s opwerpen die vragen om systematische ethische reflectie. Een stappenplan kan behulpzaam zijn bij het nemen van een afgewogen beslissing bij een ethisch dilemma. Het stapsgewijs doorlopen van het proces van formuleren van de morele vraag en van de verschillende handelingsopties, gevolgd door weging van de argumenten voor deze handelingsopties, kan leiden tot een afgewogen beslissing en professionalisering van het sportmedisch handelen.
Esther Schoots, Ivo van Hilvoorde
Nawerk
Meer informatie
Titel
Leerboek sportgeneeskunde
Redacteuren
Ron Diercks
Babette Pluim
Evert Verhagen
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-1099-9
Print ISBN
978-90-368-1098-2
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1099-9