Skip to main content
Top

2018 | Boek

Pedagogische adviezen voor speciale kinderen

Een praktisch handboek voor professionele opvoeders, begeleiders en leerkrachten

Auteurs: Drs. Trix van Lieshout, Ron van Deth

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit boek is ontstaan vanuit vragen uit het werkveld om concrete, praktische adviezen voor de begeleiding van kinderen en jongeren met extra ondersteuningsbehoeften. Deze adviezen worden hierin uitvoerig besproken. De nadruk ligt op oplossingsgericht werken: mét jongeren zoeken naar wat al wél goed gaat, wat zij nog nodig hebben en wat voor hen goed werkt.

Door zijn eenduidige structuur is het boek zowel een naslagwerk als een praktisch handboek. Bij alle probleemgebieden komen het beeld, de oorzaken, behandelingen, prognose en concrete handelingssuggesties aan de orde.

Deze geheel herziene derde druk maakt gebruik van het nieuwe DSM-5 classificatiesysteem, waarbij wij ook de nadelen van etiketteren bespreken. Alle hoofdstukken zijn geactualiseerd.

Het boek is geschreven voor (aankomend) orthopedagogen, psychologen, leerkrachten, intern begeleiders, (vak)docenten, zorgcoördinatoren, maatschappelijk werkers, kinder- en jeugdartsen en voor opleidingen in Hoger Beroepsonderwijs en Universiteit.

Trix van Lieshout was als orthopedagoog en gezondheidszorgpsycholoog ruim 35 jaar werkzaam in het Voortgezet (Speciaal) Onderwijs. Zij schreef eerder Druk, druk, druk. Praktische tips voor de opvoeding van kinderen met ADHD. Momenteel geeft ze lezingen over pedagogisch vakmanschap. Website: www.trixvanlieshout.nl

Ron van Deth is psycholoog en publicist, verbonden aan het Europees Instituut voor Educatie in Driebergen. Hij was jarenlang docent in verschillende vormen van onderwijs en eindredacteur van PsychoPraktijk. Eerder schreef hij onder andere Psychiatrie: van diagnose tot behandeling en Inleiding in de psychopathologie.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Theorie

Voorwerk
1. Inleiding
Samenvatting
In dit boek ligt de grootste nadruk op de handelings-/oplossingsgerichte aanpak: hoe kun je met de mogelijkheden en beperkingen van dit kind in deze specifieke situatie zijn functioneren optimaliseren? De theorie in de drie hoofdstukken van deel I, staat ten dienste van de praktijk in deel II. Besproken wordt het onderscheid tussen gedragsproblemen en psychische stoornissen, waarbij de DSM-5 een cruciale rol speelt. Het onderwijs wil echter juist ontzorgen: minder focussen op allerlei problemen die eenmaal gelabeld, aangepakt en behandeld moeten worden. Met de invoering van passend onderwijs wordt bij voorkeur gesproken van onderwijs- en ondersteuningsbehoeften bij het kind en handelingsverlegenheid bij de leerkracht. Behalve aandacht voor de kindfactoren, met name ook voor zijn krachten en talenten, ligt daarbij de nadruk op omgevingsvariabelen, zoals het ondersteunen en versterken van leerkrachten in hun primaire lestaak en opvoedend handelen. Hieraan kan dit boek door zijn psycho-educatieve functie een waardevolle bijdrage leveren.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
2. Theorieën over behandeling
Samenvatting
Naast psycho-educatie worden vijf hoofdstromingen onderscheiden: de inzichtgevende/psychodynamische, cognitief-gedragstherapeutische, experiëntiële/ervaringsgerichte, systeemtheoretische en neurobiologische benadering. De cognitief-gedragstherapeutische benadering is inmiddels toonaangevend en op onderdelen goed toepasbaar in het onderwijs. Met het oog op doelmatige en effectieve zorg wordt aan empirische onderbouwing (evidence-based) van interventies grote waarde gehecht. Vanwege een tekort aan eigen structurerend, probleemoplossend vermogen vragen (gedrags)problemen bij jongeren altijd een algemene basisaanpak van ‘structuur bieden’, zodat hun wereld veiliger, overzichtelijker en beter voorspelbaar wordt. Ook moet bij elke problematiek gezocht worden naar positieve mogelijkheden, talenten van de jongere, die ter compensatie aangewend kunnen worden. Behalve problemen bij het kind zelf of in de thuissituatie kan ook de aanpak op school problemen in stand houden, versterken of juist verminderen. Naast een adequate pedagogisch-didactische benadering is de onderlinge afstemming met het kind, zijn ouders, het (school)team en de eventuele hulpverlening essentieel.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
3. Pedagogisch vakmanschap
Samenvatting
Het meest essentiële voor een optimale ontwikkeling is de relatie: jongeren moeten zich gezien, gehoord, gekend en (h)erkend voelen. Daarbij moet je als begeleider sensitief zijn en jongeren serieus nemen, maar ook proactief en oplossingsgericht kunnen handelen. In dat kader behoren tot het pedagogisch vakmanschap onder andere het realiseren van: (a) een positieve grondhouding met respectvolle omgangsvormen, een bereidheid om achter het gedrag van jongeren te kijken, consequente correcties, goed voorbeeldgedrag en een stimulerende, uitdagende omgeving; (b) goed groeps-/klassenmanagement met heldere, gestructureerde lessen en gevarieerde, gepersonaliseerde werkvormen, belangrijk voor de ontwikkeling van intrinsieke motivatie; (c) een vertrouwensband met de jongere op basis van goede communicatie, onvoorwaardelijke acceptatie en bevestiging van de jongere in diens behoeften, procesgerichte feedback en duidelijke grenzen; (d) een veilige, prettige school met erkenning aan de inzet van alle betrokkenen, een sfeer van ‘willen leren van elkaar’, goede contacten met ouders en hulpverleningsinstanties.
Trix van Lieshout, Ron van Deth

Praktijk

Voorwerk
4. Angst
Samenvatting
Angststoornissen behoren ook bij jeugdigen tot de meest voorkomende psychische aandoeningen. Ze gaan gepaard met problemen in denken (laag zelfbeeld), doen (terugtrekken) en voelen (onzekerheid). Tot de angststoornissen behoren de gegeneraliseerde-angststoornis, de separatieangststoornis, de sociale-angststoornis, de specifieke fobie, de paniekstoornis en selectief mutisme. Deze stoornissen zijn het gevolg van een interactie tussen genetische, biologische, psychologische, familiale, leer- en omgevingsprocessen. Behandeling is essentieel om te voorkomen dat de problemen chronisch worden. Een verantwoorde aanpak bestaat vooral uit psycho-educatie, psychologische interventies (met name cognitieve gedragstherapie), psychosociale methoden (sociale-vaardigheidstraining) en begeleide zelfhulp. Belangrijk als pedagogisch advies is geleidelijke blootstelling aan de angstige situatie (‘exposure’), waardoor de vermijding ervan aangepakt wordt. Andere pedagogische adviezen bij angstige jongeren zijn: neem de angst serieus en toon er begrip voor; geef veel positieve bevestiging, beloon het gewenste gedrag en creëer succeservaringen; laat experimenteren met nieuw, niet-angstig gedrag en probeer vermijdingsgedrag te voorkomen; leer copingvaardigheden aan zoals in gedachten ‘proefhandelen’.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
5. Faalangst
Samenvatting
Faalangst is een specifieke, taakgebonden vorm van angst. Het bestaat uit cognitieve, fysieke en gedragsmatige reacties op een situatie waarin een prestatie geleverd moet worden en iemand zich beoordeeld voelt. Kinderen met negatieve faalangst stellen zichzelf irreële, te hoge of te lage eisen en hebben vooral angst voor de gepercipieerde gevolgen van het falen, waardoor ze onderpresteren. Faalangst is geen karaktertrek of persoonlijkheidskenmerk, maar het resultaat van een aantal aangeleerde (denk)stappen. Oorzakelijke factoren zijn onder andere de aard van de taak, negatieve schoolervaringen en te veel of juist te weinig bescherming, naast kindfactoren zoals een negatief zelfbeeld. Kern van de begeleiding is dat het kind weer een positief beeld van zichzelf opbouwt en meer zelfvertrouwen krijgt. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: zorg voor een goed veilig pedagogisch klimaat met procesgerichte feedback en succeservaringen en voorkom vermijdingsgedrag; bied gerichte ondersteuning bij het leerproces.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
6. Posttraumatische-stressstoornis (PTSS)
Samenvatting
Na een schokkende ervaring herstellen de meeste kinderen binnen enkele maanden. Bij een minderheid kan een posttraumatische-stressstoornis (PTSS) ontstaan met symptomen als herbelevingen, vermijdingsreacties, veranderde cognities/stemming en arousal/reactiviteit. Specifieke aandacht wordt gegeven aan problemen bij gecompliceerde rouw en bij vluchtelingenkinderen. PTSS is het resultaat van een complexe interactie tussen de biologische, psychologische kenmerken van het kind (zijn neurobiologische gevoeligheid en copingvaardigheden, zoals veerkracht, attributiestijl en hulp kunnen vragen) en sociale factoren, zoals het gezinsfunctioneren en steun uit de omgeving. Traumagerichte cognitieve gedragstherapie en EMDR behoren ook bij jeugdigen tot de best onderzochte, effectieve vormen van behandeling. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: ga na of praktische hulp nodig is en probeer die dan te bieden; wees aanwezig en geef aandacht, steun en troost, met name ook nog na verloop van tijd, maar probeer ook het gewone (school)leven weer op te pakken; wees uit zelfbescherming alert op al te veel betrokkenheid bij traumaproblematiek.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
7. Depressieve gevoelens
Samenvatting
Een depressie is een internaliserende stoornis, waarbij het functioneren in affectief, motivationeel en lichamelijk opzicht terneergedrukt en geremd is. Een deel heeft steeds terugkerende gedachten aan de dood, suïcidale gedachten en/of doet suïcidepogingen. Depressie kan zich ook gemaskeerd tonen in prikkelbaarheid, boosheid en drift. Depressies bij kinderen en adolescenten worden veroorzaakt door een samenspel van biologische, psychische, cognitieve, sociaal-emotionele en omgevingsfactoren. Niet altijd is professionele hulp direct nodig, maar volstaan ‘watchful waiting’ en steun bieden. De behandeling bestaat uit individuele begeleiding van het kind (met name cognitieve gedragstherapie of interpersoonlijke therapie), gezinsinterventies en/of oudertraining. Vooral vanwege bijwerkingen en onbekende langetermijneffecten hebben antidepressiva niet de voorkeur. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: activeer, stimuleer en bevorder een regelmatig leefpatroon met dagelijks – eventueel parttime – schoolbezoek; bied ruimte om te praten, breng eventuele suïcidale gedachten ter sprake en verstrik je daarbij niet in geheimhoudingsafspraken; verwijs bij ernstige klachten naar de professionele hulpverlening.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
8. Hechtingsstoornissen
Samenvatting
De reactieve hechtingsstoornis wordt gekenmerkt door geremd, teruggetrokken gedrag tegenover volwassen verzorgers. Bij de ontremd-sociaalcontactstoornis staan impulsiviteit en sociaal-ontremd gedrag op de voorgrond. Soms krijgen deze kinderen ten onrechte de diagnose ADHD, ODD of ASS. Gehechtheid is primair een relatiekenmerk: de opvoeding van en omgang met de opvoeder bepalen de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie met het kind. Die relatie is cruciaal voor een goede sociaal-emotionele ontwikkeling. Uitgesproken ontoereikende zorg die kinderen onvoldoende veiligheid en geborgenheid biedt, lijkt dan ook de belangrijkste oorzaak van hechtingsproblematiek. Een warme, extreem gestructureerde en consequente aanpak is essentieel voor deze kinderen. Kortdurende interventies die gericht zijn op sensitief opvoedingsgedrag met inzet van videofeedback blijken het effectiefst. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: interpreteer zijn negatief, geremd, afwijzend, agressief, controlerend gedrag als overlevingsstrategie; bied een voorspelbare, gestructureerde omgeving; begrens grensoverschrijdend gedrag; houd afstand vanuit betrokkenheid; zorg dat je als begeleider zelf ook steun en (video)feedback krijgt.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
9. Aandachtsdeficiëntiestoornissen met en zonder hyperactiviteit (AD(H)D)
Samenvatting
Kinderen met een aandachtsdeficiëntiestoornis met en zonder hyperactiviteit of AD(H)D hebben aandachts- en concentratieproblemen en/of zijn impulsief en overbeweeglijk. Wanneer alleen aandachtsproblemen het beeld bepalen, wordt de term ADD gebruikt. ADD wordt niet altijd onderkend, omdat de omgeving daar minder last van heeft. AD(H)D is in de DSM-5 een neurobiologische ontwikkelingsstoornis: erfelijke factoren en neurobiologische disfuncties (verstoorde executieve functies) spelen een dominante rol. Afhankelijk van de mate van structurering zijn er minder of meer gedragsproblemen. Anderzijds zijn het ook vaak pittige, energieke, creatieve kinderen. De problematiek vraagt een permanente voorstructurerende begeleiding en multimodale behandeling, zoals psycho-educatie, contingente gedragstherapie, cognitieve gedragstherapie en ouder- en leerkrachtbegeleiding. Medicatie is alleen bij ernstige ADHD en in combinatie met andere vormen van behandeling aangewezen. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: kies voor een meersporenbeleid gericht op de jongere, ouders en leerkracht; bied prikkelende, uitdagende taken aan; geef regelmatig tussentijdse instructie en feedback; houd correcties kort en zakelijk, kap discussies af.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
10. Oppositionele, normoverschrijdende en agressieve gedragsstoornissen
Samenvatting
De oppositionele-opstandige stoornis of Oppositional Defiant Disorder (ODD) en de normoverschrijdend-gedragsstoornis of Conduct Disorder (CD) kenmerken zich door oppositioneel, agressief en/of antisociaal gedrag. De combinatie kind- en omgevingsfactoren verklaart ook hier veel van de gedragsproblematiek. Elementen in een multimodale behandeling zijn: preventieve activiteiten op school en thuis, zoals ze aan het werk houden, verveling voorkomen en consequent opvoeden; versterking van de opvoedingsvaardigheden van ouders; cognitieve gedragstherapie en vaardigheidstrainingen met het kind; systeem- en gezinstherapie. Ook komt aan de orde wat niet werkt bij deze moeilijke doelgroep. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: blijf de positieve kanten van de jongere zien; beschouw de problemen als vaardigheidstekorten; zorg voor consequente structuur en voorspelbaarheid, blijf kalm; benoem en beloon gewenst gedrag en begrens ongewenst gedrag; zorg voor voldoende controle en toezicht; stel de jongere verantwoordelijk voor zijn gedrag; leer hem op een sociaal acceptabelere wijze indruk te maken, via sport, muziek, toneel; verhoog zijn gedrags- en zelfcontrole.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
11. Autismespectrumstoornis (ASS)
Samenvatting
Autismespectrumstoornis of ASS wordt gekenmerkt door ernstige problemen met de sociale interactie en (non-)verbale communicatie en beperkt repetitief gedrag. Kenmerkend is onder andere een grote moeite met veranderingen, waardoor stress en angst ontstaan. Vanwege de aanzienlijke variatie in het beeld wordt het begrip spectrum gebruikt. Het syndroom van Asperger, PDD-NOS, MCDD en NLD zijn niet (meer) in de DSM-5 opgenomen, maar worden hier wel besproken. ASS is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, waarbij de oorzaak vooral in de aanleg ligt. Het is een chronische stoornis: voor vroege, intensieve gedragsinterventies bestaat de meeste empirische ondersteuning tezamen met psycho-educatie aan ouders en school. Daarbij staat het bieden van structuur, voorspelbaarheid, herhaling en aandacht voor de generalisatie van geleerd gedrag centraal. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: zorg voor regelmaat, structuur, veiligheid en acceptatie in een emotioneel neutrale relatie; houd rekening met een andere, trage informatieverwerking; vermijd figuurlijke taal of dubbele bodems; oefen expliciet sociaal gedrag.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
12. Borderline-persoonlijkheidsstoornis
Samenvatting
De borderline-persoonlijkheidsstoornis (BPS) of emotieregulatiestoornis wordt gekenmerkt door opvallende impulsiviteit en instabiliteit in zelfbeeld, stemming en relaties. Alles is voor patiënten zwart-wit, ze zijn erg ambivalent en er is sprake van een gebrekkige identiteitsontwikkeling. Daarnaast komen zelfbeschadiging en suïcidaal gedrag bij veel adolescenten met BPS voor. Ter verklaring wordt een biopsychosociaal model gehanteerd: de biologische variatie is een belangrijke determinant, maar psychologische en sociale invloeden, zoals vroege hechtingsproblematiek en afwijzingservaringen, versterken de problematiek. Schematherapie, overdrachtsgerichte therapie, mentaliseren-bevorderende therapie en vooral dialectische gedragstherapie behoren tot de effectiefste behandelvormen. Belangrijke pedagogische adviezen zijn: stem goed af met de hulpverlening, collega’s en ouders om uitspelen te voorkomen; bereid je voor op onvoorspelbaar gedrag en crisissituaties; begrens impulsief gedrag; leer de jongere anders omgaan met boosheid en afwijzing, laat hem zien dat mensen goede en foute kanten hebben (realiteitsconfrontatie); leer hem relativeren; versterk zijn identiteitsgevoel door steeds te vragen wat zíjn doelen zijn.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
13. Extra digitaal materiaal
Samenvatting
Bij dit boek hoort ook een aparte website: extras.​springer.​com. Typ daar het isbn-nummer van het boek: 978-90-368-1994-7. U vindt dan de volgende digitale documenten.
Trix van Lieshout, Ron van Deth
Nawerk
Meer informatie
Titel
Pedagogische adviezen voor speciale kinderen
Auteurs
Drs. Trix van Lieshout
Ron van Deth
Copyright
2018
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-1995-4
Print ISBN
978-90-368-1994-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1995-4