Skip to main content
Top

2012 | mbo verpleegkundige/niveau 4 | Boek

Inleiding in de gezondheidszorg

Auteurs: Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Boekenserie : Basiswerk AG

insite
ZOEKEN

Inhoudsopgave

Voorwerk
1 Gezondheidszorg in een notendop
Samenvatting
Bij gezondheidsproblemen kan iemand terecht in de eerstelijnsgezondheidszorg: zorg dichtbij. Daar werken generalisten, mensen die breed zijn opgeleid: huisartsen, tandartsen en apothekers en hun assistenten, verloskundigen, fysiotherapeuten en thuiszorgmedewerkers.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
2 Huisartsenzorg
Samenvatting
De huisarts is een generalist. Hij heeft de rol van poortwachter in de zorg: alleen als het nodig is, verwijst hij een patiënt door. Daarmee voorkómt hij dat mensen onnodig in een duur medisch circuit terechtkomen, waaraan bovendien medische risico’s vastzitten. Ook houdt de huisarts overzicht over de medische geschiedenis en de zorg die de patiënt krijgt.
In huisartspraktijken werken behalve doktersassistenten vaak praktijkondersteuners en sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen. De doktersassistent en praktijkondersteuner hebben dikwijls een eigen spreekuur.
De huisarts biedt 7×24 uur zorg, buiten de kantooruren meestal via een huisartsenpost. Een speciaal opgeleide doktersassistent verzorgt hier de triage: zij bepaalt hoe snel een patiënt hulp nodig heeft en wie die hulp moet bieden (de huisarts of de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis).
Om de taak van de huisarts te verlichten nemen praktijkondersteuners, GGZ-verpleegkundigen en nurse practitioners sommige taken van hem over, zoals de begeleiding van chronisch zieken. Daardoor verbetert de kwaliteit van de zorg. Als de huisarts de eindverantwoordelijkheid houdt, heet dit taakdelegatie. Als de andere professional de eindverantwoordelijkheid heeft, heet dit taakherschikking.
Kwaliteitszorg staat hoog in het vaandel in de huisartsenzorg. Middelen om de kwaliteit in de huisartspraktijk te bevorderen zijn de NHG-standaarden, de NHG-triagewijzer en het elektronisch voorschrijfsysteem (EVS). Ook overleg zoals het farmacotherapeutisch overleg (FTO) tussen huisartsen en de apotheker draagt bij aan kwaliteit.
Vaak geven huisartsen en assistenten preventieadviezen tijdens of na een consult. Daarnaast voeren ze programmatische preventie uit zoals vaccinatie tegen influenza en vroege opsporing van baarmoederhalskanker door het maken van uitstrijkjes.
De kosten voor de huisarts worden vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
3 Mondzorg in de eerste lijn
Samenvatting
In de mondzorg spelen tandartsen, mondhygiënisten en tandartsassistenten een rol. Mensen kunnen zonder verwijzing naar de tandarts. De tandarts doet controles en voert preventieve taken uit. Daarnaast doet hij curatieve behandelingen.
Tandartsassistenten assisteren bij de behandeling, maar ook voeren ze zelfstandig een aantal tandheelkundige handelingen uit. Mondhygiënisten bieden zelfstandig preventieve zorg en behandelingen.
Er wordt verwacht dat de vraag naar mondzorg zal toenemen, doordat mensen ouder worden en doordat steeds meer mensen tot op hoge leeftijd hun eigen gebit hebben. Dat heeft tot gevolg dat tandartsen vaker te maken zullen krijgen met mensen met beperkingen die thuis wonen of in een verpleeg- of verzorgingshuis.
Alleen voor kinderen tot achttien jaar wordt tandheelkundige zorg vanuit de basisverzekering vergoed.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
4 Apotheken en zorg voor geneesmiddelen
Samenvatting
Openbare apotheken (in de wijk) verstrekken geneesmiddelen op recept en hulpmiddelen. Er werken een apotheker en meestal meerdere apothekersassistenten, soms ook farmakundigen en farmaceutisch consulenten. De apotheker is verantwoordelijk voor de farmaceutische patiëntenzorg (FPZ). Apothekersassistenten bereiden geneesmiddelen en zorgen voor het uitreiken van geneesmiddelen aan de patiënt. Daarbij geven ze voorlichting. Een belangrijke taak van het apotheekteam is medicatiebegeleiding en medicatiebewaking.
Geneesmiddelen die onder een merknaam worden verkocht heten specialités. Middelen die onder de naam van de werkzame stof worden verkocht heten generieke middelen.
Artsen, tandartsen en verloskundigen zijn bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven.
In principe bepalen ze zelf welk geneesmiddel ze kiezen. Beroepsgroepen hebben echter vaak standaarden opgesteld, waarin generieke middelen als voorkeursgeneesmiddel worden genoemd. Ook zijn er dikwijls regionale afspraken. Die staan soms in een boekje (regionaal formularium).
De uitgaven aan geneesmiddelen nemen toe. Overheid en zorgverzekeraars stimuleren artsen om zinnig en zuinig voor te schrijven en bij voorkeur generieke middelen voor te schrijven.
Werkprocessen in de apotheek zijn zo ingericht dat de veiligheid van de patiënt het beste gegarandeerd is, maar overdracht van de patiënt van huis naar ziekenhuis en omgekeerd is een kwetsbare schakel. Daar komen de meeste fouten voor.
De apotheker werkt met huisartsen samen in het farmacotherapeutisch overleg (FTO).
Geneesmiddelen op recept worden meestal geheel of gedeeltelijk vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering. Zorgverzekeraars mogen bepalen welk geneesmiddel uit een groep ze vergoeden (preferentiebeleid).
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
5 Andere zorgverleners in de eerste lijn
Samenvatting
Paramedici behandelen zelfstandig patiënten. Vanaf 2012 is voor paramedische hulp geen verwijzing nodig, dat geldt voor alle paramedische hulp.
De meeste paramedische zorg valt niet onder de basiszorgverzekering. Alleen mensen met bepaalde chronische aandoeningen krijgen (een deel van) de behandeling vergoed.
Verloskundigen begeleiden vrouwen tijdens hun zwangerschap, de bevalling en het kraambed. Er is geen verwijzing nodig. Kraamverzorgenden bieden ondersteuning van moeder en kind, tijdens de bevalling en in de kraamperiode. Verloskundige zorg en kraamzorg (het basispakket) vallen onder de basiszorgverzekering.
Veel mensen hebben een kortere of langere periode in hun leven last van psychische problemen. En velen van hen hebben hulp nodig. Voor het algemeen maatschappelijk werk of een gezondheidszorgpsycholoog is geen verwijzing van de (huis)arts nodig. De kosten van de huisarts vallen onder de basiszorgverzekering. Het maatschappelijk werk is gratis voor de cliënt.
Het zijn vooral ouderen en chronisch zieken die hulp krijgen van de thuiszorg. Alleen met zorg aan huis kunnen ze zo zelfstandig mogelijk thuis blijven wonen. Persoonlijke verzorging en verpleging worden uitgevoerd door verzorgenden en verpleegkundigen van thuiszorgorganisaties.
In een intakegesprek bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt de indicatie voor thuiszorg gesteld: welke hulp en hoeveel hulp nodig is. De kosten van verzorging en verpleging vallen onder de AWBZ, maar voor iedereen geldt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
6 Zorg door de patiënt zelf en zijn omgeving
Samenvatting
Als mensen ziek zijn of klachten hebben, proberen ze daar meestal eerst zelf iets aan te doen (zelfzorg). Soms helpen anderen als iemand erg ziek is of door beperkingen sommige dingen niet zelf kan (mantelzorg). Zelfzorg en mantelzorg heten ook wel informele zorg. Tegenover informele zorg staat formele zorg: zorg die door professionals wordt gegeven.
Assistenten geven vaak zelfzorgadviezen of reiken informatie uit om zelfzorg te bevorderen.
Er werken veel vrijwilligers in de gezondheidszorg. Daarnaast zijn er patiënten- en cliëntenorganisaties van ‘lotgenoten’, mensen met een bepaalde ziekte of handicap. Elkaar steunen is vaak een van de doelen, naast informatie geven en belangenbehartiging. Op landelijk niveau is er een vereniging die de belangen van alle patiënten en cliënten vertegenwoordigt: de Nederlandse Patiënten en Consumenten Federatie (NPCF).
Tot slot is er MEE, een organisatie ter ondersteuning van chronisch zieken en mensen met beperkingen.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
7 Complementaire en alternatieve zorg
Samenvatting
Er zijn heel veel complementaire en alternatieve behandelmethoden. De meeste van deze geneeswijzen gaan ervan uit dat ziekte ontstaat door een verstoring van de energiestroom. Het is een andere zienswijze dan de wetenschappelijke, verstandelijke manier in de reguliere geneeskunde. Sommige alternatieve genezers zijn ook regulier opgeleid tot arts of verpleegkundige.
Veel mensen gaan naar een alternatieve of complementaire behandelaar als ze chronische klachten hebben die met de behandeling van de huisarts of specialist niet overgaan. De gedachte dat een alternatieve behandeling minder schadelijk is, vinden ze heel belangrijk. Ook spreekt het veel mensen aan dat de alternatieve genezer meer naar de samenhang kijkt tussen persoon, klacht, leefsituatie en leefpatroon. Overigens vertellen lang niet alle patiënten aan hun huisarts, specialist of apotheker dat ze ook naar een alternatieve genezer gaan.
De beroepsgroep alternatieve genezers is niet als groep in de Wet BIG beschreven. In de praktijk betekent dit dat iedereen mag zeggen dat hij kruidendeskundige, homeopaat of acupuncturist is. Als een alternatieve genezer lid is van zijn beroepsvereniging, weet je in elk geval wel dat hij aan de eisen van de beroepsvereniging voldoet.
Meestal moet de patiënt het consult en de medicijnen zelf betalen.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
8 Ziekenhuizen
Samenvatting
In ziekenhuizen gaat het om medisch-specialistische zorg en om verpleging tijdens een ziekenhuisopname. De meeste patiënten zijn door hun huisarts of tandarts verwezen naar een medisch specialist in het ziekenhuis. De verwijzer vermeldt waarvoor hij verwijst: bijvoorbeeld alleen onderzoek en diagnose; of voor onderzoek en behandeling.
Er zijn verschillende soorten ziekenhuizen, elk met een eigen functie, zoals algemene, categorale en academische ziekenhuizen. Medisch specialisten zijn meestal, net als het andere personeel, in dienst van het ziekenhuis. Een klein deel is zelfstandig ondernemer. Medische specialismen worden verdeeld in snijdend en niet-snijdend.
Verreweg de meeste patiënten met een verwijzing naar het ziekenhuis gaan naar de polikliniek. Meestal kunnen zij een ziekenhuis en specialist zelf kiezen. Soms heeft de zorgverzekeraar gekozen om te werken met voorkeursziekenhuizen. Als de patiënt een polis voor zorg-in-natura heeft en hij kiest voor een ander ziekenhuis, hoeft de zorgverzekeraar niet alle kosten te betalen. Ook al is iemand naar een bepaalde specialist verwezen, bijvoorbeeld de cardioloog, het komt vaak voor dat er een andere specialist in consult wordt geroepen. Bij complexe problematiek heeft een patiënt vaak met meerdere (mede)behandelaars te maken.
Steeds meer ziekenhuizen passen de organisatie aan, zodat deze meer patiëntgericht is, bijvoorbeeld door alle onderzoeken en het diagnosegesprek op één dag te plannen. Of er wordt gewerkt met een hartfalenpoli, diabetespoli, mammapoli.
Een multidisciplinaire richtlijn, een klinisch zorgpad of een gezamenlijk spreekuur zijn voorbeelden van afstemming van de zorg en samenwerking. Er komen steeds meer verbeterprojecten om de zorg meer patiëntgericht te maken.
Soms verblijft een patiënt op de afdeling Dagbehandeling. Alleen als 24 uur per dag observatie, intensieve behandeling en verpleegkundige zorg nodig zijn, wordt de patiënt opgenomen.
Werkdruk en een tekort aan artsen worden aangepakt door taken te herschikken: andere beroepsgroepen nemen taken over. Zo ontstaan nieuwe functies, zoals nurse practitioner en physician assistant.
De ziekenhuisapotheek is een belangrijk onderdeel van een ziekenhuis. Er werken verschillende disciplines. Er is het laatste decennium meer aandacht voor patiëntveiligheid en medicatieveiligheid, ook in ziekenhuizen.
Ziekenhuizen betalen de medicijnen die ze verstrekken uit het totale budget dat ze krijgen. Sinds 2006 krijgen ziekenhuizen 80 procent van de kosten van dure geneesmiddelen vergoed, als het tenminste een geregistreerd middel is.
Zorgverleners die na elkaar zorg geven aan een patiënt, vormen samen een keten. De zorg die ze samen geven, na elkaar, heet ketenzorg of ook wel transmurale zorg. Zorgverleners in ziekenhuizen zijn een van de schakels van de keten. De overheid stimuleert projecten om per regio de ketenzorg te verbeteren.
Kwaliteit wordt bevorderd door met protocollen te werken. Ook vinden er verbeterprojecten plaats in ziekenhuizen. Ziekenhuizen zijn verplicht een aantal gegevens over de kwaliteit van hun zorg bekend te maken. Iedereen kan die gegevens op internet bekijken.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
9 Samenwerking tussen eerste en tweede lijn
Samenvatting
Zorgverleners uit de eerste lijn en tweede lijn werken op verschillende terreinen met elkaar samen. Huisartsen kunnen specialisten consulteren als ze een advies willen hebben. Consultatie kan soms ook per e-mail. In enkele regio’s bestaat bovendien de mogelijkheid om op afstand foto’s van huidafwijkingen voor te leggen aan de dermatoloog (teledermatologie).
Er zijn lokale afspraken, maar ook landelijke afspraken over de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn. Ook zijn er richtlijnen voor de ketenzorg.
Om de overdracht uit het ziekenhuis naar huis beter te laten verlopen zijn er transmurale centra opgezet of wordt het ontslag begeleid door een transferverpleegkundige.
Op farmacotherapeutisch gebied leggen ziekenhuizen en huisartsen afspraken over de geneesmiddelkeuze vast in een regionaal formularium. Ook wordt er gewerkt aan een elektronisch patiëntendossier (EPD) of elektronisch medisch dossier (EMD), waar zowel specialisten als huisartsen in kunnen kijken. Op een aantal plaatsen bestaat dat al.
Gezamenlijke scholing bevordert een goede verstandhouding en een prettige samenwerking.
Ook in de farmaceutische patiëntenzorg kun je spreken van een keten: de farmacoketenzorg. Die kan worden verbeterd door een farmacotherapeutisch transmuraal overleg (FTTO): afspraken tussen openbare apotheken en de ziekenhuisapotheek.
Bij acute, ernstige problemen kunnen mensen terecht op de Spoedeisende Hulp (SEH) van een ziekenhuis. Voor vervoer van mensen met acute of ernstige gezondheidsproblemen heeft elke regio een ambulancevoorziening, met onder andere een centrale post ambulancevervoer.
Elke regio heeft afspraken gemaakt hoe de spoedeisende hulp wordt georganiseerd. Er zijn vooral goede afspraken nodig als de centrale huisartsenpost (CHP) in of vlakbij het ziekenhuis is.
Palliatieve zorg is zorg in de laatste periode van het leven, gericht op kwaliteit van leven. Omdat continuïteit zo belangrijk is, moeten alle zorgverleners hun zorg op elkaar afstemmen.
Palliatieve sedatie is nog niet zo lang erkend als behandelmogelijkheid in de terminale fase. Palliatieve sedatie houdt in dat de patiënt door medicatie in slaap wordt gebracht en niets meer bewust meemaakt. De KNMG heeft een richtlijn opgesteld voor palliatieve sedatie.
Euthanasie heet officieel ‘levensbeëindiging op verzoek’. Euthanasie is niet iets wat je als patiënt kunt eisen. In de wet is geregeld onder welke voorwaarden euthanasie mag worden toegepast.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
10 Tweedelijns mondzorg
Samenvatting
Er zijn twee erkende specialismen in de mondzorg: de arts voor mondziekten en kaakchirurgie en de orthodontist. Daarnaast zijn er tandartsen die zich hebben bekwaamd op een deelgebied, zoals een implantoloog of parodontoloog, een tandarts voor gehandicapten en een angsttandarts.
Zowel de erkende specialisten als de niet-erkende specialisten kunnen in een ziekenhuis werken, in een tandartspraktijk of een centrum voor bijzondere tandheelkunde. Voor behandeling is verwijzing nodig.
Wie niet voldoende door een (gewone) tandarts kan worden geholpen, zoals mensen met bewegingsstoornissen, een ernstige verstandelijke handicap of een extreme angst voor de tandarts, kan terecht in centra voor bijzondere tandheelkunde (CBT).
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
11 Andere tweedelijns voorzieningen
Samenvatting
Mensen die te veel zorg nodig hebben om zelfstandig of met wat hulp thuis te wonen, komen in aanmerking voor verblijf in een verzorgingshuis (met beperkte zorg) of een verpleeghuis (met verzorging en verpleging). Mensen in het verpleeghuis hebben niet meer hun eigen huisarts, tandarts of apotheek, maar in een verzorgingshuis kan dat anders zijn geregeld. De mondzorg in het verpleeghuis en verzorgingshuis is lang niet altijd ideaal en ook de farmaceutische zorg in verzorgingshuizen is niet overal goed geregeld.
Grote instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en instellingen voor verstandelijk gehandicapten hebben meestal een eigen medische dienst en een eigen apotheek voor hun bewoners. De meeste mensen met een psychiatrische stoornis of een verstandelijke beperking wonen zelfstandig of begeleid en gaan naar een tandarts in de eerste lijn.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
12 Preventie en gezondheidsbevordering
Samenvatting
Met preventie wil je voorkómen dat een ziekte en/of beperking ontstaat. Echt voorkómen dat een ziekte ontstaat heet primaire preventie; een voorbeeld is vaccinatie. Maar ook het aanpakken van risicofactoren voordat mensen er ziek door worden behoort tot primaire preventie.
Vroege opsporing van ziekten wordt screening genoemd. Dat is secundaire preventie: de ziekte is namelijk al in het beginstadium aanwezig. Een nadeel van screening is schijnzekerheid. Bovendien geven tests nooit 100 procent juiste uitslagen. Soms toont screening niet een ziekte aan, maar alleen een verhoogd risico, zoals de triple test in het bloed vroeg in de zwangerschap.
Door tertiaire preventie kun je voorkómen dat de ziekte verergert of dat er complicaties optreden. Quaternaire preventie is voorkómen dat mensen afhankelijk worden van zorg.
Preventie kan meestal niet zonder voorlichting. In de meeste gevallen moeten mensen namelijk zelf iets doen om ziekte te voorkómen.
De GGD (Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst) heeft als voornaamste taken preventie en bevorderen van de gezondheid van mensen in de gemeente(n). De GGD biedt meestal ongevraagd zorg aan. Taken van de GGD zijn onder andere: jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, gezondheidsbevordering en gezondheidsvoorlichting en coördinatie van screening.
Sommige infectieziekten moet de arts die de diagnose vermoedt of stelt melden bij de GGD. De GGD kan dan bron- en contactonderzoek doen.
De jeugdgezondheidszorg is er voor kinderen van 0 tot en met 18 jaar. De GGD (afdeling JGZ) is samen met de consultatiebureaus verantwoordelijk voor de jeugdzorg. De jeugdgezondheidszorg bewaakt en bevordert de gezondheid van kinderen door een periodiek gezondheidsonderzoek, vaccinatie, vroegtijdige opsporing van gezondheidsproblemen en gezondheidsrisico’s en voorlichting aan kinderen en ouders, leerkrachten en klassen. Als er een afwijking wordt gevonden of als er signalen zijn dat het niet goed gaat met een kind, is verwijzing nodig naar deskundige hulp. Er wordt gewerkt aan een elektronisch kinddossier (EKD).
Arbodiensten of diensten voor bedrijfsgezondheidszorg doen aan preventie van gezondheidsproblemen door het werk, preventie van ziekteverzuim en begeleiding bij re-integratie.
Aan preventie wordt veel minder uitgegeven in de gezondheidszorg dan aan cure en care, namelijk 2-4 procent van het totaal.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
13 Patiëntenrechten
Samenvatting
De rechten van de patiënt staan in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Veel werkafspraken en procedures in de praktijk zijn zo gemaakt dat ze voldoen aan de wettelijke eisen.
Een patiënt heeft recht op zorg. Dat is een fundamenteel recht. Maar de zorgverlener bepaalt wat er nodig is, op grond van zijn kennis en ervaring. Goede zorg is dus niet per se doen wat de patiënt vraagt. Dat vraagt soms heel wat stuurmanskunst.
Tussen de patiënt en de zorgverlener is er een behandelovereenkomst. Daar zitten voor allebei rechten en plichten aan vast. Voor elk onderzoek en elke behandeling moet de patiënt toestemming hebben gegeven. En toestemming telt pas als de patiënt goed op de hoogte is gebracht van de aard van het onderzoek of de behandeling, het doel en de mogelijke gevaren (informed consent). Daarom moet de zorgverlener de patiënt relevante informatie geven op een begrijpelijke manier en nagaan of de patiënt de informatie heeft begrepen. Een patiënt mag behandeling weigeren. Hij mag ook besluiten dat hij bepaalde dingen niet wil weten.
Voor minderjarigen zijn de WGBO-regels aangepast.
In elke praktijk zijn er afspraken over welke uitslagen en informatie de assistent wel of niet zelf mag doorgeven.
De zorgverlener is verplicht gegevens vast te leggen in een dossier. Die plicht staat in de WGBO. De zorgverlener moet er met zijn medewerkers voor zorgen dat alleen mensen die de informatie nodig hebben er toegang toe hebben. In principe mag de zorgverlener de gegevens van een patiënt alleen aan medebehandelaars doorgeven.
Het dossier is van de patiënt. Dat wil zeggen: de gegevens zijn van de patiënt. Als de patiënt naar een andere zorgverlener gaat, wordt de informatie op verzoek naar de nieuwe zorgverlener gestuurd.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
14 Zorgen voor kwaliteit
Samenvatting
Kwaliteit van een product of dienst houdt in dat het voldoet aan verwachtingen of eisen. Er zijn voor allerlei materialen, producten en diensten normen opgesteld. Bij zorg denk je aan veilige en goede zorg, maar ook de manier van zorgverlening, het proces, is belangrijk.
Huisartsen, apothekers en tandartsen hebben als beroepsgroep een opvatting over wat zij goede zorg vinden. Bijvoorbeeld zorg die aan de standaarden van de beroepsgroep voldoet. De Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector helpt zorginstellingen om hun kwaliteit te beoordelen.
Om kwaliteit te bevorderen wordt gewerkt met werkafspraken, protocollen, richtlijnen en standaarden. Kwaliteit kan worden verbeterd door te werken volgens de kwaliteitscyclus, met de vier stappen: plan, do, check en act.
Behalve de hulpmiddelen die de beroepsgroepen hebben opgesteld, zijn er wetten die over de kwaliteit van de zorg gaan.
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) stelt eisen aan de kwaliteit van zorgverleners. De Wet BIG geldt voor iedereen die zorg verleent, alleen de eisen zijn preciezer omschreven voor beroepsgroepen die grotere verantwoordelijkheden hebben, omdat ze meer risico’s kunnen opleveren. Voorbeelden zijn: artsen, apothekers, fysiotherapeuten.
Het vakgebied en de titel van de beroepen die in de wet worden genoemd zijn beschermd (titelbescherming). Je mag je dus niet zomaar arts, apotheker of apothekersassistent noemen. Het beroep tandartsassistent en doktersassistent staat niet in de Wet BIG. Deze titels zijn dus niet wettelijk beschermd.
In de Wet BIG staan regels voor het mogen uitvoeren van risicovolle handelingen, de zogeheten voorbehouden handelingen.
Assistenten zijn niet zelfstandig bevoegd om voorbehouden handelingen uit te voeren. Zij moeten daarvoor de opdracht van een arts of apotheker krijgen. Als zij bekwaam zijn (voldoende kennis hebben en voldoende vaardig zijn), mogen zij de opdracht aannemen en de handeling uitvoeren. Als ze bekwaam zijn, en de dokter of apotheker weet dat ook, dan zijn ze bevoegd om de handeling uit te voeren. Wel moet de arts of apotheker toezicht kunnen houden.
In de Wet BIG staat dat beroepsgroepen zoals artsen en apothekers wettelijk verplicht zijn om een tuchtcommissie in te stellen. De beroepsgroepen van assisterenden hebben geen wettelijk verplicht tuchtrecht.
Volgens de Kwaliteitswet zorginstellingen is de instelling, zoals een meermanspraktijk of ziekenhuis, verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die de instelling biedt. De patiënt hoeft niet zelf uit te zoeken wie een fout heeft gemaakt of onvoldoende zorg heeft geleverd.
De Geneesmiddelenwet bevat regels voor:
  • toelating van geneesmiddelen in Nederland en registratie;
  • voorschrijven van geneesmiddelen via internet;
  • levering van geneesmiddelen: wie mag welke geneesmiddelen leveren;
  • verplicht melden van ernstige bijwerkingen; deze verplichting geldt voor artsen en apothekers.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
15 Als het (bijna) fout gaat
Samenvatting
Het is de kunst om het werk zo in te richten en handelingen zo in te slijpen, dat de kans op fouten het kleinst is. Daarom zijn er protocollen, werkinstructies, (na)scholingen.
Instellingen zoals ziekenhuizen hebben vaak een MIP-commissie (commissie meldingen incidenten patiëntenzorg) die fouten registreert en analyseert. Zo kunnen oorzaken worden opgespoord. Instellingen en praktijken zijn verplicht om fouten die ernstige gevolgen hebben (calamiteiten) en gevallen van seksueel misbruik te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
De eerste stap bij klachten over de zorgverlener of zorgverlening is een gesprek over de klacht met de zorgverlener. Een gesprek waarin de zorgverlener laat merken dat hij goed luistert, is vaak voldoende. De patiënt voelt zich gehoord en begrepen. Als een gesprek onvoldoende helpt, kan de patiënt zijn klacht indienen bij de klachtenfunctionaris van de instelling of praktijk. Voor ondersteuning kan de patiënt terecht bij regionale Informatie- en Klachtenbureaus Gezondheidszorg. De meeste klachten kan de klachtenfunctionaris naar tevredenheid afhandelen. Dan hoeft het niet zover te komen dat de patiënt een officiële klacht indient bij de klachtencommissie, de tuchtcommissie of bij een rechtbank.
Een tweede stap is het indienen van een formele klacht bij de klachtencommissie. Elke instelling of praktijk heeft zo’n klachtencommissie. Veel beroepsgroepen, zoals de NHG en de KNMP, hebben een klachtenregeling opgesteld voor hun leden.
De patiënt kan een klacht over een individuele (huis)arts of apotheker ook indienen bij de tuchtcommissie van de betreffende beroepsgroep. Meestal wil de patiënt bereiken dat andere patiënten niet hetzelfde overkomt. Tuchtrechtspraak is een middel voor beroepsbeoefenaren om elkaar onderling op de vingers te tikken.
Als de patiënt een schadevergoeding wil, kan hij een klacht indienen bij de civiele rechtbank. Als een patiënt vindt dat een zorgverlener strafbare feiten heeft gepleegd, kan hij aangifte doen bij de politie.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
16 Gezond blijven op het werk
Samenvatting
Werk kan belastend of gevaarlijk zijn. Het is daarom belangrijk ervoor te zorgen dat mensen worden beschermd tegen schadelijke invloeden op het werk. Zowel personeel als werkgevers hebben belang bij veilige en gezonde werkomstandigheden.
De Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) verplicht werkgevers om voor goede werkomstandigheden te zorgen. Ze moeten hun werknemers beschermen tegen dingen die schadelijk zijn voor hun gezondheid, zoals fysieke belasting, straling en gevaarlijke stoffen. De tweede plicht die werkgevers op grond van de Arbowet hebben is verzuimbegeleiding. Ook moeten ze een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E of RIE) uitvoeren. De derde plicht van werkgevers is het aanstellen van een preventiemedewerker. Elke praktijk, instelling of bedrijf met vijftien of meer medewerkers moet een preventiemedewerker op de werkvloer hebben.
Behalve wetten zijn er ook afspraken of convenanten, richtlijnen, protocollen en werkinstructies om de gezondheid van werknemers te beschermen.
De overheid heeft regels opgesteld voor het gebruik van stralingsbronnen in het Besluit stralingsbescherming, zoals regels voor vergunningen en de plicht om beschermende maatregelen te nemen.
Om mensen te beschermen die werken met gevaarlijke stoffen, zijn er waarschuwingssymbolen op etiketten en lijsten met informatie over de stoffen ontwikkeld. Bovendien moet de werkgever beschermende maatregelen nemen. Ook voor het verwijderen van (gevaarlijk) afval gelden bepaalde regels.
Voor infectiepreventie heeft de Werkgroep Infectie Preventie (WIP) richtlijnen ontwikkeld.
Steeds meer bedrijven en instellingen doen mee aan projecten om de gezondheid van hun werknemers te bevorderen.
Een arbodienst helpt bij het gezond houden van werknemers en begeleiden van werknemers bij gezondheidsproblemen. Grote instellingen hebben vaak een eigen arbodienst. Kleinere instellingen, zoals een apotheek, huisarts- of tandartspraktijk, schakelen daarvoor een externe arbodienst in. Preventie is de belangrijkste taak van een arbodienst. Als iemand langer dan zes weken ziek is, moet de bedrijfsarts een plan van aanpak voor werkhervatting opstellen. Dat staat in de Wet poortwachter.
Toezicht op veilig werken wordt uitgeoefend door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Arbeidsinspectie en de Milieu-inspectie.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
17 Financiering van het zorgstelsel
Samenvatting
Voor de curatieve zorg moeten mensen een zorgverzekering afsluiten bij een zorgverzekeraar. Zij betalen daarvoor een premie. Dat staat in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De overheid bepaalt wat er in het basispakket zit. Onder andere de kosten van de huisarts, medisch specialist, ziekenhuisopname, medicijnen, kortdurende opname, kortdurende psychologische hulp (met eigen bijdrage), verpleging en verzorging (beperkt), geneesmiddelen en hulpmiddelen (beperkt). De behandelkosten voor de tandarts voor volwassenen zitten niet in het basispakket.
Iedereen moet zich verzekeren. Dat staat in de wet. Er staat ook in de wet dat verzekeraars verplicht zijn om iedereen te accepteren. Voor het basispakket betaal je een premie. Die premie bestaat uit twee stukken. Een deel wordt door de zorgverzekeraar vastgesteld. Daarnaast wordt er via de werkgever of uitkeringsinstantie een bedrag ingehouden voor de zorgverzekering. Mensen die een groot deel van hun inkomen moeten betalen aan de zorgpremie, krijgen een zorgtoeslag via de belasting.
De zorgverzekeraar levert in natura of betaalt je rekening. Als de zorgverzekeraar de zorg ‘in natura’ levert, krijg je geen rekening thuis. De verzekeraar levert jou de zorg. Daarnaast is er de restitutievariant. Je krijgt de rekening thuis en betaalt die. De rekening stuur je door naar de verzekeraar en die betaalt je terug (restitutie).
Bij je zorgverzekeraar kun je je ook voor meer zorg verzekeren via een aanvullend pakket.
Voor de kosten voor langdurige zorg (care), zoals langdurig verblijf in een zorginstelling, is een ander systeem ontworpen. De betaling van deze kosten is geregeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Iedereen betaalt daaraan mee via de ‘premie volksverzekering’.
Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) stelt vast op welke zorg je recht hebt: welke zorg, hoeveel zorg en hoelang. De indicatie bepaalt niet wie de zorg gaat leveren. In de toekomst gaan waarschijnlijk huisartsen en wijkverpleegkundigen de indicatie voor zorg stellen. Als je een indicatie hebt voor veel uren AWBZ-zorg, kun je via een persoonsgebonden budget (pgb) zelf je zorgverleners regelen.
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is bedoeld om mensen in staat te stellen te participeren in de maatschappij. De wet regelt voorwaarden, voorzieningen en hulp om te kunnen meedoen in de maatschappij. De gemeenten moeten ervoor zorgen dat de inwoners kúnnen meedoen.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
18 Wat doet de overheid: gezondheidszorgbeleid
Samenvatting
De kosten van de gezondheidszorg zijn flink toegenomen en nemen nog steeds toe. De regering wil de kosten op een verantwoorde manier in de hand houden. Eén belangrijke manier om kosten in de hand te houden is het werken met een budget. Daar zitten ook nadelen aan, zoals wachtlijsten die ontstaan als het budget op is.
De overheid heeft veel maatregelen genomen om de uitgaven aan geneesmiddelen in de hand te houden, zoals alleen het goedkoopste middel vergoeden van een groep middelen met ongeveer dezelfde werking (GVS, Geneesmiddelen Vergoedingen Systeem) en een (maximum)prijs vaststellen voor geneesmiddelen. Daarnaast worden er afspraken gemaakt (convenanten) tussen de overheid, apothekers en fabrikanten.
De overheid heeft in de afgelopen vijftig jaar nieuwe wetten en regels opgesteld om het zorgaanbod onder controle te krijgen (stelselherziening). Uiteindelijk is het hele stelsel onder handen genomen, om voldoende grip op de zorg te krijgen. Belangrijke elementen van het stelsel zijn:
  • behandelen in de eerste lijn als dat kan, in de tweede lijn als dat nodig is;
  • splitsing cure en care;
  • meer vraagsturing nodig:
    • Er moet meer marktwerking komen in de zorg.
    • Mensen moeten kunnen kiezen. En dus moeten ze weten wat er te kiezen valt.
    • Er moet ook concurrentie komen tussen de zorgverzekeraars.
    • Mensen moeten zelf meer belang hebben bij goede en goedkope zorg.
    • De overheid gaat minder regelen.
    • Daarnaast stimuleert de overheid ‘het veld’.
Er is in Nederland een aantal mensen onverzekerd. Dat aantal neemt toe. Er zijn ook mensen die illegaal in Nederland verblijven. Zij kunnen zich niet verzekeren. Soms kunnen ze wel de rekening betalen of een deel ervan. Zorgverleners hebben een zorgplicht: de plicht om noodzakelijke zorg te bieden. Ook als iemand niet is verzekerd en hij de rekening niet zelf kan betalen, moet hij noodzakelijke zorg krijgen.
Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers
Nawerk
Meer informatie
Titel
Inleiding in de gezondheidszorg
Auteurs
Marieke van der Burgt
Els van Mechelen-Gevers
Copyright
2012
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-9166-0
Print ISBN
978-90-313-9165-3
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9166-0

Gerelateerde informatie

24-03-2012 | E-learning

Inleiding in de gezondheidszorg 1

24-03-2012 | E-learning

Inleiding in de gezondheidszorg 2