Maar hoe kan het fenomeen PNP theoretisch begrepen worden? Een zoektocht door relevante besliskundige literatuur leverde veel interessante informatie op [
10]. Het medisch-besliskundig model bijvoorbeeld beschouwt het diagnostisch redeneren als een voortdurend rekenkundig updaten van een diagnostische opinie zoals een differentiële diagnose, met behulp van testen (Bayes theorema) [
11]. Die testen kunnen antwoorden op vragen zijn, maar ook de resultaten van lichamelijk of aanvullend onderzoek. Testeigenschappen, zoals sensitiviteit, specificiteit en likelihood ratio’s, bepalen hoeveel gewicht kan worden gehecht aan de testuitslag [
12]. Deze rekenkundige benadering sluit nauw aan bij EBM. Een tweede, meer psychologisch georiënteerd model is het medisch probleemoplossen, waar diagnostisch redeneren wordt geduid als het genereren en bevestigen dan wel uitsluiten van differentiële diagnosen [
13]. Veel onderzoek is hier gedaan naar de manier waarop expertise wordt opgebouwd, patronen worden herkend en diagnoses ontstaan. In dit laatste model is meer oog voor de automatische, intuïtieve wijze waarop dokters op diagnostische ideeën komen. In het in Antwerpen ontwikkelde onderwijsmodel ‘Het diagnostisch landschap’ worden beide benaderingen gecombineerd [
14,
15]. Een andere, boeiende benadering is de cognitieve-continuümtheorie, waarbij analytisch redeneren en intuïtief denken als de uiteinden van een denkbeeldige lijn worden gezien [
16]. Analytisch redeneren is het langzame, bewuste en gecontroleerde denken, terwijl het intuïtieve denken staat voor een snel en onbewust proces. Het denken beweegt zich meestal ergens rond het midden op die denkbeeldige lijn, afhankelijk van het medisch probleem en van de expertise van de arts. Veel van wat een arts weet wordt ook wel
tacit knowledge genoemd, een reservoir aan kennis, waarvan relevante onderdelen pas worden geoperationaliseerd wanneer ze nodig zijn [
17].
Tegenwoordig is de duale-procestheorie het meest gangbare model voor de wijze waarop mensen beslissingen nemen [
18‐
20]. In deze benadering worden analytisch redeneren en niet-analytisch redeneren tegenover elkaar geplaatst als twee manieren van weten en denken. Het analytisch denkproces is expliciet, gecontroleerd, rationeel en langzaam; het kost inspanning. Het niet-analytische proces is impliciet, verloopt automatisch, intuïtief en snel, is onbewust en associatief, en kost geen merkbare inspanning. Beide processen interacteren en beïnvloeden de uitkomst van het denken. Beide processen maken gebruik van hetzelfde kennisnetwerk dat, als het om diagnostisch redeneren gaat, bestaat uit medische kennis zoals boekenkennis en evidence, uit ervaringskennis en uit contextuele kennis. PNP kan in het duale model goed worden begrepen als een specifieke vorm van intuïtie gebaseerd op de uitkomst van de interactie tussen de informatie van de patiënt en de kennis van de huisarts. Het bijzondere van PNP is het ‘affect’, een neurologisch verklaarbare, lichamelijk ervaren sensatie van
goodness or badness, een rustig gevoel bij pluis of een onrustig makend, ongemakkelijk gevoel bij niet-pluis [
21‐
24]. PNP is onderdeel van een dynamisch denkproces; ook als er een redelijke verklaring voor wordt gevonden, kan het niet-pluisgevoel blijven bestaan en moet de arts een managementbeslissing nemen.