Skip to main content
Top

2017 | Boek

Geriatrie

Auteur: Rolinka Schim van der Loeff-van Veen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Boekenserie : Basiswerken Verpleging en Verzorging

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit boek helpt verpleegkundigen hun weg te vinden in de complexe zorg voor geriatrische patiënten. De auteur beschrijft de meest recente kennis en inzichten, waarbij de praktische toepasbaarheid voorop staat. In deze herziene uitgave zijn twee nieuwe hoofdstukken toegevoegd: Positieve geriatrie en Rouw en eenzaamheid. Daarnaast zijn alle hoofdstukken geactualiseerd met nieuwe kennis, inzichten (waaronder de DSM 5) en wet- en regelgeving.

Geriatrie beschrijft de algemene kenmerken van geriatrische patiënten, veelvoorkomende aandoeningen en functie problemen waarmee ze te maken kunnen krijgen en op welke manier verpleegkundigen hen kunnen helpen om welbevinden te blijven ervaren en optimaal te kunnen blijven functioneren.

Met behulp van de kennis uit Geriatrie en door toepassing van de diagnostische cyclus kan de (HBO opgeleide) verpleegkundige complexe problemen beter herkennen, verhelderen, verklaren en voorspellen. In samenwerking met het (multidisciplinair) team, de patiënt en diens naasten is het vervolgens beter mogelijk om de verpleging en verzorging voor geriatrische patiënten op een doelmatige manier vorm- en diepgang te geven.

Rolinka Schim van der Loeff- van Veen is praktiserend (onderzoeks)verpleegkundige geriatrie, psycholoog, en onderwijsontwikkelaar.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Geriatrie
Samenvatting
Geriatrische patiënten zijn op hoge leeftijd en krijgen te maken krijgt met meerdere chronische ziekten, beperkingen en een toenemende kwetsbaarheid. Lichamelijke, psychische en sociale omstandigheden zijn veelal verweven, waardoor er vaak sprake is van een complexe zorgsituatie. Ruim 90 % van de mensen van 75 jaar en ouder heeft ten minste één chronische ziekte, terwijl het aantal (kwetsbare) ouderen tot 2014 verder zal stijgen. De ouderenzorg van nu vraagt om een nieuw perspectief op preventie. Door een kwetsbare, complexe gezondheidssituatie tijdig te herkennen en kennis te hebben van de problemen waarmee ouderen te maken kunnen krijgen, is het beter mogelijk om bedreiging van de gezondheid, zelfredzaamheid en welbevinden te ontdekken. Verpleegkundigen geven aan hiermee nog vaak te worstelen. Het doel van dit boek is dan ook verpleegkundigen en aanverwante zorgprofessionals (in opleiding) te helpen door de meest recente kennis over te dragen en praktische adviezen te geven waarmee het beter mogelijk is (kwetsbare) ouderen te helpen controle te blijven houden over de eigen gezondheid en het welbevinden.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
2. Postieve geriatrie
Samenvatting
Door hun gevorderde leeftijd weten veel ouderen dat verlies in het leven onvermijdelijk is, ze hebben door hun levenservaring het vermogen tot relativeren opgedaan en zijn hierdoor veelal veerkrachtiger dan jongere mensen. Dit geldt in minder mate voor kwetsbare oudere patiënten. Al dan niet kwetsbaar, voor de meeste ouderen is welbevinden belangrijk doel. Welbevinden is het balanspunt tussen de lichamelijke, psychische en sociale uitdagingen enerzijds en anderzijds de lichamelijke, psychische en sociale mogelijkheden. Door op tijd balansverstoringen te herkennen, heeft de oudere patiënt en diens hulpverlener de gelegenheid om tegenover een uitdaging een compenserende bron in te zetten. Verpleegkundigen die hun oudere patiënten hierbij willen ondersteunen, kunnen hiervoor het beste gebruik maken van de diagnostische cyclus. Hiermee is het beter mogelijk om oorzaak en gevolg te onderscheiden, doelen te stellen en keuzes te maken.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
3. Kenmerken van de geriatrische patiënt
Samenvatting
Als ouderen ziek worden uit zich dat bij hen vaak op een andere manier. Oudere patiënten hebben te maken met geriatrische syndromen: meerdere factoren dragen bij aan één symptoom. Tegelijkertijd vindt er symptoomverarming, -verschuiving, -omkering en -vermeerdering plaats, waardoor het moeilijk kan zijn om oorzaak en gevolg van elkaar te onderscheiden. Psychische somatische en sociale problemen kunnen verweven raken en dat maakt het er niet eenvoudiger op: elke oudere patiënt heeft een unieke variatie in context. Door de aanwezigheid van meerdere chronische ziekten (multimorbiditeit) gebruiken ze vaak ook meerdere medicamenten, waarop ze heel anders kunnen reageren dan jongeren. Dit zorgt ervoor dat de zorg voor geriatrische patiënten complex kan zijn. Dat is het niet alleen. Een probleem dat niet op tijd wordt ontdekt en herkend, kan grote gevolgen hebben voor de gezondheid en het welbevinden.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
4. Fysieke veranderingen door het ouder worden
Samenvatting
Het lichaam verandert naarmate de leeftijd vordert. Dit geldt voor vrijwel alle orgaansystemen: het hart en de bloedvaten, het centraal zenuwstelsel, de luchtwegen, de zintuigen, de huid het bewegingsapparaat, de urinewegen en het darmstelsel de hormonale huishouding en het lymfatisch stelsel. Dit heeft consequenties voor het dagelijks functioneren.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
5. Neurocognitieve aandoeningen: dementie
Samenvatting
De nieuwe term voor dementie in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5) uit 2013 is ‘neurocognitieve aandoening’ (NCD). Het type NCD kenmerkt het verloop ervan, terwijl de plek waar zich neurologdegeneratieve schade voordoet de aard van het functieverlies bepaalt. NCD’s hebben grote impact op het leven van zowel de patiënt als diens naaste omgeving. Hoe ouder de mens, hoe groter de kans op het krijgen van een NCD. Door vroege diagnostiek, persoonsgerichte, adequate basiszorg en -begeleiding kan de patiënt en zijn omgeving zich beter voorbereiden, beslissingen nemen, plannen en zich zodoende aanpassen aan de veranderende omstandigheden. Hierdoor nemen de mogelijkheden toe om ook met een beperkte of uitgebreide NCD bedreigingen van het welbevinden te ondervangen.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
6. Cerebrovasculair accident (CVA)
Samenvatting
Een CVA (ook wel beroerte, stroke of attaque genoemd) is een belangrijke oorzaak voor blijvende invaliditeit en sterfte. Een CVA staat op de derde plaats van de aandoeningen met de grootste ziektelast (RIVM 2014). De meeste CVA-patiënten worden vanwege hun functiebeperkingen afhankelijk van verpleegkundige zorg. Een CVA kan vergezeld gaan met andere problemen, zoals een delier, depressie of een vasculaire neurocognitieve stoornis. Verpleegkundigen kunnen op verschillende vlakken een bijdrage leveren aan het welbevinden van CVA-patiënten en hun naasten. In de eerste plaats door snel de eerste symptomen van een CVA- of bijkomende problemen te herkennen en hierop te handelen. Vervolgens door te ondersteunen met op maat afgestemde zorg, begeleiding en preventie.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
7. Depressie
Samenvatting
Alledaagse gebeurtenissen van verdriet en teleurstelling horen bij het leven. Ze hebben invloed op de stemming, maar leiden niet tot een stoornis. Een depressie is wel een stoornis. Depressie ontstaat meestal geleidelijk. In tegenstelling met wat velen denken, zijn ouderen niet vaker depressief dan jongeren. Wel zijn verpleeghuisbewoners en allochtone ouderen gevoeliger voor een depressie. Een depressie ontstaat meestal op basis van een combinatie van etiologische factoren. Vroegtijdige herkenning van de eerste symptomen, basiszorg, in contact blijven en psycho-educatie zijn enkele voorbeelden van wat de verpleegkundige kan doen om het bedreigde welbevinden te helpen herstellen.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
8. Veranderd slaap- en waakpatroon
Samenvatting
Tijdens de nachtelijke slaap herstelt het lichaam. Wie niet goed kan slapen, heeft moeite met herstellen, waardoor er overdag klachten kunnen ontstaan. Dit kan leiden tot klachten, zoals een verminderd geheugen of concentratievermogen, moeilijker balans kunnen houden of een verhoogde gevoeligheid voor infecties. Ruim de helft van de ouderen is niet tevreden met de duur of kwaliteit van de slaap. Deze ouderen worden niet uitgerust wakker en voelen de behoefte om ook overdag te slapen, waardoor het dag-en-nachtritme verder verstoord kan raken. Soms is er sprake van een stoornis. De DSM-5 definieert hiervoor criteria. Dit hoofdstuk behandelt slaap-waakstoornissen die bij ouderen voorkomen, en hoe de verpleegkundige de oudere met slaapproblemen kan helpen.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
9. Hartfalen
Samenvatting
Vanaf de leeftijd van tachtig jaar is er een scherpe toename van het aantal gevallen van hartfalen. Enerzijds heeft dit te maken met veranderingen van het hart en de bloedvaten bij het ouder worden. Anderzijds speelt de leefstijl en de aanwezigheid van chronische ziekten (zoals diabetes of COPD) mee bij het ontstaan van de klachten. Hartfalen gaat vergezeld van specifieke symptomen die voorboden kunnen zijn van decompensatie. Verpleegkundigen die deze symptomen herkennen, kunnen de patiënt helpen om tijdig maatregelen te nemen, zodat erger kan worden voorkomen. Ook kunnen verpleegkundigen de patiënt ondersteunen bij het naleven van leefregels of hulp bieden bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen, als zelfstandige uitvoering hiervan een te grote belasting betekent.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
10. De oudere huid
Samenvatting
De huid beschermt tegen invloeden van buitenaf. Op gevorderde leeftijd vermindert de doorbloeding, de stootkussenfunctie en de zintuiglijke waarneming die verband houdt met het opmerken van temperatuurverschillen en druk, ook wordt de huid vaak droger. Door deze veranderingen is er een groter risico op huidbeschadiging, zoals decubitus, huidletsel en skintears, zeker als daarnaast ook sprake is van een kwetsbare gezondheidssituatie. De juiste huid- en wondverzorging dragen bij aan de preventie van complicaties en verbetert het welbevinden. De belangrijkste aandachtspunten worden in dit hoofdstuk beschreven.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
11. Mictieproblemen
Samenvatting
Ongeveer een op de drie ouderen heeft moeite met de controle over de blaas. Het is voor hen lastig om op tijd het toilet te bereiken, het goed uitplassen lukt minder goed, of er is sprake van urine-incontinentie. Medicatiegebruik kan een negatieve invloed hebben op de mictie. Op gevorderde leeftijd kan de gevoeligheid voor het opdoen van een urineweginfectie toenemen en als daarnaast ook sprake is van een verminderde weerstand kan zo’n ontsteking tot een levensbedreigende sepsis leiden. Nog te vaak en te lang krijgen oudere patiënten die zijn opgenomen in het ziekenhuis een transurethrale urinekatheter, waardoor gezondheidsrisico’s ontstaan, met als gevolg hogere sterftecijfers. Verpleegkundigen kunnen oudere patiënten met mictieproblemen ondersteunen, bijvoorbeeld bij het voorkomen van incontinentie, helpen kiezen van passend materiaal als dit niet helemaal lukt, signaleren van complicerende symptomen, zoals huidproblemen of een urineweginfectie. Ook hiervoor is kennis nodig. Mictieproblemen doen zich bij ouderen namelijk regelmatig anders voor dan bij jongeren.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
12. Mobiliteit
Samenvatting
Op gevorderde leeftijd verandert de mobiliteit doordat de bewegingscapaciteit, besturingsvaardigheid en het bewegingsinitiatief afnemen. Ook ouderdomsgerelateerde aandoeningen beperken de mobiliteit. Osteoporose neemt de negende plaatst in van chronische ouderdomsgerelateerde aandoeningen, bij osteoporose is er een toenemend risico op een fractuur. Veel ouderen krijgen ook te maken met orthostatische hypotensie, dit is bloeddrukverandering door houdingsverandering, waarbij duizeligheid kan ontstaan. Hierdoor neemt het valrisico toe. De huidige richtlijnen adviseren een medicamenteuze behandeling voor osteoporose, en bij orthostase is een goede vullingstoestand belangrijk, waarbij er ook leefregels gelden. Verpleegkundigen kunnen ouderen begeleiden bij het kiezen van de best passende leefregels en interventies, niet alleen om complicaties te voorkomen, maar bovenal om mobiel te kunnen blijven en te kunnen blijven genieten van het bewegen.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
13. Zintuiglijke waarneming
Samenvatting
Op gevorderde leeftijd verandert de kwaliteit van het zien, horen, proeven, ruiken en tasten. Dit heeft gevolgen voor het dagelijks leven, bijvoorbeeld bij het innemen van medicatie, de mobiliteit, het sociaal functioneren of het eten en drinken. Hoewel er hulpmiddelen zijn om de nadelige gevolgen mee te compenseren, weten niet alle ouderen wat er mogelijk is, of lukt het hen niet altijd goed om hiermee om te gaan. Zeker als er ook sprake is van een kwetsbare gezondheidssituatie kan functieverlies van de zintuiglijke waarneming leiden tot eenzaamheid en hevige stress, bijvoorbeeld als er sprake is van een ziekenhuisopname. Dit vergroot het risico op complicaties, zoals een delier. Verpleegkundigen kunnen ouderen ondersteunen bij het omgaan met de gevolgen van verminderde zintuiglijke waarneming en kunnen complicaties helpen voorkomen.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
14. Neurocognitieve aandoeningen: delier
Samenvatting
Een neurocognitieve aandoening op basis van een delier (APA 2013) ontstaat plotseling, komt vooral voor bij ouderen en is voor wie dit meemaakt een zeer ingrijpende ervaring. Bij een delier raakt de chemische balans in de hersenen verstoord. Voorbeelden hiervan zijn een infectie, een afwijkende elektrolytenbalans, de bijwerkingen van medicijnen of hevige stress. De uitingsvorm van een delier verschilt (hypo- of hyperactief of juist gemengd), bovendien lijken de symptomen van een delier op die van dementie en in mindere mate ook op die van depressie. Nog regelmatig gaat er door onderherkenning belangrijke tijd verloren. Bij een delier moet namelijk zo snel mogelijk de onderliggende oorzaak worden behandeld. Een langere duur vergroot het risico op complicaties en vroegtijdig overlijden. Verpleegkundigen kunnen het risico hierop verminderen door tijdige symptoomherkenning en te zorgen voor passende begeleiding en verpleging.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
15. Probleemgedrag
Samenvatting
Rusteloosheid, dwalen, apathie of ontremd gedrag zijn voorbeelden van probleemgedrag, ook wel onbegrepen gedrag genoemd. Veel instellingen in de intramurale ouderenzorg hebben nog regelmatig geen goed antwoord op hoe het beste met dit gedrag kan worden omgegaan. Ook bij thuiswonende patiënten komt probleemgedrag voor. Dit kan velerlei oorzaken hebben, maar vooral patiënten met een neurocognitieve aandoening (dementie, delier) die vergezeld gaat met uitingsproblemen (bijvoorbeeld niet kunnen vertellen dat er pijn, verveling, overprikkeling of angst is) krijgen ermee te maken. Goede diagnostiek, de naasten erbij betrekken, zicht hebben op de gebeurtenissen in de levensloop en behandeling van onderliggend somatisch lijden, vormen uitgangspunten in de behandeling en begeleiding. Nog vaak wordt probleemgedrag behandeld met antipsychotica, antidepressiva en benzodiazepinen, terwijl de neveneffecten van deze middelen soms erger zijn dan de kwaal. Op patiëntoverstijgend niveau zijn de visie en organisatie van de instelling, alsmede de opleidingsgraad van het personeel beïnvloedende factoren.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
16. Pijn
Samenvatting
Een kwart, tot de helft van de thuiswonende ouderen heeft pijn en ruim 65 % van de oudere verpleeghuisbewoners heeft ermee te maken. De pijn kan acuut zijn, maar meestal is deze chronisch. Deze chronische pijn hangt onder meer samen met multimorbiditeit en beperkt het gevoel van welbevinden. Als de patiënt verwacht dat er niets gedaan kan worden aan de pijn, kan pijn gevoelens van machteloosheid opwekken en tot een depressie leiden. Regelmatig kan pijn wel positief worden beïnvloed, bijvoorbeeld door fit te blijven, stress te voorkomen en te zorgen voor een slimme dagindeling. Verpleegkundigen kunnen oudere patiënten hierover uitleg geven en ondersteunen bij het kiezen en uitvoeren van de best passende leefstijl en (niet-farmacologische) interventies.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
17. Vallen
Samenvatting
Van de 65-plussers die met letsel worden aangemeld op de Spoedeisende Hulp van ziekenhuizen gaat het om in negen van de tien keer om een valincident. Een valincident leidt regelmatig tot fracturen, hersenschade, en als gevolg hiervan tot angst, pijn, bewegingsbeperkingen, isolement en een verminderd welbevinden. Een groeiende groep ouderen overlijdt (uiteindelijk) als gevolg van een val. Patiënten met multimorbiditeit vallen het vaakst, en vooral een ziekenhuisomgeving vormt een risico op vallen, hier vallen ouderen drie keer zo vaak als thuis. Kennis van de beïnvloedende factoren helpt bij de preventie ervan. Door de patiënten met een vergroot risico op vallen op tijd te ontdekken kunnen verpleegkundigen, bij ouderen thuis, of in tijdens hun verblijf in het ziekenhuis of en instelling preventieve (beschermende) maatregelen treffen, zoals de patiënt en diens naasten hierover uitleg te geven, de leefstijl- en de omgeving hierop te (helpen) aanpassen of in overleg met de patiënt een bewegingsmeldende sensor te gebruiken.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
18. Vermoeidheid
Samenvatting
Veel ouderen hebben last van een aanhoudend gevoel van uitputting na een lichamelijke, geestelijke of sociale inspanning, oftewel vermoeidheid. Er is vaak sprake van een wisselwerking van etiologische factoren, zoals multimorbiditeit, polyfarmacie, ondervoeding of een vertraagd herstel na een val of infectieziekte. Door in een vroegtijdig stadium de signalen te herkennen, hebben preventieve maatregelen meer effect, want wie vermoeid is, voelt zich vaak ook zwakker, beweegt minder en onderneemt minder activiteiten, waardoor niet alleen deconditonering optreedt, maar ook isolement dreigt. Door dit alles kan het welbevinden op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied afnemen. Vroegtijdige herkenning van de symptomen, medisch onderzoek door de arts en met de juiste op de behoeften van de persoon afgestemde interventies kan de verpleegkundige de oudere patiënt helpen om de vicieuze cirkel te doorbreken.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
19. Ondervoeding en dehydratie
Samenvatting
Ondervoeding leidt tot afname van de belastbaarheid. Het geeft een verhoogde vatbaarheid voor infecties, een vertraagde wondgenezing en het belemmert de revalidatie. Ouderen krijgen eerder te maken met ondervoeding, bijvoorbeeld omdat hun metabole behoefte verandert. Vooral zorgbehoeftige ouderen lopen risico op ondervoeding. Etiologische factoren hangen onderling met elkaar samen, zoals leefstijl, multimorbiditeit, gebitstoestand en een klein ondersteunend sociaal netwerk. Ook dehydratie (uitdroging) bedreigt de gezondheid. Het merendeel van de met spoed in het ziekenhuis opgenomen 70-plussers is gedehydreerd. Zowel ondervoeding als dehydratie leiden tot een verlengde ligduur in het ziekenhuis, toename van het complicatierisico en zorgbehoevendheid. Ondervoeding en dehydratie zijn in veel gevallen te voorkomen. Hierbij spelen verpleegkundigen een belangrijke rol.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
20. Polyfarmacie, therapietrouw, medicatiefouten
Samenvatting
Door hun chronische ziekten gebruiken de meeste oudere patiënten meerdere geneesmiddelen; dit heet polyfarmacie. Deze middelen genezen de chronische ziekten meestal niet, maar bestrijden of beheersen de symptomen. Ook gebruiken deze patiënten medicijnen voor acuut ontstane ziekten, zoals antibiotica. Medicatie kan bijwerkingen of nadelige onderlinge wisselwerking geven, vooral ook omdat ouderen gevoeliger zijn voor medicatie dan jongeren. Polyfarmacie is doelmatig en effectief, als de medicatie goed is afgestemd op de situatie en behoeften van de patiënt en op gezette tijden wordt geëvalueerd. Regelmatig zijn beide niet het geval. Ouderen moeten dan worden opgenomen in het ziekenhuis of komen te overlijden, bijvoorbeeld als sprake is van verminderde therapietrouw, fouten bij de medicatieverstrekking, fouten in de medicatiebereiding of de inname van de medicatie. Verpleegkundigen die kennis hebben van de risico’s bij polyfarmacie kunnen deze niet alleen signaleren, maar er ook op anticiperen en ondersteunen bij therapietrouw.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
21. Vrijheidsbeperking, onvrijwillige zorg en wetgeving
Samenvatting
Vrijheidsbeperking is het gedwongen inperken van de bewegingsvrijheid (eigen regie en autonomie). Er zijn zware en minder zware middelen: het fixeren van een patiënt in een Zweedse band met pols- en enkelbanden is een zware maatregel. Het heimelijk of gedwongen toedienen van gedragsbeïnvloedende medicatie valt onder chemische vrijheidsbeperking. Vrijheidsbeperking geeft in veel gevallen een schijngevoel van veiligheid. Het risico op letsel neemt toe als de patiënt probeert om zichzelf te bevrijden. Bovendien kan door vrijheidsbeperking zoveel stress ontstaan dat hierdoor complicaties ontstaan. Hoewel de prevalentie van zwaardere maatregelen afneemt, passen verpleeghuizen nog bij 25 % van de bewoners vrijheidsbeperkende maatregelen toe. Ook thuis komt vrijheidsbeperking voor. De Wet zorg en dwang is bij het uitkomen van dit boek nog niet aangenomen, momenteel geldt de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) in combinatie met de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Deze wetten regelen de eisen die gesteld worden aan instellingen, rollen, informatievoorziening, toestemming en registratie, en definieert wilsbekwaamheid. Bij het terugdringen van vrijheidsbeperking zijn de cultuur, kennis en kunde van de zorgprofessional en de bouwkundige indeling en staat van de instelling beïnvloedende factoren.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
22. Rouw en eenzaamheid
Samenvatting
Vaker dan jongeren, krijgen ouderen te maken met intens gevoel van verlies, bijvoorbeeld door het sterven van hun partner, dierbare vrienden of familieleden. Ook verlies van gezondheid en functioneren kunnen zorgen voor een rouwreactie. Rouw is een natuurlijke reactie op intens gevoeld verlies. Soms lukt het niet om de rouwtaken die hierbij horen te volbrengen, waarbij de rouw gecompliceerd verloopt of overgaat in een depressie. Multidisciplinaire zorg, begripvolle begeleiding, alert zijn op symptomen van complicaties en depressie, basiszorg en presentie kan de patiënt helpen moeilijke perioden door te komen. Emotionele en sociale eenzaamheid neemt toe met de leeftijd, vanaf 75 jaar voelt bijna de helft van de mensen zich eenzaam, boven de 85 jaar stijgt dat percentage tot 60 %. Ook nu is er verwevenheid met etiologische factoren, waarbij genoemde verlieservaringen een belangrijke rol spelen. Verpleegkundigen kunnen ouderen helpen met het objectiveren en bespreekbaar maken van dit probleem en uitleg geven over de mogelijkheden in de plaatselijke gemeente.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
23. Overbelasting van de mantelzorg, ontspoorde zorg en ouderenmishandeling
Samenvatting
Mantelzorg is de zorgende activiteit die ten dienste staat aan iemand uit de naaste omgeving die (chronisch) ziek en/of hulpbehoevend is. Van de 65-plussers is 15 % mantelzorger, voor gemiddeld zes uur per week, dit percentage zal stijgen aangezien het overheid zich terugtrekt en gemeentebeleid gericht is op het stimuleren van de eigen kracht van het informele zorgnetwerk. In 2013 ging bij 450.000 mantelzorgers de zorgverlening ten koste van de eigen gezondheid of leverde deze conflicten op. Overbelasting kan door wisselwerking van verschillende etiologische factoren leiden tot ontsporing van de zorg (onbedoeld tekort doen) en ouderenmishandeling (bedoeld tekort doen). Ook zorgverleners maken zich schuldig aan mishandeling. Verpleegkundigen hebben een signalerende taak bij ontsporing en mishandeling, zij kunnen deze helpen verminderen of voorkomen. Ouderenmishandeling moet altijd worden gemeld bij het Landelijk Meldpunt Zorg als gaat om verdenking door professionals of in andere gevallen bij ‘Veilig Thuis’.
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
Nawerk
Meer informatie
Titel
Geriatrie
Auteur
Rolinka Schim van der Loeff-van Veen
Copyright
2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-1660-1
Print ISBN
978-90-368-1659-5
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1660-1