Skip to main content
Top

2013 | Boek

Kindergeneeskunde

Redacteuren: Prof. dr. P.J.E. Bindels, Dr. C.M.F. Kneepkens

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Klachten en ziekten van kinderen zijn voor hun ouders vaak een bron van zorg enongerustheid. Is er sprake van een onschuldige kwaal of heeft het kind misschien een ernstige ziekte? Door hun verantwoordelijkheidsgevoel zijn ouders geneigd aan te dringen op specialistische zorg voor hun kind. Aan de huisarts de uitdaging om tussen de milde kwalen de chronische en levensbedreigende aandoeningen tijdig op te sporen en adequate zorg te bieden aan kind en ouder.Hoe duidt u de klachten van kinderen? Etiologie en pathofysiologie wijken af van die van volwassenen. Bovendien uiten kinderen hun klachten op een andere manier. Kindergeneeskunde biedt op kernachtige wijze de nodige praktische handvatten voor diagnose en behandeling van kinderen. Het uitgangspunt daarbij is niet zozeer de aandoening van het kind, maar zijn of haar klacht en de bijbehorende casuïstiek.Kindergeneeskunde is opgebouwd uit vijf delen: een algemeen deel, een klacht- en ziektegericht deel, een deel over spoedeisende problemen, een vierde deel met veelvoorkomende ziekten op de kinderleeftijd en tot slot een deel over interdisciplinaire samenwerking.Kindergeneeskunde is opgebouwd uit vijf delen: een algemeen deel, een klacht- en ziektegericht deel, een deel over spoedeisende problemen, een vierde deel met veelvoorkomende ziekten op de kinderleeftijd en tot slot een deel over interdisciplinaire samenwerking.Kindergeneeskunde verschijnt in de reeks Praktische huisartsgeneeskunde, In deze reeks verschijnen uitgaven met praktische en klachtgerichte informatie over de verschillende deelgebieden in de huisartsgeneeskunde.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Algemeen

Voorwerk
Hoofdstuk 1. Epidemiologie
Samenvatting
Wanneer een kind problemen heeft met de gezondheid, is het maar de vraag of hiervoor professionele hulp wordt gezocht. Veel van de klachten en klachtjes die ouders bij hun kind waarnemen, gaan vanzelf over. Andere klachten kennen de ouders al, bijvoorbeeld van een ouder broertje of zusje, en zijn daarom ook al geen reden om zich zorgen te maken. Slechts een klein deel van de ijsberg van morbiditeit komt boven water, wordt zichtbaar voor de huisarts. In dit hoofdstuk komt dit topje van de ijsberg aan bod. We bespreken om welke redenen kinderen de huisarts bezoeken en wat de belangrijkste diagnosen zijn die vervolgens worden gesteld. Daarna bekijken we welke veranderingen in de afgelopen vijftien jaar zijn opgetreden.
J.C. van der Wouden, J.B.M. Otters
2. Anamnese en lichamelijk onderzoek
Samenvatting
De kwaliteit van de relatie tussen behandelaar en patiënt bepaalt voor een belangrijk deel de uitkomst van het onderzoek en de behandeling. Het fundament voor die relatie wordt gelegd in het eerste contact met de patiënt en tijdens het anamnesegesprek. In de kindergeneeskunde zijn er naast de patiënt meestal ook een of meer begeleiders in het spel. Het is belangrijk het kind, naast deze begeleiders, steeds bewust eigen ruimte te geven. Afhankelijk van de leeftijd van het kind ligt het zwaartepunt van het gesprek bij het kind zelf of bij de begeleider. Bij een ouder kind kan het zinvol zijn om (eerst) alleen met het kind contact te hebben.
W.A. Avis
Hoofdstuk 3. De plaats van groeicurven in de diagnostiek
Samenvatting
Bij diverse klachten waarmee een kind de huisarts bezoekt, kan de groeicurve dienen als een nuttige, niet-invasieve en goedkope aanvulling van de diagnostiek van de onderliggende aandoening. Daarnaast kan afwijkende groei op zich een reden zijn om de arts te consulteren. In deze bijdrage wordt weergegeven op welke wijze probleemverkenning door de huisarts kan plaatsvinden en wat de criteria zijn voor verwijzing voor nadere diagnostiek.
W. Oostdijk, J.M. Wit
Hoofdstuk 4. Aanvullend onderzoek
Samenvatting
Voor de huisarts zijn anamnese en lichamelijk onderzoek, veel meer dan voor de specialist, bepalend voor het stellen van de (waarschijnlijkheids)diagnose en de keuze van de therapie. Het meeste aanvullende onderzoek is, voor zover beschikbaar, relatief tijdrovend, terwijl de huisarts voor de interpretatie ervan vaak afhankelijk is van de uitvoerder. In dit hoofdstuk geven we een overzicht van de mogelijkheden en beperkingen van aanvullend onderzoek in de kindergeneeskunde. Niet alle in dit hoofdstuk genoemde diagnostische mogelijkheden zijn direct toegankelijk voor de huisarts; een deel hoort in het diagnostische arsenaal van de tweede lijn thuis. Zo veel mogelijk wordt ook de plaats van de diagnostiek in de huisartsenpraktijk aangegeven.
C.M.F. Kneepkens, J.I.M.L. Verbeke, G.J. Dinant
Hoofdstuk 5. Vaccinaties
Samenvatting
De overheid biedt sinds 1957 het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) aan. Sinds januari 2007 is de centrale aansturing van het RVP ondergebracht bij het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RVP beoogt momenteel alle in Nederland wonende zuigelingen en kinderen te beschermen tegen de volgende ernstige infectieziekten: difterie, kinkhoest, tetanus, poliomyelitis, infecties met Hib, hepatitis B, bof, mazelen, rodehond en infecties met meningokokken C en pneumokokken en (bij meisjes) humaan papillomavirus type 16/18. Met ingang van 2006 is voor kinderen van HbsAg-positieve moeders een extra hepatitis B-vaccinatie aan het RVP toegevoegd. Deze vaccinatie wordt uitgevoerd door de verloskundig hulpverlener en moet in principe binnen 48 uur na de geboorte worden toegediend, tegelijk met het antihepatitis B-immunoglobuline.
H.E. de Melker, S. Hahné, S.C. de Greeff, N.A.T. van der Maas, H.J. Bueving
Hoofdstuk 6. Voeding van het jonge kind
Samenvatting
Het jonge, groeiende kind is afhankelijk van voor de leeftijd adequate en gevarieerde voeding. De groeisnelheid is het hoogst bij de zuigeling; in het eerste levensjaar verdrievoudigt het geboortegewicht. De eerste maanden van zijn leven is een kind aangewezen op melkvoeding. Borstvoeding is de natuurlijke melkvoeding voor de zuigeling. Borstvoeding dekt, net als de hiervan afgeleide moedermelkvervangende kunstvoeding (‘volledige zuigelingenvoeding’), in principe alle behoeften aan vocht, energie, eiwit en andere (micro)nutriënten gedurende de eerste zes levensmaanden.
K.F.M. Joosten
Hoofdstuk 7. Farmacotherapie
Samenvatting
Het merendeel van de in Nederland verkrijgbare geneesmiddelen is niet geregistreerd voor gebruik door kinderen. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn dat de farmaceutische industrie weinig is geïnteresseerd in het verrichten van geneesmiddelenonderzoek bij kinderen vanwege de hoge kosten en de beperkte opbrengsten, en dat onderzoek van geneesmiddelen bij vooral kleine kinderen wordt beperkt door strenge wetgeving en methodologische problemen.
D. Bijl, B. Semmekrot, A. van Loenen

Veelvoorkomende klachten

Voorwerk
Hoofdstuk 8. Chronische diarree
Samenvatting
Chronische diarree wordt meestal gedefinieerd als een meer dan twee tot vier weken bestaand defecatiepatroon gekenmerkt door de productie van dunne ontlasting met een frequentie van meer dan driemaal per dag. Deze definitie kan bij jonge kinderen problemen geven. Gezonde borstgevoede zuigelingen kunnen immers ook frequent dunne ontlasting hebben. Ook bij gezonde peuters duidt het hebben van meer dan driemaal daags zachte tot ongebonden ontlasting niet zonder meer op pathologie. De aanwezigheid van herkenbare voedselresten (‘onverteerde resten’) is op die leeftijd normaal; deze wordt verklaard door de combinatie van inefficiënt kauwen en snelle darmpassage. Diarree ontstaat door toename van de ongebonden waterfractie tot boven 70-75 procent. Bij verder gezonde jonge kinderen is dat nogal snel het geval. Voordat aan pathologie wordt gedacht, moeten dan ook andere factoren bij de beoordeling worden betrokken, zoals verandering van het defecatiepatroon, de aanwezigheid van bloed, pus of slijm en het volume van de ontlasting.
C.M.F. Kneepkens, N.J. de Wit
Hoofdstuk 9. Obstipatie
Samenvatting
Obstipatie (verstopping) is het gevolg van afwijkende motiliteit van het colon, onderdrukking van de defecatiereflex of anatomische of functionele afwijkingen in het anale gebied. Onder deze omstandigheden blijft de ontlasting te lang in het colon, waardoor deze indroogt. Deze fecesretentie of coprostase kan uiteenlopende klachten geven.
C.M.F. Kneepkens, H.E. van der Horst
Hoofdstuk 10. Moeheid
Samenvatting
Moeheid is normaal; iedereen kent het gevoel en weet meestal zelf heel goed wat de aanleiding was. Wanneer een kind met moeheid naar de huisarts gaat, betekent dit dat voor het kind of voor de ouders (of voor beide) de moeheid abnormaal is of heeft geleid tot abnormale beperkingen, zoals veelvuldig schoolverzuim en lang slapen. De patiënt verwacht vanaf het allereerste begin dan ook dat de huisarts de moeheid serieus neemt. Wanneer de huisarts de klacht wegwuift met de mededeling ‘iedereen is wel eens moe’, denkt de patiënt bij de verkeerde dokter te zitten en worden de klachten bij de volgende dokter nog meer aangescherpt. Geruststelling wordt vaak opgevat als ontkenning van het probleem en miskenning van de patiënt. Een verkeerde stap bij het ‘normaliseren’ van moeheid kan patiënt en ouders doen vervreemden van de dokter en doen vragen om doorverwijzing.
E.M. van de Putte, H. de Vries
Hoofdstuk 11. Hoesten
Samenvatting
Hoesten is een normaal afweermechanisme. Het verwijdert stof, vuil, rook, slijm en micro-organismen uit de luchtwegen. Hoesten ontstaat door prikkeling van de slijmvliezen en van de vooral in de lagere luchtwegen aanwezige hoestreceptoren. Het mechanisme is complex: door een diepe inademing te laten volgen door sluiting van de glottis en aanspannen van de buikspieren, wordt een hoge intrathoracale druk opgebouwd, waarna de glottis weer wordt geopend, zodat de lucht met kracht kan ontsnappen. Het hoestcentrum is gelokaliseerd in de medulla oblongata; de nervus vagus en de nervus phrenicus spelen een rol bij de totstandkoming van de hoestreflex.
P.J.E. Bindels
Hoofdstuk 12. Koorts
Samenvatting
Koorts bij een kind veroorzaakt vaak grote zorg bij de ouders en is een frequente reden voor doktersbezoek. Van elke 1000 kinderen jonger dan één jaar bezoeken er 164 de huisarts vanwege koorts, van elke 1000 1- tot 4-jarigen zijn dat er 57. In 5-40 procent van de gevallen leveren anamnese en lichamelijk onderzoek geen duidelijk focus op voor de koorts. Vooral koorts zonder focus zorgt voor een diagnostisch dilemma. Meestal zijn onschuldige (virale) infecties de oorzaak, maar het missen van een ernstige bacteriële infectie (sepsis) kan fatale gevolgen hebben. Door de nieuwe vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) ziet de huisarts minder vaak ernstige bacteriële infecties, maar daardoor vermindert ook de expertise die nodig is om deze infecties te herkennen. Bij ongeveer 1 procent van de kinderen met koorts die de huisarts ziet, is er sprake van een ernstige bacteriële infectie. De huisarts verwijst ongeveer 7 procent van de kinderen met koorts naar de tweede lijn en start antibioticabehandeling bij ongeveer 35 procent. In dit hoofdstuk komen de ziektebeelden aan bod die koorts kunnen veroorzaken en de klinische bevindingen die schatting van het risico van een ernstige infectie mogelijk maken. Omdat koorts vooral bij jonge kinderen voorkomt en ernstige ziekte bij hen zich weinig specifiek presenteert, speelt het probleem van koorts zonder focus vooral bij kinderen jonger dan 36 maanden.
R. Oostenbrink, H.C.P.M. van Weert
Hoofdstuk 13. Oorpijn
Samenvatting
Oorpijn is een veelvoorkomende klacht bij kinderen. Een enquête in het kader van de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk onder kinderen tot 18 jaar vermeldde dat 5,6 procent van de kinderen in de afgelopen twee weken oorpijn had gehad. Het merendeel van de kinderen die voor oorpijn bij de huisarts komen heeft een acute middenoorontsteking. Ook persisterende effusie in het middenoor kan lichte pijnklachten veroorzaken. Ook een ontsteking van de gehoorgang komt bij kinderen voor en dan vooral in het zomerseizoen. Andere oorzaken zijn (baro)trauma, corpus alienum en mastoïditis; ook tonsillitis kan met oorpijn gepaard gaan. In dit hoofdstuk komen alleen acute otitis media en persisterende effusie aan bod.
R.A.M.J. Damoiseaux
Hoofdstuk 14. Constitutioneel eczeem
Samenvatting
Voor de naam constitutioneel eczeem bestaan er veel synoniemen, waaronder atopische dermatitis, atopisch eczeem en neurodermatitis. In Nederland is de term constitutioneel eczeem ingeburgerd, terwijl wereldwijd meestal van atopisch eczeem of atopische dermatitis wordt gesproken. In de praktijk wordt vaak volstaan met de term ‘eczeem’. Wise en Sulzberger introduceerden in 1933 de naam ‘atopische dermatitis’ voor een al lang bekende aandoening die nauw verwant was met astmatische bronchitis en atopische rinitis. Atopie, afgeleid van het Grieks, werd door Coca en Cooke voor het eerst gebruikt om een vorm van humane overgevoeligheid aan te geven. Constitutioneel eczeem wordt samen met voedselallergie, astma en allergische rinitis gerekend tot het atopiesyndroom.
A.P. Oranje, P.J.E. Bindels
Hoofdstuk 15. Vlekjesziekten
Samenvatting
Infecties die met exantheem gepaard gaan, behoren tot de meest voorkomende ziekten op de kinderleeftijd. Historisch gezien worden deze ziekten onderverdeeld in de eerste tot en met de zesde ziekte, in de volgorde waarin ze zijn ontdekt. Zo is mazelen (morbilli) de ‘eerste ziekte’, roodvonk de ‘tweede ziekte’ en rodehond (rubella) de ‘derde ziekte’.
E.G. Haarman, G.A. van Essen, A.M. van Furth
Hoofdstuk 16. Psychosociale problemen
Samenvatting
Uit de Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk blijkt dat jaarlijks van elke 1000 kinderen die bij de huisarts komen, 26 dat doen met een of meer psychische klachten en 4 met sociale problemen. De meest voorkomende psychische klachten zijn huil- en slaapproblemen (3,4/1000), enuresis (6,2/1000), hyperactiviteit (4,6/1000), andere zorgen over het gedrag van het kind (5,6/1000) en specifieke leerproblemen (8,8/1000). Bij de top twintig van klachten en aandoeningen bij meisjes jonger dan 18 jaar staat op de elfde plaats ‘moeheid/zwakte’. Bij de jongens staat deze klacht niet in de top twintig. Problemen in de relatie met het kind (1,0/1000) en problemen in de relatie met ouders/familie (1,0/1000) zijn de meest voorkomende sociale problemen.
C. van Stam, M.P. L’Hoir
Hoofdstuk 17. Overgewicht en obesitas
Samenvatting
Overgewicht vormt ook bij kinderen een snel toenemend probleem in de gehele (westerse) wereld. De toenemende aandacht voor overgewicht, zowel in de gezondheidszorg als in de politiek, heeft nog niet tot een afname van het probleem geleid. Tot nu toe is onvoldoende en onvoldoende effectief gewerkt aan preventie. Over de hele wereld neemt obesitas bij kinderen nog steeds toe.
A. Felius, P.J.E Bindels, H.A. Delemarre-van de Waal
Hoofdstuk 18. Hoofdpijn
Samenvatting
Hoofdpijn wordt bij kinderen nogal eens en passant gepresenteerd naast andere klachten. In de resterende minuten van het consult wilt u dan kort inventariseren en een snelle beslissing nemen. Kunt u de ouders tijdens het consult geruststellen of moet u het kind op een ander moment laten terugkomen? En wat vragen de ouders u precies? Met drie elementen kunt u zich een eerste beeld vormen: het precieze beloop van de hoofdpijn, de ernst ervan en de bijkomende klachten.
N.P. van Duijn
Hoofdstuk 19. Voedingsproblemen
Samenvatting
Kinderen eten van nature voldoende om in hun behoeften te voorzien. Door te weinig of te veel eten kunnen gezondheidsproblemen ontstaan. De oorzaken zijn zeer uiteenlopend, van slik- en passageproblemen tot organische en psychische stoornissen. Verstoring van het normale eetpatroon kan leiden tot een van twee uitersten: anorexie en overgewicht. In dit hoofdstuk worden enkele vaak bij kinderen voorkomende oorzaken nader behandeld: slikproblemen, gastro-oesofageale reflux en voedselallergie (waarbij de voedingsproblemen deel uitmaken van een veel uitgebreider symptomencomplex), pathologische voedselweigering en anorexia nervosa.
C.M.F. Kneepkens
Hoofdstuk 20. Acute gastro-enteritis
Samenvatting
Acute gastro-enteritis wordt veroorzaakt door virale, bacteriële of protozoaire pathogenen, die functionele of structurele beschadiging van het darmslijmvlies veroorzaken. Dit is een veelvoorkomend probleem op de kinderleeftijd, vooral bij zuigelingen en peuters. Door braken en diarree kunnen aanzienlijke verliezen van water en elektrolyten optreden, met verlies van extracellulair lichaamsvolume en het risico van dehydratie (uitdroging). Dehydratie kan betrekkelijk snel optreden. Jonge kinderen hebben een verhoogd risico op deze levensbedreigende complicatie.
C.M.F. Kneepkens, J.H. Hoekstra

Spoedeisende problemen

Voorwerk
21 Meningitis en sepsis
Samenvatting
Meningitis wordt gedefinieerd als een ontsteking van de vliezen die het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) omvatten. In de volksmond staat hersenvliesontsteking ook bekend als nekkramp. Oorzaak en verwekkers zijn afhankelijk van de leeftijd. Bij pasgeborenen tot 1 maand gaat het vooral om bacteriële verwekkers afkomstig uit darmwand of vagina van de moeder, zoals Escherichia coli, groep B-streptokokken en Listeria monocytogenes.
S.D. Sie, A.M. van Furth
Hoofdstuk 22. Bewustzijnsstoornissen
Samenvatting
Het is vaak ingewikkeld om bij een kind met bewustzijnsstoornissen de aanvallen precies te beschrijven en de oorzaak vast te stellen. Het eerste onderscheid dat moet worden gemaakt, is dat tussen epileptische en niet-epileptische aanvallen. De oorzaken van bewustzijnsstoornissen bij kinderen kunnen globaal worden onderverdeeld in metabole, cardiale, respiratoire, autonome, neurologische en psychiatrische oorzaken.
D. Broere
Hoofdstuk 23. Acute benauwdheid
Samenvatting
Bij een kind dat acuut benauwd is, moet men zich snel een indruk vormen van de ernst van de benauwdheid, de mate van progressie en de dreiging van respiratoire insufficiëntie. Een (bijna) totale luchtwegafsluiting kenmerkt zich doordat het kind niet kan praten of hoesten en heftige ademhalingsbewegingen maakt of kokhalst.
J.C. van Nierop, W.M.C. van Aalderen, A.B. Sprikkelman

Veelvoorkomende ziekten bij kinderen

Voorwerk
24 Diabetes
Samenvatting
Wanneer bij een kind diabetes wordt ontdekt, gaat het in negen van de tien gevallen om diabetes mellitus type 1 (vroeger vaak insulineafhankelijke diabetes mellitus genoemd). De oorzaak van type 1-diabetes is de vernietiging van de insulineproducerende bètacellen van de pancreas, vaak als gevolg van een auto-immuunreactie. Deze wordt op gang gebracht door nog slechts ten dele opgehelderde omgevingsfactoren, waaronder virale infecties en voedingsmiddelen.
G.E.H.M. Rutten
Hoofdstuk 25. Cystische fibrose
Samenvatting
Cystische fibrose (CF), vroeger ook wel pancreasfibrose of mucoviscidose genoemd, is een van de meest voorkomende erfelijke stofwisselingsziekten bij het blanke ras. In 1938 beschreef patholoog Charlotte Andersen als een van de eersten fibrosering van de pancreas met cystevorming (cystic fibrosis of the pancreas), waarmee zij dit ziektebeeld kon afgrenzen van coeliakie. Later bleek CF niet alleen een aandoening van de pancreas te zijn, maar een stoornis van alle exocriene klieren in het lichaam.
C.K. van der Ent
Hoofdstuk 26. Coeliakie
Samenvatting
De Nederlandse kinderarts Dicke ontdekte in de Tweede Wereldoorlog dat coeliakie, een zeldzaam ziektebeeld van malabsorptie en groeivertraging bij jonge kinderen, gerelateerd was met de inname van tarwe, een waarneming die leidde tot de ontdekking van gluten als oorzakelijk voedingsmiddel. Sindsdien is de kennis over ethiologie, pathofysiologie, presentatie en behandeling van coeliakie exponentieel toegenomen.
R.A.M.J. Damoiseaux, C.M.F. Kneepkens
Hoofdstuk 27. Epilepsie
Samenvatting
De incidentie van epilepsie is het hoogst bij kinderen in het eerste levensjaar. In de zich ontwikkelende kinderhersenen zijn verschillende stoornissen en afwijkingen mogelijk die tot specifieke epilepsiesyndromen kunnen leiden. Het blijkt erg ingewikkeld om een voor verschillende disciplines bruikbare onderverdeling van epileptische aanvallen te maken. Voor een goede classificatie van epilepsie moeten aanvalskenmerken, beginleeftijd, bijkomende factoren, genetische gegevens en afwijkingen bij het neurologisch onderzoek bekend zijn. In dit hoofdstuk wordt een globaal overzicht gegeven van de diagnostische en therapeutische kenmerken van epilepsie.
D. Broere
Hoofdstuk 28. Astma
Samenvatting
Hoestende, snotterende en piepende kinderen zijn voor de huisarts bijna dagelijkse kost. Hoesten is de meest frequente reden voor contact met de huisarts. In de meerderheid van de gevallen zal het contact zich tot één telefonisch advies, spreekuurbezoek of (soms) visite beperken. Tenslotte gaat het bijna altijd om een virale infectie van de luchtwegen met een sterk zelflimiterend karakter. Zelden is er meer nodig dan algemene en symptoomverminderende adviezen.
P.J.E. Bindels

Interdisciplinaire samenwerking

Voorwerk
29 Huisarts en jeugdgezondheidszorg
Samenvatting
Kinderen maken in hun eerste levensjaren een indrukwekkende ontwikkeling door, die allesbepalend is voor hun verdere leven. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) kan een belangrijke bijdrage leveren aan gezondheid en welzijn van de kinderen en hun ouders. De JGZ heeft voornamelijk een preventieve rol. Bij problemen of afwijkingen worden kind en ouders zo nodig verwezen naar de juiste instantie.
C. Wensing
Hoofdstuk 30. Huisarts, Bureau Jeugdzorg en vertrouwensarts
Samenvatting
Bureau Jeugdzorg (BJZ) richt zich op het recht van de jeugdige om uit te groeien tot een gezonde volwassene. Vier kernbegrippen krijgen hierin betekenis: aandacht (informatie, advies en hulp); ondersteuning (zo snel, zo kort, zo licht, en zo dicht bij huis mogelijk); bescherming bij bedreiging; toezicht (jeugdreclassering). BJZ is een koepelorganisatie die de toegang tot de gezamenlijke jeugdhulpverlening verzorgt. Het heeft twee kerntaken: indicatiestelling en kortdurende ambulante hulp. Het vormt een (extra) schakel tussen de vraag naar en het aanbod aan informatie, advies en hulpverlening.
P. Pollmann
Hoofdstuk 31. Huisarts en kinderarts
Samenvatting
Klachten en ziekten van kinderen verschillen van die van volwassenen niet alleen wat etiologie en pathofysiologie, maar ook wat de wijze van uiting van de problemen betreft. Voor ouders zijn klachten en ziekten van kinderen vaak een bron van angst en ongerustheid. Vanuit hun verantwoordelijkheidsgevoel zijn ze mogelijk eerder geneigd om op (specialistische) zorg aan te dringen, waardoor ze in dit opzicht een speciale plaats innemen als consument van de gezondheidszorg.
L.W.A. van Suijlekom-Smit
Nawerk
Meer informatie
Titel
Kindergeneeskunde
Redacteuren
Prof. dr. P.J.E. Bindels
Dr. C.M.F. Kneepkens
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-313-9139-4
Print ISBN
978-90-313-9138-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9139-4