Doelen van IGL
Tabel
2 geeft een overzicht van de gevonden IGL met hun belangrijkste kenmerken. We hebben op grond van de doelstelling een onderscheid gemaakt tussen dataverzamelingsinstrumenten en datavisualisatie-instrumenten. Dataverzamelingsinstrumenten zijn veelal
meetinstrumenten die als belangrijk doel hebben het genereren van nieuwe data om aspecten van de gezonde leefomgeving inzichtelijk te maken. Een voorbeeld is de Gezondheidsmonitor van de GGD (versie 2020, Gelderland-Zuid). GGD’s verzamelen met deze vragenlijst informatie over de gezondheid en gezondheidsbeleving van burgers op lokaal en regionaal niveau. Respondenten beantwoorden 95 vragen verdeeld over vijftien domeinen die inzicht bieden in hun ervaren gezondheid. Daarbij hanteert de monitor een brede opvatting van gezondheid. In de editie van 2020 vraagt de monitor behalve naar sociale kenmerken van de leefomgeving ook naar de fysieke leefomgeving.
Tabel 2
Kenmerken van verschillende typen Nederlandse IGL, geordend naar doelstelling: dataverzameling en dataweergave (datastructurering en geografische kaarten)
dataverzamelingsinstrumenten |
naam IGL | BVO-scan | Gezondheidsmonitor | Speelscan | Leefplekmeter |
ontwikkelaars | Kenniscentrum Sport & Bewegen | RIVM/GGD/CBS | Hogeschool Windesheim, Gemeente Zwolle | Pharos, Platform31 (Architecture & Design Scotland, NHS Schotland) |
jaartal | 2020 | 2020 | 2014 | 2018 |
type output | data eventueel voor visuele weergave | data eventueel voor visuele weergave | beoordeling kwaliteit speelplekken | spinnenweb |
kwantitatief – kwalitatief | kwantitatief | kwantitatief | kwalitatief | beide |
objectief – subjectief | subjectief | beide | objectief | subjectief |
generiek – specifiek | specifiek | generiek | specifiek | generiek |
integraal – partieel | partieel | integraal | partieel | integraal |
normerend – beschrijvend | beschrijvend | beschrijvend | beschrijvend | beschrijvend |
beoogde gebruikers | beleidsmakers onderzoekers | onderzoekers beleidsmakers | beheerders bewoners | onderzoekers burgers beleidsmakers |
centraal concept | beweegvriendelijke omgeving | ervaren gezondheid en leefomgeving | gebruikswaarde speelplekken | lokale leefomgevingskwaliteit |
aantal domeinen | 5 | 15 | 12 | 14 |
aantal indicatoren/items/kaarten | 50 | 95 | 27 | 14 |
geografisch schaalniveau | buurt, wijk, stadsdeel, dorpskern | GGD-regio, stad, stadsdeel | speelplek | straat, buurt, wijk, dorpskern |
datastructureringsinstrumenten |
naam IGL | GO!-methode | Quickscan gezonde leefomgeving | Check je plek 2.0 | Waar staat je gemeente? |
ontwikkelaars | RIVM, Gemeente Utrecht | Royal Haskoning, GGD’s Gelderland | Rijkswaterstaat, BIJ12, RIVM | VNG, ABF Research |
jaartal | 2017 (2020) | 2016 | 2021 | onbekend |
type output | dashboard | dashboard | dashboard | dashboards |
kwantitatief – kwalitatief | kwantitatief | kwantitatief | kwantitatief | kwantitatief |
objectief – subjectief | beide | objectief | objectief | objectief |
generiek – specifiek | generiek | generiek | generiek | generiek |
integraal – partieel | integraal | partieel | partieel | integraal |
normerend – beschrijvend | beschrijvend | normerend | normerend | beschrijvend |
beoogde gebruikers | beleidsmakers (burgers) | beleidsmakers | burgers | beleidsmakers (burgers) |
centraal concept | gezonde leefomgeving | positieve gezondheid | leefomgeving in relatie tot gezondheid | onder andere gezondheid |
aantal domeinen | 6 | 11 | 3 | 8 |
aantal indicatoren/items/kaarten | 51/18 | 11 | 19 | 24 |
geografisch schaalniveau | stadsdeel | buurt, wijk | buurt, wijk | stad |
geografische informatie-instrumenten |
naam IGL | Atlas VZ Info | Leefbaarometer 3.0 | Atlas Leefomgeving | Waar staat je gemeente? (Gezondheidsverschillen) |
ontwikkelaars | RIVM | Atlas Research, In.Fact.Research | Rijkswaterstaat, BIJ12, RIVM | VNG, ABF Research |
jaartal | 2022 | 2022 | 2012 | 2021 |
type output | kaarten | kaart | kaarten | kaarten |
kwantitatief – kwalitatief | kwantitatief | kwantitatief | kwantitatief | kwantitatief |
objectief – subjectief | beide | objectief | beide | objectief |
generiek – specifiek | generiek | generiek | generiek | generiek |
integraal – partieel | integraal | integraal | integraal | integraal |
normerend – beschrijvend | beschrijvend | normerend | beschrijvend | beschrijvend |
beoogde gebruikers | beleidsmakers (burgers) | beleidsmakers (burgers) | onderzoekers beleidsmakers | beleidsmakers (burgers) |
centraal concept | (determinanten van) gezondheid | leefbaarheid/ leefomgevingskwaliteit | leefomgeving in relatie tot gezondheid | gezondheidsverschillen |
aantal domeinen | 20 | 5 | 12 | 5 |
aantal indicatoren/items/kaarten | 107 | 99 | 220 | 24 (48) |
geografisch schaalniveau | Nederland, (GGD-) regio, stad | Postcode‑6, buurt, wijk, stad | Nederland, regio, stad, wijk, buurt | stadsdeel |
Datavisualisatie-instrumenten gebruiken reeds bestaande data uit diverse bronnen om daarvan een selectie van indicatoren en cijfers of scores in een overzichtelijke grafische weergave te presenteren. Op basis van verschillende typen output onderscheiden we twee vormen van datavisualisatie-instrumenten: dashboards (datastructureringsinstrumenten) en geografische (score)kaarten (geografische informatie-instrumenten). Een voorbeeld van het eerste type is de Quickscan Leefomgeving, een IGL dat elf thema’s uit voornamelijk de fysieke leefomgeving (hitte, geluid, lucht) met (genormeerde) scores in een spinnenweb weergeeft. De Atlas Leefomgeving geeft in een online omgeving tientallen kaarten over de invloed van (aspecten van) de leefomgeving op gezondheid (bijvoorbeeld geluid in Nederland).
Kenmerken van IGL
Tabel
2 geeft tevens inzicht in de diverse kenmerken van de gevonden IGL. De IGL verschillen onderling op basis van: a) het
type data dat de instrumenten genereren, structureren of weergeven (kwalitatief/kwantitatief; objectief/subjectief), b) het
inhoudelijk bereik (‘scope’): wat maakt het instrument inzichtelijk (generiek/specifiek, integraal/partieel), c) de
output (beschrijvend/normerend), d) het
schaalniveau (buurt, wijk, stad, regionaal, nationaal) en e) de
gebruikers (primaire gebruikers voor zover in een beschrijving gevonden; tussen haakjes eventuele andere potentiële gebruikers).
Het overzicht toont een rijke diversiteit aan IGL. We illustreren dat op basis van twee ‘uitersten’. De Leefplekmeter is een meetinstrument dat beleidsmakers kunnen gebruiken om kwalitatieve en kwantitatieve data op te halen over de lokale leefomgevingskwaliteit van een buurt, wijk of gemeente (het schaalniveau is niet op voorhand gegeven). Bewoners geven op veertien thema’s een cijfer (1 tot 10) en beantwoorden open vragen als: wat gaat goed? En wat kan beter? Deze subjectieve (zelfgerapporteerde) data geven een generiek en integraal beeld van de mate waarin bewoners hun leefomgeving – straat, buurt of wijk – waarderen. De output is een spinnenweb (scores per thema) en een kwalitatieve toelichting op de scores. Check je plek daarentegen is een datavisualisatie-instrument dat burgers voor een opgegeven adres op basis van negentien indicatoren selectief inzicht verschaft in de gezondheid van de directe leefomgeving. Met behulp van vijf verschillende smiley’s normeert het IGL de scores van de buurt.
Inhoudelijk bereik van IGL
De Leefplekmeter en Check je plek laten bovendien zien dat de IGL verschillen in inhoudelijk bereik (scope): ze maken verschillende aspecten van de gezonde leefomgeving inzichtelijk. Op basis van het inhoudelijk bereik kunnen IGL specifiek of generiek genoemd worden. IGL als de BVO-scan, bedoeld om de beweegvriendelijkheid van de wijk te onderzoeken, belicht de gezonde leefomgeving vanuit een specifiek perspectief: bewegen. Net als de Speelscan (perspectief: spelen) is de BVO-scan specifiek te noemen. De Leefplekmeter en Check je plek zijn generiek, omdat ze de gezonde leefomgeving in meer algemene zin in kaart brengen.
Het bereik geeft aanleiding tot nog een onderscheid: integraal – partieel. Tabel
3 toont in welke domeinen van de leefomgeving – gebaseerd op Pineo et al. [
8] – de gevonden IGL inzicht geven. Een IGL hebben we integraal genoemd als het per type leefomgeving de helft of meer van het aantal domeinen bestrijkt. De Leefplekmeter is daarom integraal te noemen, Check je plek partieel. Hoewel de Leefplekmeter niet alle relevante domeinen in beeld brengt, ontbreekt bij Check je plek het merendeel van de domeinen. Daarmee is het bereik beperkt. In zekere zin geldt dat voor alle IGL: geen enkel instrument toont alles. Het onderscheid integraal – partieel is dan ook gradueel.
Tabel 3
De mate waarin Nederlandse IGL inzicht geven in verschillende domeinen van de leefomgeving
gebouwde leefomgeving | transport/mobiliteit (bereikbaarheid en openbaar vervoer) | X | | | X | | | | X | X | X | X | 6 |
huisvesting binnenmilieu (direct en indirect): woningcondities (kwaliteit) en gebouwcondities (kwaliteit) | X | | X | | | | | X | X | X | X | 6 |
afvalbeheer | X | X | | | X | | | | | | X | 4 |
geluid, licht, geur | X | | X | | X | X | X | X | X | X | | 8 |
land- en grondgebruik | | | | | | | | | X | | | 1 |
diensten en (nuts)voorzieningen | | | | | | X | | X | | | X | 3 |
voedselomgeving (winkels, supermarkten, (afhaal)restaurants) | X | | | | | X | | X | X | X | | 5 |
stedenbouw | | | | | | | | X | X | X | | 3 |
openbare ruimte | X | X | | X | | | | | X | | | 4 |
natuurlijke leefomgeving | natuurlijke omgeving, milieu, klimaat (inclusief hittestress), groen | X | X | | X | X | X | | X | X | X | X | 9 |
vervuilende stoffen ((bodem)verontreiniging en toxines, pollen, ziektekiemen (zoönosen), antibioticaresistentie) | | | | | | X | X | | X | | | 3 |
luchtkwaliteit en fotochemische verontreiniging (ozon) | X | | | | X | X | X | | X | X | X | 7 |
waterkwaliteit | | X | | | | | | | X | | | 2 |
externe veiligheid (risico op ongelukken, rampen, verkeersveiligheid) | X | X | | X | X | | | | X | | | 5 |
sociaal-culturele leefomgeving | criminaliteit en (sociale) veiligheid | X | X | X | | X | X | X | X | | | X | 8 |
onderwijs (beschikbaarheid en kwaliteit), opleidingsniveau en geletterdheid | X | | X | | | | | X | | X | X | 5 |
voorzieningen ten behoeve van ontspanning, recreatie en cultuur | X | X | X | | X | | X | | X | | X | 7 |
sociale cohesie (binding en verbondenheid, gedeelde normen en waarden, wederkerigheid; erkenning, erbij horen, respect), ontmoeting, participatie (onder andere vrijwilligerswerk) | | | X | X | X | X | | X | | X | X | 7 |
Demografie | | | X | | | | | | | | X | 2 |
sociale netwerken (sociaal kapitaal en sociale inclusie) | X | | X | | X | | X | X | | | X | 6 |
politieke leefomgeving | lokale democratie (en politieke participatie, burgerinitiatief) | X | | | | X | | X | | | | | 3 |
economische leefomgeving | werkgelegenheid, inkomen en sociaaleconomische zekerheid | X | | X | | | | X | X | | X | X | 6 |
economie en bedrijvigheid | X | | | | | | X | X | | | X | 4 |
individueel gedrag | Gedrag | | | X | | | | | | X | | | 2 |
individuele gezondheid | gezondheidsresultaten: fysieke en sociale beperkingen, morbiditeit en mortaliteit | | | X | X | X | X | X | X | X | | X | 8 |
gezondheidszorg en welzijn (incl. redzaamheid en sociale inclusie) | X | | X | | | | X | | X | | X | 5 |
| aantal subdomeinen in instrument | 17 | 7 | 12 | 6 | 11 | 9 | 11 | 14 | 16 | 10 | 16 | |
Wat opvalt in het totaalbeeld van het bereik van de IGL (tab.
3) is dat de nadruk ligt op de fysieke en sociale leefomgeving. Aspecten van de politieke en economische leefomgeving komen veel minder aan bod. Bij wijze van uitzondering vraagt de BVO-scan naar ‘politiek en beleidsmatig draagvlak’ door de mate van overeenstemming te scoren (eens – oneens) op de stelling ‘De beweegvriendelijke omgeving is voldoende opgenomen in het collegeprogramma, structuur- of omgevingsvisie.’ Tegelijkertijd zijn sommige domeinen
binnen de verschillende typen leefomgeving relatief onderbelicht. Zo komt landgebruik binnen de fysieke omgeving weinig terug. Hetzelfde geldt voor de waterkwaliteit. Daarbij zij wel opgemerkt dat de scores in de tabel afhangen van de definities van de domeinen: wat verstaan moet worden onder ‘Stedenbouw’ is niet haarscherp afgebakend. Niettemin geeft de tabel een indicatie van het inhoudelijke bereik van de instrumenten en wat zij
niet in kaart brengen.
Indicatoren van IGL
Ten vierde maken de IGL gebruik van
verschillende indicatoren om domeinen van de leefomgeving inzichtelijk te maken. We illustreren dit aan de hand van het domein ‘Groen’ als onderdeel van de natuurlijke leefomgeving. Elk IGL besteedt immers aandacht aan groen, zodat een onderlinge vergelijking mogelijk is (uitgezonderd Atlas VZ Info: dat IGL zegt dat groen een positief effect kan hebben op gezondheid, maar dat ‘de werking van groen op de gezondheid zeer complex [is]’, waardoor geen ‘uitspraken gedaan worden over de grootte en prioritering van de effecten’ ervan [
11]). Tabel
4 geeft een overzicht per instrument van de gebruikte indicatoren voor groen. Sommige IGL hanteren meer subjectieve, zelfgerapporteerde uitkomstmaten, zoals scores (0–10) voor een waardering voor het groen in de buurt (Leefplekmeter, GGD Monitor). Andere IGL hanteren juist objectieve indicatoren die navolgbaar en betrouwbaar zijn vast te stellen, zoals ‘aantal vierkante meter groen binnen 1.000 meter’ (GO!-methode), het ‘percentage bomen’ (Waar staat je Gemeente?) of ‘aanwezigheid van ongewenste flora, zoals brandnetels of berenklauw’ (Speelscan). De Quickscan Gezonde Leefomgeving gebruikt niet alleen de indicator ‘percentage groen in de buurt in een straal van 100 of 200 meter’, maar kent vervolgens ook een normering toe, variërend van −2 bij een percentage tussen 0–17% tot +2 bij een percentage > 67 %.
Tabel 4
Indicatoren van het domein Groen van Nederlandse IGL
Leefplekmeter | Kan ik genieten van voldoende natuur en groen? (1–10) Denk bij het bepalen van je score aan: is er voldoende natuur en groen in de buurt? Zijn natuur en groen voor jou toegankelijk? Kun je van de natuur genieten? Zijn er dingen die dat verhinderen, zoals onveiligheid, geluidshinder of een slechte luchtkwaliteit? Zijn natuur en groen mooi en goed onderhouden? Zijn er bankjes voor als je wilt zitten? Verwacht je dat je in de toekomst een andere behoefte hebt aan natuur en groen? |
Speelscan | In welke mate zijn onderstaande (ongewenste) soorten flora (ongewenste verwildering, berenklauw, brandnetels, prikkelbosjes) aanwezig op of rond de speelplek? Wat is de staat van onderhoud van het (gewenste) groen op en rond de speelplek? |
Gezondheidsmonitor GGD Gelderland-Zuid | Welk cijfer geeft u aan het groen in uw buurt? (1–10) Ik vind dat er voldoende groen in de buurt is (helemaal oneens-helemaal eens) |
Beweegvriendelijke omgevingsscan (BVO-scan) | Er is voldoende natuur en groen in de buurt waar mensen gemakkelijk en voor verschillende doeleinden gebruik van kunnen maken De natuur en het groen in deze wijk zijn voldoende aantrekkelijk, goed onderhouden en veilig De natuur en het groen in deze wijk worden door iedereen gebruikt, ongeacht leeftijd, geslacht, etnische afkomst, geloofsovertuiging, seksuele geaardheid of handicap |
GO!-methode | % bewoners tevreden over gebruiksgroen m2 gebruiksgroen per 1.000 inwoners (groen op loopafstand) |
Quickscan gezonde leefomgeving | het percentage groen in de buurt |
Check je plek | schaduwrijke bomen binnen 500 meter groen binnen 500 meter |
Waar staat je gemeente | oppervlakte van groen oppervlakte van bomen |
Atlas VZ info | De werking van groen op gezondheid is zeer complex. Vanwege deze complexiteit en de invloed van de ruimtelijke en sociale context worden geen uitspraken gedaan over de grootte en prioritering van de effecten |
Leefbaarometer | afstand tot bos (logaritme) aandeel groen (100 m) aandeel duinen (500 m) |
Atlasleefomgeving | groenkaart (%) inclusief agrarisch gebied |
Waar staat je gemeente Gezondheidsverschillen | nabijheid natuurgebied, bos, kust en groot water interactie groen (niet nader gespecificeerd) |
Deze verschillen roepen vragen op welk (deel)construct van de groene leefomgeving de diverse IGL precies beogen in beeld te brengen en welke indicatoren geacht worden deze constructen weer te geven of te meten. Het percentage groen in een straal van 100 meter zegt iets over de hoeveelheid groen in verhouding tot niet-groen in de buurt. Wat zegt deze indicator echter over de aard en kwaliteit van het groen (grasveld, bomen, struiken), de bereikbaarheid, het daadwerkelijke gebruik (bijvoorbeeld voor ontspanning of beweging) of de waardering ervan? Veelal ontbreekt een duidelijke constructomschrijving of -definitie (zoals ‘Interactie groen’ bij IGL Waar staat je gemeente?), en een onderbouwing van de manier waarop de gekozen indicator(en gezamenlijk) dit construct representeren. Niet zelden is de keuze pragmatisch vanwege de afhankelijkheid van de (landelijk dekkende) beschikbaarheid en toelaatbaarheid van data.
Conceptuele onderbouwing van IGL
De hierboven beschreven verschillen in kenmerken en selectie van indicatoren zijn toe te schrijven aan verschillen in
conceptuele onderbouwing van de IGL: wat is het centrale concept, hoe is dat gedefinieerd en hoe is dat gerelateerd aan de gezonde leefomgeving? Dat komt tot uitdrukking in het centrale concept dat de IGL beogen in kaart te brengen (zie de kolom ‘Centraal concept’ in tab.
2). We beperken ons in de beschrijving tot IGL waarin een vorm van tekstuele onderbouwing of beschrijving gevonden is.
Het meest uitgebreid beschreven van alle gevonden IGL is de Leefbaarometer 3.0 [
12]. Deze IGL heeft lokale leefomgevingskwaliteit als centraal concept, waarvan gezondheid een onderdeel is. De Leefbaarometer scoort leefomgevingskwaliteit (negen gradaties) tot op postcodeniveau, variërend van zeer onvoldoende naar uitstekend (weergegeven in kleuren). Deze score wordt op een wetenschappelijk gevalideerde wijze berekend op basis van 39 landelijk beschikbare kenmerken die voorspellend zijn voor en afgeleid zijn uit hoe mensen hun leefomgeving zeggen te waarderen in woononderzoek (
stated preferences op basis van het Woononderzoek Nederland) en hoe mensen de omgeving financieel waarderen door hun koopgedrag (
revealed preferences). ‘Lokale leefomgevingskwaliteit’ (of ‘Leefbaarheid’) definiëren de ontwikkelaars als ‘de mate waarin de omgeving aansluit bij de eisen en wensen die er door de mens aan worden gesteld’ [
13]. Gezondheid zien zij als een van zes eisen die mensen stellen aan een leefbare omgeving (naast esthetiek/aantrekkelijkheid, welzijn, positieve sociale relaties, kansen en (ervaren) veiligheid). Leefbaarheid is dus een breder concept dan gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd hanteert het instrument een beperkte opvatting van gezondheid. Een definitie ervan geven de ontwikkelaars niet, maar de instrumentbeschrijving geeft aanleiding te veronderstellen dat de gezonde leefomgeving verband houdt met kenmerken van de fysieke leefomgeving met directe invloeden, zoals luchtkwaliteit, bodemverontreiniging, straling en natuurrampen, en met indirecte invloeden, zoals stress door geluidsoverlast, klimaatverandering, hitte en aanwezigheid van groen (natuurlijke omgeving); en de beloopbaarheid van de voorzieningen, de bereikbaarheid door de infrastructuur (gebouwde omgeving). Uit tab.
3 blijkt echter dat de gezonde leefomgeving meer omvat dan de aspecten van de fysieke leefomgeving. Omdat de Leefbaarometer ontwikkeld is voor het bredere concept lokale leefomgevingskwaliteit – waarvan de gezonde
fysieke leefomgeving een onderdeel is – levert deze IGL geen direct beeld van de gezonde leefomgeving.
De Quickscan Leefomgeving stelt met haar afhankelijke variabele ‘gezonde leefomgeving’ gezondheid meer centraal. Net als in tal van recente beleidsstukken het geval is wordt met gezondheid Positieve gezondheid bedoeld: ‘het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven’ [
14]. Positieve gezondheid is een subjectieve maat die aangeeft in hoeverre mensen zichzelf gezond voelen op basis van zes dimensies: lichaamsfuncties, dagelijks functioneren, zingeving, mentaal welbevinden, meedoen, kwaliteit van leven. Welke kwaliteiten het aan de leefomgeving stelt om deze subjectieve beleving positief te beïnvloeden volgt hier conceptueel niet uit (al is elders wel gepoogd Positieve gezondheid en leefomgeving te conceptualiseren [
15]). In de Quickscan worden de zes dimensies van Positieve gezondheid ook niet vertaald in indicatoren die de positief gezonde leefomgeving tot uitdrukking zouden brengen. De Quickscan gebruikt daarentegen voornamelijk grootheden die kenmerken van de fysieke leefomgeving tot uitdrukking brengen (onder andere luchtkwaliteit, geluid, geur). Ondanks de verwijzing naar Positieve gezondheid brengt deze IGL dus vooral de relatie tussen gezondheid en de fysieke leefomgeving in kaart, net als de Leefbaarometer door middel van scores.
De GO!-methode heeft een breder perspectief op ‘gezonde leefomgeving’. GO! gebruikt de definitie van het RIVM, die een combinatie van leefbaarheid, gezondheidsbevordering en -bescherming betreft: ‘Een gezonde leefomgeving is een leefomgeving die als prettig wordt ervaren, die uitnodigt tot gezond gedrag en waar de druk op de gezondheid zo laag mogelijk is’ [
16]. Dit IGL toont hoe achttien indicatoren (verdeeld over de domeinen Leefstijl/Gezondheid, Veilig/Schoon, Groen, Actief/Sociaal, Luchtkwaliteit/Geluid, Voorzieningen/Inrichting) in een wijk scoren ten opzichte van het gemeentegemiddelde. Volgens de ontwikkelaars gebeurt dat deels ‘door te kijken naar de beschikbaarheid van data’ (een pragmatisch argument), deels op basis van ‘de wetenschappelijke onderbouwing van de relatie tussen de indicatoren [en] de inrichting van de leefomgeving’ [
17, p. 28]. Deze onderbouwing is echter niet duidelijk beschreven. Hoewel gezonde leefomgeving centraal staat en breed gedefinieerd is, blijven met deze keuze aan indicatoren cruciale eigenschappen van de gezonde leefomgeving onderbelicht.
Bij de Leefplekmeter en Check je plek (Atlas Leefomgeving) ontbreekt een conceptuele uitwerking van de gezonde leefomgeving vrijwel volledig. Beide IGL volstaan met een korte omschrijving van de relatie. De leefplek heeft ‘belangrijke gevolgen voor ons leven en onze gezondheid’ (Leefplekmeter), en ‘Je leefomgeving is namelijk belangrijk voor je gezondheid’ (Check je plek). Het Schotse brondocument waar de Nederlandse vertaling van de Leefplekmeter op is gebaseerd, is niet veel uitvoeriger, hoewel een relatie tussen
place, well being, quality of life, health en
health inequalities wordt verondersteld [
18]. Ook bij de GGD-monitor ontbreken definities van gezondheid en (gezonde) leefomgeving.
Kortom, de mate van conceptuele onderbouwing van de IGL loopt uiteen. Bovendien is deze onderbouwing niet altijd helder; soms ontbreekt die zelfs. Het centrale construct dat het IGL in kaart brengt of meet, bepaalt grotendeels wat wel en wat niet inzichtelijk wordt gemaakt. Soms is gezondheid slechts een onderdeel (bijvoorbeeld van de lokale leefomgevingskwaliteit; Leefbaarometer), soms staat de gezonde leefomgeving centraal. Soms is gezondheid (van de leefomgeving) expliciet gedefinieerd, soms impliciet verondersteld. Bovendien is wisselend navolgbaar hoe geselecteerde indicatoren voortvloeien uit het centrale concept en hoe zij worden geoperationaliseerd.