Inleiding
Binnen het opleidingscontinuüm in de geneeskunde maken studenten drie belangrijke transities door:
-
van theorie (studeren in het kader van de bachelor) naar de praktijk (coschappen tijdens de master);
-
van student (leren) naar basisarts (uitvoeren);
-
van basisarts naar medisch specialist, huisarts, sociaal-geneeskundige of een andere specialisatie.
Bij de eerste twee transities zijn studenten vooral gericht op de patiëntenzorg (het eerste vak). Als medisch specialist, huisarts of sociaal-geneeskundige bestaat een groot deel van het werk echter uit allerlei andere taken, zoals verandermanagement of beleidsontwikkeling (het tweede vak). Bovendien wordt er een beroep gedaan op vaardigheden, zoals vergaderen, voorzitten of besturen. Op dit moment worden studenten geneeskunde hier nog onvoldoende op voorbereid. Hierdoor is de laatste transitie voor veel artsen lastig en bepaalt vooral de individuele affiniteit met het tweede vak het succes in de praktijk [
1].
De Universitaire Medische Centra in Nederland dragen daarom de verantwoordelijkheid om alle geneeskundestudenten al tijdens hun basisopleiding in aanraking te brengen met hun tweede vak. Dit wordt onderkend in het Raamplan 2020 van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), waarin voor het eerst ook eindtermen voor de competentie Medisch leiderschap zijn opgenomen. Volgens dit nieuwe Raamplan moet een basisarts onder meer kunnen bijdragen aan de verbetering van de zorgverlening in teams, organisaties en systemen, en aan de doelmatige inzet van de beschikbare middelen voor de gezondheidszorg [
2].
De basiskennis die artsen mee moeten krijgen over deze thema’s is vastgelegd in het
Leerboek volksgezondheid en gezondheidszorg [
3]. Hierin wordt de werking van het zorgsysteem beschreven, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de organisatie van zorgverlening en de financiering en bekostiging van de zorg. In samenhang met het vorige worden de drie pijlers toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van zorg behandeld, waarbij bij dit laatste vier dimensies worden onderscheiden: veiligheid, patiëntgerichtheid, effectiviteit en doelmatigheid.
De geneeskundefaculteiten gebruiken het bovenstaande reeds als kader en idealiter zouden deze thema’s in een longitudinale leerlijn in zowel de bachelor als master voldoende aandacht moeten krijgen, met een opbouw in complexiteit en mogelijkheden tot verdieping. Verder zou een dergelijke leerlijn naast theoretisch onderwijs ook praktijkgericht onderwijs moeten omvatten, gericht op het bedenken van oplossingen voor actuele organisatorische en beleidsvraagstukken in de zorg. In de huidige curricula blijft de ruimte echter beperkt tot slechts enkele uren onderwijs binnen de bachelor of master.
Volgens onderzoek voelt minder dan een kwart (23%) van de geneeskundestudenten zich goed voorbereid op werken in de toekomstige zorg en vindt een ruime meerderheid dat de opleidingen meer aandacht moeten besteden aan de zorgorganisatie (64%) en de financiering (67%) [
4].
Het tweede vak in de opleiding
Als antwoord op de hierboven beschreven situatie en vooruitlopend op het nieuwe Raamplan zijn wij in 2019 gestart met nieuw onderwijs in het kader van de master geneeskunde van het Erasmus MC. Daarbij maken alle studenten geneeskunde vroeg in hun carrière proactief kennis met het tweede vak. Dit onderwijs maakt deel uit van een leerlijn die de studenten stimuleert om een visie te ontwikkelen op de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het zorgsysteem [
5]. Deze leerlijn richt zich op de competenties maatschappelijk handelen en leiderschap.
Tijdens de bachelor krijgen studenten al enig inzicht in onderwerpen als kosteneffectiviteit en het stelsel van zorgverzekeringen. Maar ook in Rotterdam is er in het huidige bachelor curriculum slechts een beperkt aantal uren beschikbaar voor deze thema’s, waardoor de basis voor vervolgonderwijs in de master vrij zwak is.
Om vervolgens toch de koppeling te kunnen maken van een visie op de zorg naar de praktijk van het werken als arts hebben we een les ‘Beleid en bestuur’ ontwikkeld voor masterstudenten die hun klinische coschappen reeds hebben gevolgd. Deze les vindt plaats in een tweewekelijks onderwijsblok Sociale geneeskunde, waarin ook ruimte is gemaakt voor onderwijs in de juridische en organisatorische aspecten van zorg.
De les bestaat uit kleinschalig onderwijs (
n = 12–14) verzorgd door een jonge medisch specialist, waarbij de studenten gedurende sessies van 2 uur interactief aan de slag gaan met onderwerpen uit het coalitieakkoord 2021–2025, het visiedocument van de Federatie Medisch Specialisten (FMS), het Integraal Zorgakkoord en strategische visies van verschillende ziekenhuizen [
6‐
8]. Bovendien maakt de coassistent kennis met begrippen als sterkte- en zwakteanalyses, en planningscycli. Verder oefenen de deelnemers via een kort rollenspel tijdens de les met vaardigheden die nodig zijn voor effectief vergaderen of voorzitten. Hierbij wordt casuïstiek uit de praktijk als uitgangspunt genomen.
Ervaringen
Onze ervaringen zijn tot op heden zeer positief. Sinds de start in juni 2019 hebben 1.044 coassistenten de les gevolgd, waarbij het onderwijs gemiddeld met een 8,6 en de docent met een 9,1 wordt gewaardeerd. Coassistenten geven daarbij aan dat zij de les als een zeer nuttige aanvulling op het bestaande onderwijs ervaren (zie het kader). Uit de citaten van coassistenten blijkt dat dit onderwijs volgens hen nodig is en dat de opleiding hen meer inzicht moet bieden in het zorgsysteem op macro- (zoals de financiering), meso- (bijvoorbeeld het besturen van een ziekenhuis) en microniveau (onder andere de vaardigheden die horen bij het tweede vak van elke arts). Zij zouden deze onderwerpen tijdens zowel de bachelor als de master op meer plekken aan bod willen zien komen.
Ook wij denken dat studenten van deze oriënterende les meekrijgen dat hun werk in de praktijk vraagt om meer dan alleen medisch-inhoudelijke kennis. Maar wij realiseren ons ook dat één les van 2 uur te kort is om alle essentiële onderdelen (zoals de structuren in de zorg, de financiering van zorg en het overheidsbeleid) en belangrijke vaardigheden (bijvoorbeeld prettig samenwerken en effectief vergaderen) aan bod te laten komen. Deze les zorgt voor de eerste inzichten, waarbij vervolglessen zich zouden kunnen richten op kennisverdieping per onderdeel of vaardighedentraining.
Conclusie
Om beter voorbereid te zijn op hun tweede vak moeten studenten geneeskunde tijdens hun opleiding basiskennis meekrijgen over de werking van het zorgsysteem. Dit vraagt om voldoende onderwijsmomenten tijdens zowel de bachelor als de master, waarin theoretische kennis ook moet worden toegepast op vraagstukken rond de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van zorg.
Het in dit artikel beschreven onderwijs tijdens de master, dat gebruikmaakt van praktijkvoorbeelden en wordt verzorgd door een jonge medisch specialist, wordt door de coassistenten zeer positief beoordeeld. Ze onderkennen het belang van kennis over het zorgsysteem op macro-, meso- en microniveau, en vragen om meer onderwijs tijdens de bachelor en master dat hen voorbereidt op hun tweede vak.
De door onze coassistenten geformuleerde behoeften sluiten goed aan bij de visie van het Raamplan 2020. We denken dat in deze behoeften kan worden voorzien door vroeg tijdens de bachelor lessen aan te bieden over de structuur en financiering van het zorgsysteem (macroniveau), later in de bachelor of vroeg in de master aandacht te besteden aan beleid en management op instellingsniveau (mesoniveau) en tijdens de master onderwijs aan te bieden gericht op samenwerken in een vakgroep en effectief vergaderen (microniveau). Hierbij moet een goede aansluiting bij de praktijk en belevingswereld van studenten worden gewaarborgd, waarbij de inbreng van medisch specialisten in dit onderwijs wordt aanbevolen. Daarnaast zou soortgelijk onderwijs in andere opleidingsregio’s geïntroduceerd kunnen worden.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License, which permits use, sharing, adaptation, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if changes were made. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit
http://creativecommons.org/licenses/by/4.0/.
Publisher’s Note
Springer Nature remains neutral with regard to jurisdictional claims in published maps and institutional affiliations.