Hoogbegaafdheid is ons inziens zowel in de praktijk als in theorie een ingewikkeld begrip. Het is niet een scherp omlijnd concept met heldere criteria waaraan voldaan moet worden om van hoogbegaafdheid te kunnen spreken. Er zijn talrijke definities in gebruik, die verschillende kenmerken beschrijven, die ook weer verschillend worden geoperationaliseerd en geïnterpreteerd. We zullen enkele veel gehanteerde modellen kort noemen om een indruk te geven van de verscheidenheid van deze definities. In het ‘drie-ringenconcept’ van Renzulli worden een hoge intelligentie, een groot doorzettingsvermogen en een hoge mate van creativiteit genoemd als essentiële kenmerken van hoogbegaafdheid (Renzulli
1988). Dit model is uitgebreid door Mönks met de factoren gezin, school en vrienden om de afhankelijkheid van externe factoren weer te geven (Mönks en Boxtel
1985). Alleen wanneer alle zes de elementen optimaal zijn, kan een kind prestaties op een begaafd niveau leveren. Een ander veel geciteerd model is dat van Gardner (
1983), die acht dimensies van intelligentie onderscheidt: taalkundige, logisch-mathematische, ruimtelijke, muzikale, lichamelijke, inter- en intrapersoonlijke en naturalistische intelligentie. Een relatief recente definitie is het zogeheten Delphi-model (gebaseerd op consensus van twintig experts op het gebied van begaafdheid), waarbij hoogbegaafdheid als volgt wordt gedefinieerd:
‘Een hoogbegaafde is een snelle en slimme denker, die complexe zaken aankan. Autonoom, nieuwsgierig en gedreven van aard. Een sensitief en emotioneel mens. Intens levend. Hij of zij schept plezier in creëren’ (Kooijman-van Thiel
2008). Eveneens vaker gehanteerd is de definitie van Dabrovski, die de nadruk legt op de extreem snelle verwerking van intellectuele, emotionele, sensorische, motorische en imaginaire prikkels bij hoogbegaafde mensen ten gevolge van een zeer efficiënt zenuwstelsel (
1972). Hierdoor voelen hoogbegaafden zich sterk aangetrokken tot analytische bezigheden, beleven ze gevoelens op een intense manier en hebben ze een opvallend scherpe waarneming van andermans gevoelens, hebben ze sneller last van zintuigelijke overprikkeling, hebben ze een zeer sterke voorkeur voor lichaamsbeweging en zijn ze zeer fantasierijk.
Het bovenstaande maakt duidelijk dat hoogbegaafdheid binnen ieder afzonderlijk model een zeer heterogeen construct is. Tevens is er zeer beperkte overlap tussen de verschillende definities. Doordat een vastomlijnde definitie en criteria ontbreken en er tevens geen goed gevalideerde en betrouwbare meetinstrumenten of methodieken zijn om hoogbegaafdheid objectief in kaart te brengen, is hoogbegaafdheid naar onze overtuiging niet te meten. Desalniettemin wordt er in de dagelijkse praktijk geregeld hoogbegaafdheid vastgesteld bij kinderen en jongeren. Wij zullen hieronder een aantal categorieën kinderen beschrijven waarbij ons inziens de classificatie ‘hoogbegaafd’ risico’s met zich meebrengt ten aanzien van de ontwikkeling.