Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen 4/2023

Open Access 15-11-2023 | Wetenschappelijk artikel

De relatie tussen ziekenhuisopname door COVID-19 en ervaren, mentale en fysieke gezondheid na twaalf maanden

Auteurs: Lobke Kuijs, Cornelia H. M. van Jaarsveld, Fieke Raaijmakers, Robert-Jan Hassing, Kirsten Wevers, Simone Croezen

Gepubliceerd in: TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen | Uitgave 4/2023

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Inleiding

In dit onderzoek kijken we naar de prevalentie van restklachten, ervaren gezondheid, en mentale en fysieke gezondheid twaalf maanden na een COVID-19-besmetting bij personen die wel en niet zijn opgenomen in het ziekenhuis vanwege een COVID-19-besmetting.

Methode

We hebben een online vragenlijstonderzoek gedaan bij personen die positief getest zijn bij de GGD’en Noord- en Oost-Gelderland en Gelderland-Midden (n = 8232) en bij patiënten die opgenomen zijn geweest in ziekenhuis Rijnstate (n = 125).

Resultaten

De opgenomen personen rapporteren vaker restklachten (83,5%) en ervaren gemiddeld meer restklachten (3–4 klachten) dan niet-opgenomen personen (45,9% en 1–2 klachten). Ziekenhuisopname vergroot de kans op een slechte ervaren gezondheid (oddsratio (OR) = 2,50; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 1,84–3,38) en meer beperking bij lichte (OR = 2,34; 95%-BI 1,77–3,10), matige (OR = 1,80; 95%-BI 1,37–2,35) en forse fysieke inspanning (OR = 2,57; 95%-BI 1,97–3,36), maar niet op een slechte mentale gezondheid (OR = 1,32; 95%-BI 0,94–1,86).

Conclusie

Personen die zijn opgenomen in het ziekenhuis vanwege een COVID-19-besmetting bezitten twaalf maanden na besmetting vaker en meer restklachten dan niet-opgenomen personen. Daarnaast heeft ziekenhuisopname invloed op de ervaren gezondheid en beperking van fysieke inspanning twaalf maanden na besmetting.
Opmerkingen

Digitaal aanvullende content

De online versie van dit artikel (https://​doi.​org/​10.​1007/​s12508-023-00421-x) bevat aanvullend materiaal, toegankelijk voor daartoe geautoriseerde gebruikers.
The authors Lobke Kuijs and Cornelia H.M. van Jaarsveld contributed equally to the manuscript.

Publisher’s Note

Springer Nature remains neutral with regard to jurisdictional claims in published maps and institutional affiliations.

Inleiding

Een COVID-19-besmetting kan ook op de lange termijn klachten geven, zoals vermoeidheid, kortademigheid en concentratieproblemen [13]. Deze restklachten kunnen zorgen voor een afname van de kwaliteit van leven [4]. Zo ervaren personen met restklachten maanden na een besmetting een verminderd gezondheidsherstel, belemmering in de uitvoer van activiteiten in het dagelijkse leven en een slechter mentaal en fysiek welzijn [5, 6].
De ernst van het ziektebeeld, gedefinieerd door een ziekenhuisopname vanwege de COVID-19-besmetting, is van invloed op het beloop van restklachten. Zes tot negen maanden na besmetting bezitten opgenomen personen meer kans op het ervaren van een of meer restklachten dan niet-opgenomen personen, waarbij deze groep ook significant vaker last heeft van vermoeidheid, kortademigheid en spierpijn [7, 8]. Daarnaast hebben opgenomen personen tot zes maanden na ziekenhuisopname een slechtere ervaren gezondheid en ervaren ze meer beperkingen bij fysieke inspanning, waardoor zij hun dagelijkse werkzaamheden en sociale activiteiten minder goed kunnen uitvoeren dan niet-opgenomen personen [9]. Over het verschil in restklachten en fysieke gezondheid tussen opgenomen en niet-opgenomen personen is vanuit de literatuur zeer weinig bekend.
In de literatuur is ook weinig te vinden over het verschil in mentale gezondheid tussen opgenomen en niet-opgenomen personen, zeker voor een termijn langer dan enkele maanden na besmetting. Uit een systematische review kwam naar voren dat personen die vanwege een COVID-19-besmetting in het ziekenhuis opgenomen zijn na zes maanden een licht verhoogde kans bezitten op het ontwikkelen van een eerste psychische stoornis vergeleken met niet-opgenomen personen, hoewel deze kans alsnog zeer klein is [10]. Daarnaast vond een ander onderzoek dat ongeveer vier maanden na besmetting geen sprake was van een verschil in de prevalentie van PTSS tussen opgenomen en niet-opgenomen personen [11].
Slechts een beperkt aantal onderzoeken kijkt naar het langetermijneffect van een COVID-19-besmetting op de gezondheid van zowel opgenomen als niet-opgenomen personen. Bovendien is de duur van de follow-up vaak beperkt tot een aantal maanden. Daarnaast beperken deze onderzoeken zich vaak tot slechts één gezondheidsmaat, zoals restklachten.
Dit onderzoek draagt bij aan de huidige kennis over de gezondheid na een COVID-19-besmetting door verschillende gezondheidsaspecten in kaart te brengen op een termijn van twaalf maanden na besmetting bij personen die wel en bij personen die niet zijn opgenomen in het ziekenhuis. De onderzoeksvragen luiden als volgt:
  • Wat is twaalf maanden na een COVID-19-besmetting de prevalentie van restklachten?
  • Hoe worden twaalf maanden na een COVID-19-besmetting de algemene gezondheid, mentale gezondheid en beperkingen bij fysieke inspanning ervaren?
  • In welke mate verschilt dit tussen personen die wel of niet zijn opgenomen in het ziekenhuis vanwege een COVID-19-besmetting?

Methode

Onderzoekspopulatie en dataverzameling

Deelnemers werden geïncludeerd door GGD Noord- en Oost Gelderland, GGD Gelderland-Midden en ziekenhuis Rijnstate tijdens de eerste en tweede besmettingsgolf in 2020. De GGD’en benaderden personen vanaf 16 jaar die tussen half oktober 2020 en eind december 2020 positief zijn getest voor deelname aan online vragenlijstonderzoeken (n = 28.645). Personen die zijn getest via thuisbemonstering werden uitgesloten van deelname. De deelnemers gaven digitaal geïnformeerde toestemming. De vragenlijsten werden via e-mail verstuurd en na één week werd een herinneringsbericht gestuurd. Van 8.232 respondenten (28,7%) werden volledig ingevulde vragenlijsten ontvangen. Van deze groep waren 8.032 respondenten (97,6%) niet opgenomen in het ziekenhuis vanwege hun COVID-19-besmetting en waren er 200 (2,4%) wel opgenomen. Van de wel-opgenomen personen waren 89 respondenten (44,5%) opgenomen op de IC.
Patiënten die tussen maart 2020 en juni 2020 met een COVID-19-besmetting in Rijnstate waren opgenomen, werden na ontslag telefonisch benaderd voor deelname aan het onderzoek. Patiënten die hiervoor toestemming gaven (n = 170), ontvingen twaalf maanden na ontslag uit het ziekenhuis een online vragenlijst; 75,3% (n = 125) vulde de vragenlijst volledig in. Van deze groep zijn 110 patiënten (88,0%) niet opgenomen op de IC tijdens ziekenhuisopname, elf patiënten (8,8%) één keer en vier patiënten (3,2%) twee keer of vaker. Patiënten verbleven tussen één en 94 dagen in het Rijnstate ziekenhuis met een gemiddelde van 11,0 dagen (met een standaarddeviatie van 14,9 dagen).
De gegevens voor dit onderzoek werden anoniem verwerkt. Dit onderzoek werd door de CMO Oost Nederland als niet WMO-plichtig verklaard, en daarom ook niet getoetst door een medisch-ethische toetsingscommissie.

Definities

De prevalentie van restklachten twaalf maanden na een COVID-19-besmetting werd uitsluitend uitgevraagd door de GGD’en. Respondenten die aangaven op dit moment last te ervaren van restklachten wegens hun COVID-19-besmetting kregen de volgende vraag voorgelegd: ‘Van welke restklachten heeft u nu last?’. Daarbij konden ze de volgende restklachten aankruisen: benauwdheid/kortademigheid, hoesten, pijn op de borst, verminderd uithoudingsvermogen, verminderde spierkracht, algehele vermoeidheid, reuk- en smaakverlies, duizeligheid, geheugenverlies, concentratieproblemen, slaapstoornissen, angst- of stemmingsklachten, hoofdpijn, spierpijn of anders. Voor de somscore werden ervaren restklachten bij elkaar opgeteld.
Ervaren gezondheid, mentale gezondheid en fysieke gezondheid twaalf maanden na de COVID-19-besmetting werd door de GGD’en en Rijnstate nagevraagd aan de hand van verschillende items uit de Short Form (36) Health Survey (SF-36), een gevalideerde vragenlijst voor aan gezondheid gerelateerde kwaliteit van leven (zie bijlage 1 in de digitaal aanvullende content) [12]. Voor ervaren gezondheid werd gebruikgemaakt van de vraag: ‘Hoe is over het algemeen uw gezondheid?’, met antwoordopties op een vijfpuntsschaal [12]. Mentale gezondheid werd uitgevraagd met de Mental Health Inventory 5 (MHI-5), die vijf stellingen bevat over mentaal welzijn. Daarop kan geantwoord worden met een zespuntsschaal, lopend van ‘nooit’ tot ‘voortdurend’ [13]. Hieruit werd een somscore berekend, waarbij een somscore hoger dan 60 wordt aangemerkt als een goede mentale gezondheid [13]. Voor fysieke gezondheid werd beperking bij de uitvoer van lichte, matige en forse fysieke inspanning uitgevraagd [12]. De respondenten konden voor iedere vorm van fysieke inspanning aangeven of ze helemaal niet beperkt, een klein beetje beperkt of zwaar beperkt werden. In de GGD-vragenlijst werden de vragen over fysieke beperkingen uitsluitend gesteld aan respondenten die een of meer restklachten ervaarden.
Achtergrondkenmerken, zoals geslacht, leeftijd, lengte, gewicht en gezondheidsproblemen, werden bij de GGD-respondenten uitgevraagd met de vragenlijst. Bij Rijnstate-respondenten werden deze kenmerken opgehaald uit het patiëntendossier. Leeftijd werd ingedeeld in vier categorieën ‘16 tot en met 39 jaar’, ‘40 tot en met 54 jaar’, ‘55 tot en met 69 jaar’ en ‘70 jaar of ouder’. De body mass index (BMI) werd berekend (gewicht (in kg)/lengte (in m)2) en ingedeeld in drie categorieën: onder- en gezond gewicht (BMI < 25), overgewicht (BMI 25–30) en ernstig overgewicht (BMI > 30).
Gezondheidsproblemen werden door de GGD’en uitgevraagd met de vraag: ‘Heeft u een of meer van de volgende gezondheidsproblemen? Afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen (zoals astma, COPD), een (chronische) hartaandoening, diabetes mellitus (suikerziekte), ernstige nieraandoeningen die leiden tot dialyse of niertransplantatie, een hiv-infectie of lagere weerstand tegen infecties’, waarop respondenten met ‘ja’ of ‘nee’ konden antwoorden.
Voor de deelnemers uit Rijnstate werd informatie over gezondheidsproblemen uit het patiëntendossier gehaald. Respondenten werden aangemerkt als hebbende gezondheidsproblemen indien ze een of meer van de volgende aandoeningen hadden: een chronische hartaandoening, hypertensie, een chronische longziekte, een chronische leverziekte, diabetes, tuberculose, asplenie, maligne neoplasma of hiv.

Analyse

In dit onderzoek werd een vergelijking gemaakt tussen drie groepen: 1) GGD-respondenten zonder zelfgerapporteerde ziekenhuisopname vanwege een COVID-19-besmetting (‘GGD niet-opgenomen’); 2) GGD-respondenten met een zelfgerapporteerde ziekenhuisopname vanwege een COVID-19-besmetting (‘GGD wel-opgenomen’); 3) respondenten met een ziekenhuisopname in Rijnstate vanwege een COVID-19-besmetting (‘Rijnstate’).

Statistiek

Chi-kwadraattoetsen werden gebruikt om statistisch significante verschillen te bepalen tussen de COVID-19-groepen. Met behulp van een onafhankelijke steekproeven-t-toets werd het verschil in het gemiddelde aantal restklachten getoetst tussen de twee GGD-groepen. Multivariabele regressie analyses werden gebruikt om de invloed van ziekenhuisopname op de ervaren gezondheid en mentale gezondheid, en het ervaren van beperkingen bij lichte, matige en forse fysieke inspanning te toetsen, gecorrigeerd voor achtergrondkenmerken.
Vanwege de beperkte aantallen worden de ziekenhuisgroepen GGD wel-opgenomen en Rijnstate samengenomen bij de multivariabele regressieanalyses. Bij deze analyses wordt Nagelkerke R2 gerapporteerd om de verklaarde variantie in kaart te brengen, oftewel de mate waarin ziekenhuisopname en de achtergrondkenmerken de verschillende gezondheidsmaten voorspellen [14].
P‑waarden < 0,05 werden beschouwd als statistisch significant. Alle analyses werden uitgevoerd met het statistische analyseprogramma IBM SPSS Statistics, versie 28.

Resultaten

Achtergrondkenmerken

De groepen GGD niet-opgenomen (n = 8032), GGD wel-opgenomen (n = 200) en Rijnstate (n = 125) verschillen statistisch significant voor alle achtergrondkenmerken (p < 0,001), zoals te zien is in tab. 1. In de groepen respondenten met ziekenhuisopname zitten relatief meer mannen, ouderen (70 jaar of ouder), personen met overgewicht en personen met achterliggende gezondheidsproblemen. Personen met ernstig overgewicht zijn het meest aanwezig in de groep GGD wel-opgenomen en personen met gezondheidsproblemen in de groep Rijnstate.
Tabel 1
Achtergrondkenmerken per COVID-19-groep twaalf maanden na besmetting (n, %)
 
GGD niet-opgenomen
n = 8.032
n (%)
GGD wel-opgenomen
n = 200
n (%)
Rijnstate
n = 125
n (%)
p-waarde
geslacht
  
man
3.396 (42,3)
118 (59,0)
86 (68,8)
p < 0,001
vrouw
4.636 (57,7)
 82 (41,0)
39 (31,2)
 
leeftijd
 
p < 0,001
16–39 jaar
2.038 (25,4)
 16 (8,0)
 2 (1,6)
40–54 jaar
2.607 (32,5)
 42 (21,0)
19 (15,2)
55–69 jaar
2.675 (33,3)
 78 (39,0)
47 (37,6)
70 jaar of ouder
  712 (8,9)
 64 (32,0)
57 (45,6)
BMI-categoriea
  
onder- en gezond gewicht (BMI < 25)
3.295 (45,3)
 50 (28,6)
27 (27,8)
 
overgewicht (BMI 25–30)
2.702 (37,1)
 70 (40,0)
52 (53,6)
p < 0,001
ernstig overgewicht (BMI > 30)
1.284 (17,6)
 55 (31,4)
18 (18,6)
 
gezondheidsproblemen
  
ja
1.520 (18,9)
 91 (45,5)
77 (61,6)
p < 0,001
nee
6.512 (81,1)
109 (54,5)
48 (38,4)
 
a De n kan variëren vanwege ontbrekende antwoorden

Restklachten na twaalf maanden

Twaalf maanden na de COVID-19-besmetting zijn restklachten meer aanwezig in de groep GGD wel-opgenomen (83,5%) dan in de groep GGD niet-opgenomen (45,9%) (p < 0,001). Ook ervaart de groep GGD wel-opgenomen statistisch significant meer restklachten (gemiddeld bijna 4) dan de groep GGD niet-opgenomen (gemiddeld 1 tot 2) (p < 0,001). Zoals te zien is in tab. 2 komen verminderd uithoudingsvermogen, algehele vermoeidheid, verminderde spierkracht, concentratieproblemen, benauwdheid/kortademigheid, geheugenverlies, slaapstoornissen, spierpijn, hoofdpijn, angst- en stemmingsklachten, pijn op de borst en hoesten vaker voor in de groep GGD wel-opgenomen. Ook duizeligheid komt in deze groep vaker voor, maar verschilt niet statistisch significant tussen de GGD-groepen. Daarentegen komt reuk- en smaakverlies vaker voor bij de groep GGD niet-opgenomen, maar ook zonder statistisch significant verschil.
Tabel 2
Prevalentie van restklachten twaalf maanden na besmetting per GGD-groep (n, %)
 
GGD niet-opgenomen
n = 8.032
n (%)
GGD wel-opgenomen
n = 200
n (%)
p-waarde
gemiddeld aantal restklachten
    1,6
  3,8
p < 0,001
verminderd uithoudingsvermogen
1.927 (24,0)
126 (63,0)
p < 0,001
algehele vermoeidheid
1.865 (23,2)
 93 (46,5)
p < 0,001
verminderde spierkracht
  918 (11,4)
 79 (39,5)
p < 0,001
concentratieproblemen
1.151 (14,3)
 78 (39,0)
p < 0,001
benauwdheid/kortademigheid
1.079 (13,4)
 74 (37,0)
p < 0,001
geheugenverlies
  691 (8,6)
 50 (25,0)
p < 0,001
slaapstoornissen
  723 (9,0)
 45 (22,5)
p < 0,001
spierpijn
  551 (6,9)
 42 (21,0)
p < 0,001
hoofdpijn
  647 (8,1)
 33 (16,5)
p < 0,001
angst- en stemmingsklachten
  309 (3,8)
 26 (13,0)
p < 0,001
pijn op de borst
  311 (3,9)
 21 (10,5)
p < 0,001
hoesten
  381 (4,7)
 17 (8,5)
p = 0,014
duizeligheid
  403 (5,0)
 16 (8,0)
p = 0,058
reuk- en smaakverlies
1.230 (15,3)
 25 (12,5)
p = 0,274

Ervaren gezondheid na twaalf maanden

De groep GGD wel-opgenomen ervaart twaalf maanden na besmetting een statistisch significant slechtere gezondheid dan de groep GGD niet-opgenomen (p < 0,001) (zie tab. 3). Binnen de groep Rijnstate geeft 39,2% van de respondenten aan twaalf maanden na ontslag uit het ziekenhuis een matige tot slechte gezondheid te ervaren. Wanneer gecorrigeerd wordt voor achtergrondkenmerken, zien we dat ziekenhuisopname statistisch significant samenhangt met een slechtere ervaren gezondheid (oddsratio (OR) = 2,50; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 1,84–3,38) (zie tab. 4). Dit geldt ook voor vrouwen, personen met (ernstig) overgewicht en personen met gezondheidsproblemen. Het regressiemodel verklaart 14,8% (Nagelkerke R2) van de variantie in ervaren gezondheid.
Tabel 3
Uitkomstmaten twaalf maanden na besmetting per COVID-19-groep (n, %)
 
GGD niet-opgenomen
n = 8.032
n (%)
GGD wel-opgenomen
n = 200
n (%)
Rijnstate
n = 125
n (%)
p-waarde
ervaren gezondheid a
   
p < 0,001
(zeer) goed
6.002 (74,7)
 92 (46,0)
gaat wel
1.776 (22,1)
 83 (41,5)
(zeer) slecht
  254 (3,2)
 25 (12,5)
uitstekend/zeer goed
 17 (13,6)
goed
 59 (47,2)
matig/slecht
 49 (39,2)
mentale gezondheid
   
p = 0,221
slechte mentale gezondheid
1.224 (15,2)
 39 (19,5)
 17 (13,6)
goede mentale gezondheid
6.808 (84,8)
161 (80,5)
108 (86,4)
lichte inspanning b
   
p < 0,001
ernstig beperkt
   68 (1,8)
 14 (8,4)
 15 (12,0)
een beetje beperkt
  945 (25,7)
 60 (35,9)
 66 (52,8)
helemaal niet beperkt
2.671 (72,5)
 93 (55,7)
 44 (35,2)
matige inspanning b
   
p < 0,001
ernstig beperkt
  198 (5,4)
 21 (12,6)
 17 (13,6)
een beetje beperkt
1.383 (37,5)
 87 (52,1)
 60 (48,0)
helemaal niet beperkt
2.103 (57,1)
 59 (35,3)
 48 (38,4)
forse inspanning b
   
p < 0,001
ernstig beperkt
  747 (20,3)
 82 (49,1)
 45 (36,0)
een beetje beperkt
1.825 (49,5)
 70 (41,9)
 64 (51,2)
helemaal niet beperkt
1.112 (30,2)
 15 (9,0)
 16 (12,8)
a De antwoordcategorieën bij ervaren gezondheid verschilden tussen de GGD’en en Rijnstate, waardoor ze niet met elkaar vergeleken kunnen worden
b De n is lager bij de GGD-groepen, omdat deze vragen enkel gesteld zijn aan respondenten met restklachten
Tabel 4
Uitkomsten van multivariabele regressieanalyses van ziekenhuisopname en achtergrondkenmerken op ervaren gezondheid, mentale gezondheid en beperking van lichte, matige en forse fysieke inspanninga
 
ervaren gezondheid
n= 7.456
OR (95%-BI)
mentale gezondheid
n = 7.553
OR (95%-BI)
lichte inspanning
n = 3.572
OR (95%-BI)
matige inspanning
n = 3.572
OR (95%-BI)
forse inspanning
n = 3.572
OR (95%-BI)
ziekenhuisopnameb
2,50 (1,84–3,38)
1,32 (0,94–1,86)
2,34 (1,77–3,10)
1,80 (1,37–2,35)
2,57 (1,97–3,36)
geslacht (vrouw)c
1,27 (1,13–1,42)
1,45 (1,27–1,66)
1,55 (1,32–1,83)
1,64 (1,42–1,89)
1,30 (1,14–1,48)
leeftijd (16–39 jaar)d
0,94 (0,81–1,10)
1,58 (1,35–1,86)
0,82 (0,66–1,02)
0,81 (0,67–0,98)
0,75 (0,63–0,89)
leeftijd (55–69 jaar)d
1,06 (0,93–1,22)
0,74 (0,62–0,86)
1,11 (0,93–1,34)
1,19 (1,01–1,40)
1,11 (0,96–1,30)
leeftijd (70 jaar of ouder)d
0,91 (0,74–1,12)
0,64 (0,49–0,84)
1,68 (1,28–2,21)
1,42 (1,10–1,84)
1,05 (0,83–1,35)
BMI (overgewicht)e
1,58 (1,39–1,80)
1,26 (1,09–1,46)
1,52 (1,26–1,83)
1,48 (1,26–1,73)
1,28 (1,10–1,48)
BMI (ernstig overgewicht)e
2,81 (2,43–3,26)
1,44 (1,21–1,72)
2,53 (2,07–3,09)
2,08 (1,74–2,49)
1,93 (1,63–2,29)
gezondheidsproblemenb
4,05 (3,58–4,59)
1,51 (1,30–1,77)
2,43 (2,06–2,87)
2,28 (1,96–2,66)
2,12 (1,82–2,46)
OR (95%-BI): oddsratio met 95%-betrouwbaarheidsinterval; significante resultaten zijn cursief (OR = 1 ligt niet binnen 95%-BI)
a De n per analyse kan verschillen vanwege ontbrekende data.
b De aanwezigheid van deze variabele werd afgezet tegen de afwezigheid van deze variabele.
c Deze categorie werd afgezet tegen de antwoordcategorie ‘man’.
d Deze categorieën werden afgezet tegen de categorie ‘40 tot 54 jaar’.
e Deze categorieën werden afgezet tegen de categorie ‘onder- en gezond gewicht’

Mentale gezondheid na twaalf maanden

Twaalf maanden na besmetting is er geen statistisch significant verschil in mentale gezondheid zichtbaar tussen de groepen (p = 0,211) (zie tab. 3). Slechte mentale gezondheid is vastgesteld bij 15,2% binnen de groep GGD niet-opgenomen, 19,5% binnen de groep GGD wel-opgenomen en 13,6% binnen de groep Rijnstate. Ook na correctie voor achtergrondvariabelen blijkt er geen statistisch significante relatie te zijn tussen ziekenhuisopname en een slechte mentale gezondheid (OR = 1,32; 95%-BI 0,94–1,86) (zie tab. 4). Vrouwen, personen tussen de 16 en 39 jaar, personen met (ernstig) overgewicht en personen met gezondheidsproblemen bezitten wel een statistisch significant verhoogde kans op het ervaren van een slechte mentale gezondheid. Het regressiemodel verklaart 3,6% (Nagelkerke R2) van de variantie in mentale gezondheid.

Beperking van fysieke inspanning na twaalf maanden

Tabel 3 laat de mate van fysieke beperking zien voor elke vorm van inspanning. Hoe zwaarder de fysieke inspanning, hoe meer respondenten beperkingen ervaren. Ziekenhuisopname lijkt hieraan gerelateerd te zijn; de groepen GGD wel-opgenomen en Rijnstate ervaren statistisch significant meer beperking bij inspanning dan de groep GGD niet-opgenomen. Dat geldt voor zowel lichte inspanning (p < 0,001) en matige inspanning (p < 0,001), als forse inspanning (p < 0,001). Ook na correctie voor achtergrondkenmerken is een statistisch significant verband te zien tussen ziekenhuisopname en beperking bij inspanning (tab. 4). Deze relatie is statistisch significant voor zowel lichte inspanning (OR = 2,34; 95%-BI 1,77–3,10) en matige inspanning (OR = 1,80; 95%-BI 1,37–2,35), als forse inspanning (OR = 2,57; 95%-BI 1,97–3,36). Daarnaast hebben vrouwen, personen met (ernstig) overgewicht en mensen met gezondheidsproblemen een statistisch significant verhoogde kans op het ervaren van beperkingen op ieder niveau van fysieke inspanning. De regressiemodellen verklaren 12,8% (Nagelkerke R2) van de variantie in beperking bij lichte inspanning, 10,7% (Nagelkerke R2) bij matige inspanning en 9,8% (Nagelkerke R2) bij forse inspanning.

Beschouwing

Een COVID-19-besmetting kan op de lange termijn van invloed zijn op de gezondheid. In dit onderzoek vinden wij dat ongevaccineerde personen die zijn opgenomen in het ziekenhuis vanwege een COVID-19-besmetting vaker een of meer restklachten rapporteren na twaalf maanden dan personen die niet zijn opgenomen in het ziekenhuis (45,9% versus 83,5%). Daarnaast ervaren opgenomen personen gemiddeld meer restklachten dan niet-opgenomen personen (vier restklachten versus een à twee restklachten). Dit komt overeen met eerder onderzoek, waaruit bekend was dat opgenomen personen tot negen maanden na besmetting meer kans hebben op een of meer restklachten [7, 8].
Naast het verschil in restklachten komt uit dit onderzoek naar voren dat ziekenhuisopname statistisch significant samenhangt met een slechtere ervaren gezondheid en meer beperking bij fysieke inspanning twaalf maanden na besmetting. Dit komt overeen met resultaten uit eerdere onderzoeken die zes maanden na besmetting zijn uitgevoerd [9]. De relatie tussen ziekenhuisopname en zowel ervaren gezondheid als fysiek functioneren lijkt onafhankelijk van andere achtergrondkenmerken te bestaan.
Aangezien ziekenhuisopname mogelijk van invloed is op de ervaren en fysieke gezondheid, is het belangrijk om personen te ondersteunen bij hun revalidatie na een ziekenhuisopname. Zo laat eerder onderzoek zien dat patiënten die een revalidatieprogramma volgen na ontslag uit het ziekenhuis meer vooruitgang boeken in fysiek functioneren dan patiënten die geen revalidatie ontvangen [15]. Dit is niet uitsluitend voor COVID-19 belangrijk, maar ook voor nieuwe vergelijkbare infectieziekten, waarin restklachten een rol spelen.
Met betrekking tot de mentale gezondheid twaalf maanden na besmetting lijkt er geen bewijs te zijn voor een verband met ziekenhuisopname. Niettemin kwam uit het model wel naar voren dat andere achtergrondkenmerken mogelijk samenhangen met mentale gezondheid. Onder andere vrouwen en personen tussen 16 en 39 jaar lijken een verhoogde kans te hebben op een slechtere mentale gezondheid. Hoewel wij binnen ons onderzoek specifiek kijken naar met COVID-19 besmette personen, lijken deze uitkomsten het algemene effect van de COVID-19-pandemie op de mentale gezondheid weer te geven. Uit ander onderzoek komt namelijk eveneens naar voren dat vrouwen en personen jonger dan 40 jaar een verslechterd welzijn ervaren door de COVID-19-crisis [16, 17]. Dit wijst erop dat het bij een volgende crisis belangrijk is om vanaf het begin aandacht te hebben voor personen die extra risico lopen op mentale problemen, bijvoorbeeld door deze groepen beter te monitoren en psychosociale hulpverlening te bieden. Hierin is samenwerking tussen de publieke, eerstelijns- en curatieve gezondheidszorg, zoals in dit huidige onderzoek, van belang.
Dit onderzoek vond daarnaast dat niet alleen ziekenhuisopname een nadelig effect kan hebben op de ervaren gezondheid, maar dat andere kenmerken hierin eveneens een rol kunnen spelen. Vrouwen, personen met (ernstig) overgewicht en mensen met gezondheidsproblemen lopen een grotere kans op een slechte ervaren gezondheid. Ziekenhuisopname en achtergrondkenmerken verklaren in onze modellen 9,8% tot 14,8% van de variantie bij ervaren gezondheid en fysieke inspanning. Daarom tonen deze analyses aan dat meer factoren een rol spelen bij de ervaring van (fysieke) gezondheid. Emotionele stabiliteit en sociale achtergrond kunnen bijvoorbeeld ook van invloed zijn op de (ervaren) fysieke gezondheid [18]. Inzicht in dergelijke factoren is voor de publieke gezondheid van belang, omdat instanties zoals GGD’en en gemeenten hierop kunnen inspelen door middel van zorg en ondersteuning.
Naast de bijdrage die dit onderzoek levert aan de wetenschappelijke kennis over COVID-19 en de langetermijneffecten hiervan op de gezondheid, is dit onderzoek een mooi voorbeeld van samenwerking in de zorg. Het Integraal Zorgakkoord: ‘Samen werken aan gezonde zorg’ onderstreept het belang van samenwerking in de zorg, met als doel de zorg goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Naast het in kaart brengen van de effecten van ziekten zoals COVID-19, biedt samenwerking ook de mogelijkheid om zo efficiënt en gericht mogelijk ondersteuning in te zetten op risicogroepen.

Sterke punten en beperkingen

Dit onderzoek is een observationeel cohortonderzoek, waarmee we aan de hand van crosssectionele analyses antwoord hebben gegeven op de onderzoeksvraag. De kracht van dit onderzoek is dat wij ons richten op een brede groep van met COVID-19 besmette personen, waarbij we een jaar na besmetting gegevens hebben verzameld om zo de invloed van ziekenhuisopname op de latere gezondheid te onderzoeken. We maken hierbij gebruik van verschillende datasets uit dezelfde regio en dezelfde periode, verzameld door GGD Noord- en Oost-Gelderland, GGD Gelderland-Midden en ziekenhuis Rijnstate. Door deze datasets samen te voegen, kon een onderscheid gemaakt worden tussen wel- en niet-opgenomen personen. Bij de GGD’en gaat het om zelfgerapporteerde ziekenhuisopnamen, terwijl het bij Rijnstate geverifieerde ziekenhuisopnamen betreft. De twee ziekenhuisgroepen, die onderling van elkaar verschillen wat betreft leeftijd en gezondheidsproblemen, tonen aan dat het grootste gezondheidsverschil aanwezig is tussen wel- en niet-opgenomen personen.
Daarnaast zijn deelnemers geworven in het eerste jaar van de coronapandemie, waarin iedereen met een mogelijke COVID-19-besmetting werd getest op een GGD-testlocatie. Alle deelnemers waren destijds nog ongevaccineerd. Nu we in Nederland in de endemische fase van COVID-19 terecht zijn gekomen, waarbij een groot deel van de bevolking beschermende antistoffen heeft opgebouwd, kunnen effecten van een COVID-19-besmetting in de eerste fase van de pandemie niet langer op deze manier worden onderzocht.
Tot slot is er sprake van een zeer grote steekproef, die ondervraagd is aan de hand van de MHI‑5 en (een afgeleide van) de SF-36, wat gevalideerde en betrouwbare meetinstrumenten zijn.
Dit onderzoek kent ook enkele beperkingen. Zo is er mogelijk selectiebias ontstaan. Hoewel alle positief geteste personen en alle opgenomen patiënten zijn benaderd, is het mogelijk dat voornamelijk personen die nadelige effecten ervaren geneigd zijn om deel te nemen aan onderzoek. Dit kan een negatiever beeld hebben gegeven van de effecten na een COVID-19-besmetting.
Daarnaast gaat het in dit onderzoek om zelfgerapporteerde uitkomsten, wat de antwoorden subjectief maakt. Uit eerder onderzoek kwam naar voren dat de prevalentie van zelfgerapporteerde symptomen vaak hoger ligt dan die van symptomen die door een arts zijn vastgelegd in een elektronisch medisch dossier [19].
Tot slot zijn niet alle vragen van de GGD’en uitgevraagd bij respondenten van Rijnstate of zijn vragen niet op dezelfde manier gesteld. Zo zijn vragen over fysieke beperkingen bij GGD-respondenten enkel gesteld aan personen met restklachten, terwijl deze vragen bij Rijnstate aan alle respondenten werden gesteld. Hierdoor konden niet alle gezondheidsaspecten op dezelfde manier tussen de COVID-19-groepen vergeleken worden, waardoor de analyses een minder compleet beeld geven.

Conclusie

Dit onderzoek laat zien dat personen die ongevaccineerd een COVID-19-besmetting hebben doorgemaakt tijdens het eerste jaar van de coronapandemie twaalf maanden na besmetting nog nadelige gevolgen kunnen ervaren met betrekking tot hun gezondheid. Bijna de helft van de personen die niet werden opgenomen in het ziekenhuis vanwege hun COVID-19-besmetting ervaren na twaalf maanden een of meer restklachten. Voor personen die wel zijn opgenomen in het ziekenhuis loopt dit op naar meer dan acht op de tien personen. Ziekenhuisopname heeft ook een negatief effect op de ervaren gezondheid en beperkingen die men ervaart bij lichte, matige en forse fysieke inspanning. Naast ziekenhuisopname spelen andere kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, BMI en gezondheidsproblemen, eveneens een rol bij de verschillende gezondheidsaspecten.

Dankbetuiging

Ten eerste willen we alle deelnemers van het vragenlijstonderzoek van GGD Noord- en Oost-Gelderland en GGD Gelderland-Midden, en alle deelnemende patiënten van ziekenhuis Rijnstate bedanken voor hun bijdrage aan dit onderzoek. Ook danken wij Josyane Gaertner en dr. Lian Roovers van Rijnstate voor hun bijdrage aan de gegevensverzameling en de verwerking ervan. Ten slotte bedanken we onze collega’s Eline van ’t Hoff en dr. Annemien Haveman van GGD Noord- en Oost-Gelderland voor hun ondersteuning en waardevolle adviezen bij de opzet en uitvoer van dit onderzoek.

Financiering

Dit onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door financiële steun vanuit het programmabudget van de Regionale Ondersteuning van het RIVM Centrum Infectieziektebestrijding.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License, which permits use, sharing, adaptation, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if changes were made. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit http://​creativecommons.​org/​licenses/​by/​4.​0/​.

Publisher’s Note

Springer Nature remains neutral with regard to jurisdictional claims in published maps and institutional affiliations.

Onze productaanbevelingen

Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen

TSG, het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, is het enige Nederlandstalige tijdschrift dat multidisciplinaire informatie bevat op het gebied van de volksgezondheid en gezondheidszorg. Naast de multidisciplinaire oriëntatie is de combinatie van wetenschap, beleid en praktijk uniek.

BSL Academy SW-TP Saxion Parttime School jaarlicentie

BSL Academy SW-TP Saxion Parttime School half jaarlicentie

Toon meer producten
Literatuur
1.
go back to reference Ballering AV, Van Zon SKR, Hartman OTC, Rosmalen J. Persistence of somatic symptoms after COVID-19 in the Netherlands: an observational cohort study. The Lancet. 2022;400:452–61.CrossRefPubMedPubMedCentral Ballering AV, Van Zon SKR, Hartman OTC, Rosmalen J. Persistence of somatic symptoms after COVID-19 in the Netherlands: an observational cohort study. The Lancet. 2022;400:452–61.CrossRefPubMedPubMedCentral
2.
go back to reference Bosman L, Van den Hoek R, Waarden W van, et al. Het post-COVID-syndroom: hoe definiëren we het en hoe vaak komt het voor? Aanhoudende klachten na. COVID, band 19. besmetting. Utrecht: Nivel; 2022. Bosman L, Van den Hoek R, Waarden W van, et al. Het post-COVID-syndroom: hoe definiëren we het en hoe vaak komt het voor? Aanhoudende klachten na. COVID, band 19. besmetting. Utrecht: Nivel; 2022.
3.
go back to reference Han Q, Zheng B, Daines L, et al. Long-term sequelae of COVID-19: a systematic review and meta-analysis of one-year follow-up studies on post-COVID symptoms. Pathogens. 2022;11:269.CrossRefPubMedPubMedCentral Han Q, Zheng B, Daines L, et al. Long-term sequelae of COVID-19: a systematic review and meta-analysis of one-year follow-up studies on post-COVID symptoms. Pathogens. 2022;11:269.CrossRefPubMedPubMedCentral
4.
go back to reference Fischer A, Zhang L, Elbéji A, et al. Long COVID symptomatology after 12 months and its impact on quality of life according to initial Coronavirus disease 2019 disease severity. Open Forum Infect Dis. 2022;9:ofac397.CrossRefPubMedPubMedCentral Fischer A, Zhang L, Elbéji A, et al. Long COVID symptomatology after 12 months and its impact on quality of life according to initial Coronavirus disease 2019 disease severity. Open Forum Infect Dis. 2022;9:ofac397.CrossRefPubMedPubMedCentral
6.
go back to reference Seeßle J, Waterboer T, Hippchen T, et al. Persistent symptoms in adult patients 1 year after Coronavirus disease 2019 (COVID-19): a prospective cohort study. Clin Infect Dis. 2022;74:1191–8.CrossRefPubMed Seeßle J, Waterboer T, Hippchen T, et al. Persistent symptoms in adult patients 1 year after Coronavirus disease 2019 (COVID-19): a prospective cohort study. Clin Infect Dis. 2022;74:1191–8.CrossRefPubMed
7.
go back to reference Pérez-González A, Araújo-Ameijeiras A, Fernández-Villar A, et al. Long COVID in hospitalized and non-hospitalized patients in a large cohort in Northwest Spain, a prospective cohort study. Sci Rep. 2022;12:3369.CrossRefPubMedPubMedCentral Pérez-González A, Araújo-Ameijeiras A, Fernández-Villar A, et al. Long COVID in hospitalized and non-hospitalized patients in a large cohort in Northwest Spain, a prospective cohort study. Sci Rep. 2022;12:3369.CrossRefPubMedPubMedCentral
8.
go back to reference Righi E, Mirandola M, Mazzaferri F, et al. Determinants of persistence of symptoms and impact on physical and mental wellbeing in long COVID: a prospective cohort study. J Infect. 2022;84:566–72.CrossRefPubMedPubMedCentral Righi E, Mirandola M, Mazzaferri F, et al. Determinants of persistence of symptoms and impact on physical and mental wellbeing in long COVID: a prospective cohort study. J Infect. 2022;84:566–72.CrossRefPubMedPubMedCentral
9.
go back to reference McFann K, Baxter BA, LaVergne SM, et al. Quality of life (QoL) is reduced in those with severe COVID-19 disease, post-acute sequelae of COVID-19, and hospitalization in United States adults from northern Colorado. Int J Environ Res Public Health. 2021;18:11048.CrossRefPubMedPubMedCentral McFann K, Baxter BA, LaVergne SM, et al. Quality of life (QoL) is reduced in those with severe COVID-19 disease, post-acute sequelae of COVID-19, and hospitalization in United States adults from northern Colorado. Int J Environ Res Public Health. 2021;18:11048.CrossRefPubMedPubMedCentral
10.
go back to reference Veazie S, Lafavor B, Vela K, et al. Mental health outcomes of adults hospitalized for COVID-19: a systematic review. J Affect Disord Rep. 2022;8:100312. Veazie S, Lafavor B, Vela K, et al. Mental health outcomes of adults hospitalized for COVID-19: a systematic review. J Affect Disord Rep. 2022;8:100312.
11.
go back to reference Einvik G, Dammen T, Ghanima W, et al. Prevalence and risk factors for post-traumatic stress in hospitalized and non-hospitalized COVID-19 patients. Int J Environ Res Public Health. 2021;18:2079.CrossRefPubMedPubMedCentral Einvik G, Dammen T, Ghanima W, et al. Prevalence and risk factors for post-traumatic stress in hospitalized and non-hospitalized COVID-19 patients. Int J Environ Res Public Health. 2021;18:2079.CrossRefPubMedPubMedCentral
12.
go back to reference Aaronson NK, Müller M, Cohen PDA, et al. Translation, validation, and norming of the Dutch language version of the SF-36 health survey in community and chronic disease populations. J Clin Epidemiol. 1998;51:1055–68.CrossRefPubMed Aaronson NK, Müller M, Cohen PDA, et al. Translation, validation, and norming of the Dutch language version of the SF-36 health survey in community and chronic disease populations. J Clin Epidemiol. 1998;51:1055–68.CrossRefPubMed
13.
go back to reference Perenboom RJM, Oudshoorn K, Van Herten LM, et al. Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid: bepaling afkappunten en wegingsfactoren voor de MHI‑5 en GHQ-12. Leiden: Tno; 2000. Perenboom RJM, Oudshoorn K, Van Herten LM, et al. Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid: bepaling afkappunten en wegingsfactoren voor de MHI‑5 en GHQ-12. Leiden: Tno; 2000.
14.
go back to reference Nagelkerke NJ. A note on a general definition of the coefficient of determination. Biometrika. 1991;78:691–2.CrossRef Nagelkerke NJ. A note on a general definition of the coefficient of determination. Biometrika. 1991;78:691–2.CrossRef
15.
go back to reference Berentschot JC, Heijenbrok-Kal MH, Bek LM, et al. Physical recovery across care pathways up to 12 months after hospitalization for COVID-19: a multicenter prospective cohort study (CO-FLOW). Lancet Reg Health. Eur. 2022;22:100485. Berentschot JC, Heijenbrok-Kal MH, Bek LM, et al. Physical recovery across care pathways up to 12 months after hospitalization for COVID-19: a multicenter prospective cohort study (CO-FLOW). Lancet Reg Health. Eur. 2022;22:100485.
16.
go back to reference Pierce M, Hope H, Ford T, et al. Mental health before and during the COVID-19 pandemic: a longitudinal probability sample survey of the UK population. Lancet Psychiatry. 2020;7:883–92.CrossRefPubMedPubMedCentral Pierce M, Hope H, Ford T, et al. Mental health before and during the COVID-19 pandemic: a longitudinal probability sample survey of the UK population. Lancet Psychiatry. 2020;7:883–92.CrossRefPubMedPubMedCentral
17.
go back to reference Xiong J, Lipsitz O, Nasri F, et al. Impact of COVID-19 pandemic on mental health in the general population: a systematic review. J Affect Disord. 2020;277:55–64.CrossRefPubMedPubMedCentral Xiong J, Lipsitz O, Nasri F, et al. Impact of COVID-19 pandemic on mental health in the general population: a systematic review. J Affect Disord. 2020;277:55–64.CrossRefPubMedPubMedCentral
18.
go back to reference Cheng H, Furnham A. Factors influencing adult physical health after controlling for current health conditions: evidence from a British cohort. Plos One. 2013;8(6):e66204.CrossRefPubMedPubMedCentral Cheng H, Furnham A. Factors influencing adult physical health after controlling for current health conditions: evidence from a British cohort. Plos One. 2013;8(6):e66204.CrossRefPubMedPubMedCentral
Metagegevens
Titel
De relatie tussen ziekenhuisopname door COVID-19 en ervaren, mentale en fysieke gezondheid na twaalf maanden
Auteurs
Lobke Kuijs
Cornelia H. M. van Jaarsveld
Fieke Raaijmakers
Robert-Jan Hassing
Kirsten Wevers
Simone Croezen
Publicatiedatum
15-11-2023
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen / Uitgave 4/2023
Print ISSN: 1388-7491
Elektronisch ISSN: 1876-8776
DOI
https://doi.org/10.1007/s12508-023-00421-x

Andere artikelen Uitgave 4/2023

TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen 4/2023 Naar de uitgave