2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
7 Schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen
Auteur : M.S. van der Wal
Gepubliceerd in: Leerboek psychiatrie voor verpleegkundigen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Schizofrenie kenmerkt zich door psychotische perioden met zogenoemd ‘positieve’ symptomen als wanen, hallucinaties en verwardheid, en ‘negatieve’ symptomen als mentale uitputting, vertraging en vervlakking van mimiek, emoties en sociale teruggetrokkenheid.
-
De term ‘schizofrenie’ werd geïntroduceerd door Eugen Bleuler (1857-1937). Hij doelde hiermee onder meer op de fragmentatie van cognitieve functies. De term ‘schizofrenie’ heeft niets te maken met de huidige betekenis van de uitdrukking ‘gespleten persoonlijkheid’ (dissociatieve identiteitsstoornis) (paragraaf 7.1.1).
-
Een psychose wordt gekenmerkt door positieve symptomen (formele denkstoornissen ofwel stoornissen in de vorm van het denken, inhoudelijke denkstoornissen ofwel waangedachten, specifieke psychotische bewegingsstoornissen (katatonie)) en/of negatieve symptomen (initiatiefverlies en (sociale) afvlakking) en een gestoorde realiteitstoetsing (box 7.2).
-
Criterium A van schizofrenie omvat twee of meer van de volgende kenmerken, waarvan elk in een periode van één maand een significant deel van de tijd aanwezig is (of korter indien succesvol behandeld). Minstens één van deze moet (1), (2) of (3) zijn:1.wanen;2.hallucinaties;3.gedesorganiseerd spreken;4.ernstig gedesorganiseerd of katatoon gedrag;5.negatieve symptomen (box 7.6).
-
Volgens de DSM-5 kan worden gesproken van een schizoaffectieve stoornis indien er sprake is van een ononderbroken ziekteperiode, waarbij er tegelijkertijd ofwel een depressieve episode, een manische episode of een gemengde episode is met symptomen die voldoen aan criterium A van schizofrenie (box 7.7).
-
De incidentie van schizofrenie is circa 15 personen per 100.000 inwoners per jaar (paragraaf 7.1.4).
-
Bij de etiologie van schizofrenie spelen naast erfelijkheid waarschijnlijk ontwikkelingsstoornissen van de hersenen, met name in het eerste trimester van de zwangerschap, een rol. Er is ook verondersteld dat virusinfecties (met name herpesvirussen en het influenzavirus) meespelen bij het ontstaan van schizofrenie (paragraaf 7.2.1).
-
Schizofrenie komt vaker voor in lagere sociaal-maatschappelijke klassen en bij stadsbewoners. Hierbij zijn oorzaak of gevolg echter onduidelijk. De social drift theory stelt dat mensen met schizofrenie geneigd zijn om naar de stad te trekken (paragraaf 7.2.2).
-
Schizofrenie komt vaker voor bij migranten; mogelijk speelt bij deze groep een hogere cannabisconsumptie mee (paragraaf 7.2.2).
-
High expressed emotion (veel kritiek en bemoeizucht richting betrokkene) verhoogt de kans op een recidief psychotische decompensatie (paragraaf 7.2.2).
-
Enkele gevolgen van een psychose kunnen zijn: controleverlies, functionele cognitieve problemen, emotionele afvlakking, sociaal-cognitieve problemen, depressieve stemmingsklachten, angst, agitatie, agressie, sociale uitsluiting,verlies van vaardigheden en stigmatisering (paragraaf 7.4.1-7.4.9).
-
Het ziektemodel legt het accent op de symptomen van de (psychiatrische) ziekte en de medische behandeling daarvan. Iemand met psychische klachten wordt als patiënt gezien (paragraaf 7.5.2).
-
Rehabilitatie is gebaseerd op de gedachte dat psychiatrische patiënten evenveel rechten als anderen hebben om lid te zijn van de samenleving en dat opsluiten in een psychiatrisch ziekenhuis ongewenst is (paragraaf 7.5.3).
-
Herstel (recovery) duidt op het ontgroeien van de catastrofale gevolgen van een psychiatrische aandoening en de ontwikkeling van een nieuwe betekenis en nieuwe doelen in iemands leven (paragraaf 7.5.4).
-
Voor de verpleegkundige zorg rondom schizofrenie geldt dat er in elk geval aandacht moet zijn voor:
-
behandeling van de symptomen van schizofrenie;
-
de gevolgen van de psychotische periode (blijvende beperkingen of niet);
-
copingvaardigheden met betrekking tot stress;
-
de invloed van het systeem rondom de patiënt;
-
het eigen herstelproces van de patiënt, dat een uniek en grillig verloop heeft;
-
de beschikbaarheid van hulpbronnen;
-
(re-)integratie in de maatschappij (paragraaf 7.5.7).
-
-
Bij de behandeling van schizofrenie zijn in de eerste plaats antipsychotica geïndiceerd (paragraaf 7.6.1).
-
Volgens de dopaminehypothese hangt de werking van antipsychotica voor een belangrijk deel samen met blokkade van dopaminereceptoren in de mesolimbische regio van de hersenen (paragraaf 7.6.1).
-
Een bijwerking van antipsychotica is onder meer parkinsonisme. Dit kenmerkt zich door rusttremoren, spierstijfheid, traagheid, bewegingsarmoede en een instabiele houding (paragraaf 7.6.2).
-
Acute acathisie is een bewegingsstoornis die door patiënten als ‘bewegingsdrang’ of als ‘innerlijke onrust’ wordt beschreven (paragraaf 7.6.2).
-
Acute dystonie is een bewegingsstoornis met spasmen in de spieren van gezicht, hals, ledematen of romp (paragraaf 7.6.2).
-
‘Metabool syndroom’ is een verzamelterm voor vijf somatische aandoeningen: verstoorde bloedglucosewaarde, hypertensie, centrale obesitas, verstoorde vetstofwisseling, verhoogd eiwitgehalte in de urine (paragraaf 7.6.2).
-
De typische antipsychotica zijn de klassieke (oudere) middelen die relatief veel extrapiramidale bijwerkingen veroorzaken. De atypsiche (moderne) antipsychotica veroorzaken veel minder extrapiramidale, maar doorgaans meer metabole bijwerkingen; deze middelen zijn vaak ook meer sederend (paragraaf 7.6.3).
-
Clozapine (Leponex®) is berucht omdat het bij 0,8-3% van de gebruikers leidt tot remming van het beenmerg en dus verminderde aanmaak van met name witte bloedcellen. Dit noopt tot periodieke bloedcontroles (paragraaf 7.6.4).
-
Het maligne neurolepticumsyndroom is een acute levensbedreigende toestand die gepaard gaat met heftige extrapiramidale bijwerkingen en ontregeling van de hypothalamusfuncties. De symptomen betreffen onder meer ernstige spierstijfheid, tremoren en verhoogde lichaamstemperatuur (> 38 °C) (paragraaf 7.6.4).
-
Belangrijke taken van de verpleegkundige bij de farmacotherapie zijn motiveren, observeren, voorlichting geven, medicatie verstrekken, probleemsignalering en controle (paragraaf 7.8).
-
Bij ernstige katatonie kan ECT worden toegepast (paragraaf 7.9.1).
-
Repetitieve transcraniële magnetische stimulatie (rTMS) kan bij akoestische hallucinaties worden overwogen als aanvullende behandeling (paragraaf 7.9.2).
-
Assertive Community Treatment (ACT) is een vorm van intensieve psychiatrische thuiszorg, die zich richt op de doelgroep met de grootste beperkingen. FACT (Functie ACT) is een afgeleide zorgvorm met lagere zorgintensiteit, terwijl de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft (paragraaf 7.10.3).
-
Systeembegeleiding is zinvol omdat een stabiel functionerend systeem bijdraagt aan, respectievelijk noodzakelijk is voor, herstel (paragraaf 7.11).
-
Mensen met een psychotische stoornis of schizofrenie kunnen veel baat hebben bij lotgenotencontact (paragraaf 7.12.2).
-
Met behulp van cognitieve gedragstherapie (CGT) kunnen de gevolgen van blijvende wanen en hallucinaties worden verminderd (paragraaf 7.13).
-
Herstelondersteunende zorg is erop gericht dat de patiënt de regie over zijn leven weer zo goed mogelijk terugkrijgt (paragraaf 7.17.3).