2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
10. Samenwerken en verwijzen
Auteurs : E.P.M. van Banning, G.E. Linthorst
Gepubliceerd in: Het geneeskundig proces
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Geen enkele arts kan alle medische kennis alleen beheersen. Artsen moeten goed zicht hebben op het eigen kunnen, en weten waar een ander complementair is.
-
Samenwerking met andere (para)medische disciplines is onontkoombaar en gewenst.
-
Samenwerking moet zinvol zijn, het vraagt kennis van elkaars werkterrein, organisatorische aanpassingen en de bereidheid een gedeelte van de eigen autonomie op te geven.
-
Vormen van samenwerking:
-
verwijzen en terugverwijzen (mits complementair en niet-competitief):
-
de huisarts moet op tijd verwijzen en de specialist op tijd terugverwijzen,
-
bij een instrumentele verwijzing moet de diagnosticus zich niet bemoeien met het verdere beleid,
-
collegiale feedback is onontbeerlijk;
-
-
consulteren en consultatief verwijzen (efficiënt en patiëntvriendelijk);
-
gezamenlijke behandeling (vooral bij ernstig zieke patiënten; de patiënt of een professionele casemanager kunnen coördinator zijn).
-
-
Goede samenwerking hangt samen met:
-
persoonlijkheidskenmerken:
-
vooroordelen aan de kant kunnen zetten.
-
niet narcistisch zijn,
-
oog hebben voor de eigen beperkingen,
-
tegen kritiek kunnen,
-
verantwoordelijkheid kunnen geven, nemen en delen,
-
flexibiliteit,
-
het vermogen tot delegeren;
-
-
op de hoogte zijn van elkaars werkwijze:
-
sociaal geneeskundigen kijken vooral naar het effect van preventie op populatieniveau, curatieve artsen naar de voor- en nadelen van preventie voor het individu,
-
de huisarts heeft te maken met een aselecte, brede populatie en een lage voorafkans op ziekte met een hoge negatief voorspellende waarde in de huisartsenpraktijk en een lage positief voorspellende waarde. Medisch specialisten werken in een selecte populatie met een hoge voorafkans op pathologie en de voorspellende waarden zijn andersom.
-
de medisch specialist moet veel en uitgebreider onderzoek doen, de huisarts zal dit juist achterwege laten. Huisartsen gebruiken vaak een meersporenbeleid, medisch specialisten sequentieel algeheel onderzoek.
-
de huisarts gebruikt vaker diagnostiek ex juvantibus en het beloop in de tijd als diagnosticum. De huisarts kan niet altijd de volledige therapie leveren, zeker niet als de incidentie van de aandoening laag is. Een uitzondering vormt de terminale fase van diverse vormen van kanker (common pathway).
-
niet alle verwijsredenen zijn strikt medisch;
-
-
-
een goede communicatie:
-
adequate verwijs- en terugverwijsbrieven, helder en op tijd geschreven,
-
goed bijhouden van bijvoorbeeld logboeken en EPD’s.
-
-
Bij chronische aandoeningen kan de patiënt te maken krijgen met een veelheid van hulpverleners. Hij heeft soms veel ervaring en is dan zijn eigen coördinator. Aan de andere kant, bij patiënten die geestelijk of lichamelijk weinig reserves hebben, moet alles geregeld worden.