
2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
1. Symptomen, klachten … en dan?
De premedische fase
Auteurs : P.L.B.J. Lucassen, T.C. olde Hartman
Gepubliceerd in: Het geneeskundig proces
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Wanneer een arts de patiënt wil begrijpen is het nodig dat hij zich realiseert wat zich heeft afgespeeld voordat de patiënt besloten heeft naar een arts te gaan.
-
De arts moet zich realiseren dat patiënten maar met een zeer beperkt deel van hun klachten komen, dat het belangrijk is te weten te komen wat deze klacht nou zo anders maakt dan al die klachten waar de patiënt niet voor komt, en dat het voor een goed begrip van de patiënt noodzakelijk is zijn denken en gevoel over de klacht te leren kennen.
-
Het gaat om mensen, niet om ziekten.
-
Artsen hebben soms de neiging zich alleen met ziekte te bemoeien. Ze neigen ertoe mensen in te delen in ziek en niet-ziek op grond van de medische diagnose.
-
Het biopsychosociale model geeft de arts gelegenheid om een ziekte in integrale zin te analyseren en maakt het mogelijk bij het vaststellen van een behandeling rekening te houden met de thuissituatie, de school of werkomstandigheden. Zo ontstaat een verbreding van het traditionele biomedische model van gezondheid en ziekte.
-
De nadruk in het biopsychosociale model ligt op het leren begrijpen van het patiëntperspectief. Dit is een noodzaak voor echte patiëntgerichte zorg. Heel praktisch gezien komt het biopsychosociale model in de dagelijkse praktijk van de arts dus neer op aandacht voor de: somatiek, cognities, emoties, gedragsmatige en sociale aspecten van de klacht (SCEGS).
-
Door op deze manier een patiënt te benaderen komt niet alleen het medisch perspectief, maar ook het patiëntperspectief goed aan de orde. Dit is van belang voor goede zorg.
-
Uiteindelijk hebben patiënten altijd een arts nodig die vriendelijk en toegankelijk is.