01-09-2010 | Redactioneel
In de media
Auteur:
Erik J. Knorth
Gepubliceerd in:
Kind en adolescent
|
Uitgave 3/2010
Log in om toegang te krijgen
Extract
Op mijn nachtkastje ligt
Het pauperparadijs van Suzanna Jansen (2009). De auteur behandelt ruim twee eeuwen familiegeschiedenis waarin zij zelf met haar dochter (voorlopig) de laatste generatie vormt. Wanneer zij als historisch geïnteresseerd journaliste probeert te achterhalen wat de actuele omstandigheden en antecedenten waren van haar grootmoeder – een vrouw die ten tijde van de crisisjaren begin twintigste eeuw een door alcoholisme en schulden getroffen gezin op de been moest zien te houden – stuit zij op een geschiedenis van heropvoedingsexperimenten in het Drentse dorp Veenhuizen waaraan haar voorouders waren blootgesteld. Aan het eind van haar boek schrijft zij, terugblikkend, het volgende: ‘Veenhuizen bestaat niet meer als heropvoedingskamp
1, maar als ik de televisie aanzet of een krant opsla, lijkt het wel of er een vervolgverhaal is ingezet. “Amsterdamse korpschef wil verbod op landloperij herinvoeren”. “Verloederde junks opgesloten in Drenthe”. “Prep camp moet werklust opwekken”. Nu de fluwelen-handschoenaanpak van de jaren zeventig en tachtig is verlaten, slaat de pendule weer door naar de andere kant. Gespierde taal voert opnieuw de boventoon: wie niet kan meekomen in de maatschappij heeft het aan zichzelf te wijten. Zelfs het woord ‘onderklasse’ is terug van weggeweest. Alleen heten de buurten die voor berucht doorgaan tegenwoordig Amsterdam Slotervaart of Rotterdam Katendrecht; het stigma van de onderklasse keert terug in de achternamen met een Marokkaanse of Turkse klank. Anders gezegd: dit verhaal zal voorlopig geen einde nemen’ (Jansen, 2009, p. 243). Hier moest ik aan denken bij de bijdrage van
Chijs van Nieuwenhuizen over opvoedingskampen in de rubriek Opmerkelijk. Leest u zelf waarom. …