Introductie
Een urosymfyseale fistel (USF) is een zeldzame complicatie na de behandeling van prostaatcarcinoom, die kan leiden tot forse morbiditeit door terugkerende urineweginfecties, (chronische) pelviene of perineale pijnklachten en/of osteomyelitis. Het tijdig herkennen van de symptomen en het diagnosticeren van de fistel kan leiden tot een curatieve behandeling. In deze serie tonen wij het klinische beloop en de resultaten van de chirurgische behandeling bij drie patiënten met een USF.
Discussie
De exacte etiologie van fistelvorming is niet bekend, maar een gestoorde wondgenezing na een chirurgische behandeling speelt een belangrijke rol [
1,
2]. Patiënten met een USF hebben vrijwel allemaal een voorgeschiedenis van een chirurgische behandeling van de prostaat gevolgd door radiotherapie en/of (meerdere) endoscopische interventies [
3‐
10].
Patiënten met een USF kunnen zich presenteren met recidiverende urineweginfecties, urine-incontinentie, transurethrale afscheiding en klachten die passen bij een osteomyelitis van de symfyse [
3‐
11]. Een bacteriële of fungale osteomyelitis van de symfyse kan gepaard gaan met episoden van koorts en lokale pijnklachten. De pijn kan uitstralen naar suprapubisch, perineaal, inguïnaal en genitaal en neemt toe bij mobilisatie. Inflammatieparameters zijn in de regel verhoogd en positieve botkweken zijn bewijzend [
12,
13]. Uit de literatuur blijkt dat er na een endoscopische interventie 10 maanden kunnen verstrijken tussen de eerste symptomen van een USF en het stellen van de juiste diagnose (mediaan, interkwartielrange (IQR) 3,5–19,5) [
10]. Het niet bekend zijn met deze ziekte-entiteit en de veronderstelde lage incidentie kan dus leiden tot een significante vertraging in diagnose en adequate behandeling.
Er zijn geen richtlijnen voor de evaluatie van een USF. Op basis van onze ervaring en de literatuur raden wij aan om een lichamelijk onderzoek van het bekken en de genitaliën te verrichten, de inflammatieparameters (CRP, leukocyten) te bepalen, en een urinekweek, een cystoscopie en een MRI-scan te verrichten. De MRI-scan kan gedetailleerde informatie geven over het verloop van het fistelkanaal, de integriteit van de botstructuren en mogelijke betrokkenheid van de omliggende weke delen. In vergelijking met een CT-scan, heeft de MRI-scan een betere sensitiviteit en specificiteit voor het analyseren van een osteomyelitis. Op T2-gewogen MRI-opnamen kunnen botdestructie, hyperintensiteit van het bot en/of de weke delen te zien zijn (fig.
1 en
2; [
8,
14]). Echter, door de hoge sensitiviteit voor de detectie van osteomyelitis kan MRI, de huidige gouden standaard voor de detectie van osteomyelitis, een overschatting geven voor de ernst van de infectie. Radionuclide beeldvorming kan een alternatief zijn voor een betere inschatting van de ernst van de osteomyelitis [
15].
Multidisciplinaire benadering (uroloog, microbioloog en orthopedisch chirurg) verdient de voorkeur. De aanwezigheid van een osteomyelitis is bij USF namelijk eerder regel dan uitzondering; in 70–85 % van de gevallen tonen de peroperatieve botkweken een actieve infectie aan [
5,
10]. Bovendien kan een breed scala aan bacteriën met een wisselend resistentiepatroon gevonden worden [
7], en is de optimale behandeling van een osteomyelitis nog steeds niet bekend [
12].
Ook is nog niet bekend hoe vaak een conservatieve aanpak bestaande uit langdurige antibiotica en katheterisatie succesvol is. In onze caseserie was deze aanpak, ondanks een lange periode van drainage en verscheidene antibiotica, bij geen van de drie patiënten succesvol. Ook in de beschikbare literatuur was de behandeling overwegend chirurgisch (tab.
1; [
3‐
10]).
Tabel 1
Samenvatting van chirurgische behandelingen van urosymfyseale fistels
n = 16 | conservatief | n = 1 | katheterisatie i.c.m. antibiotica | 100 % pijnvrij |
chirurgisch | n = 8 | cysto-prostatectomy met Brickerse deviatie | |
reconstructief | n = 5 | urethrale reconstructie | 1 recidieffistel |
n = 2 | ileocystoplastiek |
n = 8 | conservatief | n = 2 | niet gerapporteerd | niet gerapporteerd |
chirurgisch | n = 2 | radicale prostatectomie met debridement van symfyse |
reconstructief | n = 4 | peritoneale of omentale interpositie |
n = 24 | chirurgisch | n = 21 | pubectomie, cystectomie en Brickerse deviatie | 96 % pijnvrij |
reconstructief | n = 1 | neoblaas | recidiefpercentage niet gerapporteerd 32 % CD ≥ 3 (90 dagen) |
n = 2 | primaire vesico-ureterale anastomose |
n = 12 | conservatief | n = 2 | NSK beiderzijds en katherisatie + antibiotica | 100 % pijnvrij |
chirurgisch | n = 10 | cystectomie met Brickerse deviatie | recidief niet gemeld |
n = 12 | chirurgisch | n = 11 | cystectomie met Brickerse deviatie en robotgeassisteerde holmium laserdebridement symfyse | 2 re-debridement, 100 % pijnvrij |
n = 1 | enkel robotgeassisteerde holmium laserdebridement | recidiefpercentage niet gerapporteerd |
n = 5 | chirurgisch | n = 5 | cystectomie met Brickerse deviatie | 1 overlijden, 100 % pijnvrij, geen recidieffistels |
n = 32 | chirurgisch | n = 18 | cystectomie met Brickerse deviatie** | 1 recidieffistel 84 % pijnvrij |
n = 1 | cystectomie met Indiana pouch |
reconstructief | n = 12 | fistulotomie met primair sluiten fistulotomie, excisie en posterieure urethraplastiek | geen recidieffistel 11 % CD ≥ 3 (30 dagen) |
n = 33 | chirurgisch | > 90 % | cystectomie, debridement of resectie van os pubis en wekedelen-interpositie | mediane pijnscore ≥ 4: geen recidiefpercentage niet gerapporteerd 15,6 % CD ≥ 3 (periode onbekend) |
Chirurgische behandeling kan onderverdeeld worden in het verrichten van (urethrale) reconstructieve chirurgie of een cystectomie met urinedeviatie. Reconstructieve chirurgie kan worden verricht bij goed geïnformeerde patiënten met kleine fisteldefecten, minimale botaandoeningen en een normale blaasfunctie [
3]. Indien reconstructie niet mogelijk is, wordt veelal een cystectomie met urinedeviatie volgens Bricker verricht (tab.
1). Een eventuele osteomyelitis werd bij veel patiënten bij voorbaat behandeld middels een (laser)debridement van de symfyse en het afnemen van peroperatieve botculturen. De gepubliceerde resultaten en onze ervaringen uit de praktijk zijn veelbelovend. Vrijwel alle patiënten waren postoperatief verlost van de pijnklachten en er waren slechts enkele patiënten met een recidief-USF.
Slechts in drie studies werden expliciet postoperatieve complicaties gevonden. Grote postoperatieve complicaties (Clavien-Dindo graad ≥ 3) traden op bij 11–32 % van de patiënten [
5,
9,
10]. De postoperatieve opnameduur na een cystectomie vanwege USF met osteomyelitis van de symfyse varieerde in onze serie van 7 tot 14 dagen. Na ontslag kunnen patiënten binnen één tot drie maanden hun basisactiviteiten hervatten en nam het gebruik van opiaten significant af bij het resoluut verdwijnen van de pijnklachten [
5,
9,
10,
16].
Conclusie
De casuïstiek van deze drie patiënten toont dat het tijdig herkennen, diagnosticeren en behandelen van een USF een uitdaging is. Na chirurgie vanwege prostaatkanker die wordt gevolgd door radiotherapie en/of endoscopische interventies met recidiverende urineweginfecties en/of (ernstige) pelviene pijnklachten, moet er een hoge verdenking zijn op een USF met de aanwezigheid van een osteomyelitis van de symfyse. Een USF kan goed gediagnosticeerd worden met een cystoscopie en MRI-scan. Als conservatieve therapieën falen, kunnen patiënten succesvol behandeld worden middels een chirurgische resectie van het fistelkanaal, het aanleggen van een urinedeviatie en een lokale en systemische behandeling van de osteomyelitis.