2017 | OriginalPaper | Hoofdstuk
6 Normale veroudering
Auteur : Jeroen Dikken
Gepubliceerd in: Klinisch redeneren bij ouderen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Normale veroudering kan worden beschreven als een tijdafhankelijk biologisch proces dat, hoewel het niet een ziekte op zichzelf betreft, functionele achteruitgang en risico voor ziekte en dood met zich meebrengt. Eén manier om de kans op sterven te meten is door te kijken naar sterftecijfers. Voor de doorsneemens verdubbelt het risico van sterven elke acht jaar: de Gompertz-Makeham law of mortality (paragraaf 6.1.2).
-
Lichamelijke factoren die gecorreleerd zijn met de maximale levensverwachting, zijn bijvoorbeeld de relatieve grootte van de hersenen, de metabolische activiteit gedurende het leven, de grootte, het gewicht, de lichaamstemperatuur en de snelheid waarmee energie wordt gebruikt. In vergelijking met andere zoogdieren hebben mensen de langste levensverwachting (paragraaf 6.1.2).
-
Meer dan driehonderd theorieën zijn intussen ontwikkeld in de zoektocht naar de oorzaak van het verouderingsproces. Tot op heden is er geen enkele theorie gevonden die alle complexe processen in de cellen en lichaamssystemen verklaart. Over het algemeen kunnen alle theorieën in twee stromingen worden onderverdeeld (paragraaf 6.1.3).
-
Kans: wear-and-tear-theorie (slijtagetheorie), free-radicals-theorie.
-
Noodlot: auto-immuuntheorie, ageing-clock-theorie, cellulaire theorie.
-
-
Voorbeelden van studies die onderzoek doen naar het proces van ouder worden, zijn de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) en de Leiden 85+-studie (paragraaf 6.1.4).
-
Het idee dat ontwikkeling en veroudering beide processen zijn die hand in hand met elkaar gaan, wordt steeds meer erkend in de theorie en het onderzoek naar psychologische veranderingen in volwassenheid en ouderdom (paragraaf 6.2.2).
-
P. Baltes en collega’s keken verder dan de traditionele ontwikkelingstheorie, die beschreef hoe een wezen zich naar een steeds hoger niveau van functioneren ontwikkelde, waarbij alle eerder ontwikkelde capaciteiten werden meegenomen. Baltes beschreef ontwikkeling als een dynamisch proces, waarbij zowel winst als verlies (achteruitgang) kan optreden (paragraaf 6.2.3).
-
Het model van ontwikkeling als verandering in adaptief vermogen geeft inzicht in strategieën voor zowel adaptatie (aanpassing) als succesvolle veroudering door gebruik te maken van drie strategieën: selectie, optimalisatie en compensatie (paragraaf 6.2.4).
-
Door Brandtstädter en collega’s is een theorie opgesteld die beschrijft en verklaart hoe ouderen succesvol zijn in het houden van een positief zelfbeeld en positieve opvattingen over het leven: de assimilatie- en accommodatietheorie (paragraaf 6.2.4).
-
De psychologische gerontologie is een samenvoeging van diverse losse theorieën en empirische onderzoeken naar leeftijdgerelateerde veranderingen in verschillende psychologische functies op oudere leeftijd. Cognitieve veroudering is het belangrijkste domein, maar er is de laatste tijd ook meer aandacht voor emoties (sociaal-emotionele selectiviteitstheorie) en de persoonlijkheid bij het ouder worden (paragraaf 6.2.5).
-
Naast de somatische en de psychische veroudering is er de sociale veroudering. Bij de sociale gerontologie wordt gekeken naar veranderingen in mensen, maar ook naar veranderingen in de maatschappij (paragraaf 6.3.1).
-
Bij levensloopperspectief spreken we over belangrijke markeringen in iemands leven: belangrijke gebeurtenissen of een punt in het leven waarin alles veranderde, zoals een diplomering, een eerste baan, trouwen en met pensioen gaan. Mensen kunnen meestal goed omgaan met levensloopgebeurtenissen. Als zich toch problemen voordoen, kunnen mensen zich aanpassen door strategieën in te zetten (paragraaf 6.3.2).
-
Belangrijke theorieën die inzicht geven in hoe veroudering van mensen in de maatschappij gaat en hoe deze processen door ouderen zelf geïnterpreteerd worden, zijn (paragraaf 6.3.3 t/m paragraaf 6.3.5):
-
de modernization-theorie (status ouderen wordt minder naarmate de samenleving moderner wordt);
-
de disengagement-theorie (ouderdom is een tijd waarbij zowel de oudere zelf als de samenleving zich bezighoudt met wederzijdse scheiding);
-
de activiteitstheorie (ons zelfbeeld is gebaseerd op de rollen of activiteiten waaraan we meedoen: we zijn wat we doen);
-
de continuïteitstheorie (ongeveer hetzelfde als de activiteitstheorie, met als aanvulling dat ouder wordende mensen geneigd zijn dezelfde gewoonten, persoonlijkheid en leefstijl te hanteren die ze eerder in hun leven ontwikkeld hebben).
-