Samenvatting
De invoering van een aparte as voor de diagnostiek van aan de persoonlijkheidgebonden psychopathologie in de DSM-III had een toename van de belangstelling voor persoonlijkheidsstoornissen tot gevolg. Naast een uitbreiding van het aantal klinische en wetenschappelijke publicaties was een groei in specifiek diagnostisch instrumentarium en behandelmogelijkheden merkbaar. Hoewel de wetenschappelijke discussie over de conceptualisering van persoonlijkheidsstoornissen nog in volle gang is, bestaat er wel een zekere consensus over het feit dat het gaat om specifieke problematiek die eerder aan het karakter van de patiënt is toe te schrijven dan aan problemen die – omdat ze tijdelijk zijn, laat in de ontwikkeling zijn ontstaan, of als egodystoon worden ervaren – op as I van de DSMworden geclassificeerd. Voor een bespreking van het klinisch beeld van de verschillende persoonlijkheidsstoornissen verwijzen we naar deel 1, hoofdstuk 13 van dit handboek (Verheul, Van den Brink & Van der Velden, 2000). In dit hoofdstuk gaan we eerst in op diagnostische mogelijkheden, waarna een aantal behandelmogelijkheden besproken wordt. Vervolgens worden twee internationaal in opmars zijnde vormen van psychotherapie besproken: transference-focused psychotherapy en schemagerichte cognitieve therapie. Daarna volgt een overzicht van onderzoeken naar de effectiviteit van diverse behandelingen en we eindigen met enkele beschouwingen.