Samenvatting
Psychodiagnostiek wordt doorgaans ondernomen wanneer men aanvullende informatie nodig heeft om tot klinische beslissingen te komen. Het gaat daarbij vaak om beslissingen die belangrijk kunnen ingrijpen in het leven van mensen: beslissingen met betrekking tot evaluatie (bijv. voor strafverlof), plaatsing (voor poliklinische of klinische behandeling) of indicatiestelling. De opdrachtgever zal een beeld van het functioneren en de klachten van de cliënt willen krijgen, begrijpen hoe bepaald probleemgedrag verklaard en in stand gehouden wordt, voorspellen hoe het zich zal ontwikkelen, of weten wat er aan te doen is. Met andere woorden: men wenst verheldering/onderkenning, verklaring, predictie of indicatiestelling van het psychologisch onderzoek (De Bruijn e.a., 2003; Vertommen, Ter Laak & Bijttebier, 2002). Goede diagnostiek wordt aangestuurd door een heldere vraagstelling op een of meer van deze gebieden. De diagnosticus gaat vervolgens – net als bij ander empirisch onderzoek – op basis van zijn voorlopige hypothesen hoogwaardige instrumenten selecteren die optimaal inzicht kunnen geven in de betrokken vraagstelling, er data mee verzamelen en er zijn hypothesen mee toetsen, om ten slotte één en ander in een verslag neer te leggen en terug te koppelen. Dit wordt wel aangeduid als de diagnostische cyclus (zie Van Strien, 1986; De Bruijn e.a., 2003).