2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
17 Ouderenpsychiatrie
Auteur : Drs. W. Garenfeld
Gepubliceerd in: Leerboek psychiatrie voor verpleegkundigen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
De definiëring van de termen ‘oud’ (65+) respectievelijk ‘zeer oud’ (80+) op grond van de kalenderleeftijd is arbitrair. Er kan beter worden gesproken van ‘oud’ bij achteruitgang of problematiek op zowel biologisch, psychologisch als sociaal terrein (paragraaf 17.2.1).
-
Op latere leeftijd spelen er vaak specifieke ouderdomsziekten zoals hart- en vaatziekten, de ziekte van Parkinson en neurodegeneratieve aandoeningen. Hiernaast is er vaak sprake van multipathologie en polyfarmacie (paragraaf 17.2.2).
-
Verhoogde kwetsbaarheid bij ouderen wordt vaak aangeduid met de term frailty. Collard en Oude Voshaar pleiten ervoor om frailty op te vatten als een syndroomdiagnose op basis van enkel biomedische criteria (fysieke frailty) (paragraaf 17.2.2).
-
In de derde levensfase (55 tot 75 jaar) is er sprake van een overgang van arbeid naar pensioen. Hierbij staan veranderingen in maatschappelijke rollen, hervinden van een nieuw evenwicht in de relatie, veranderende dagbesteding en het zich meer bewust worden van het veranderende toekomstperspectief centraal (17.2.3).
-
De vierde levensfase (75 jaar en ouder) wordt gedomineerd door het opmaken van de levensbalans, het besef van het naderende einde en vele veranderingen op lichamelijk gebied. Vaak komen zingevingsvragen centraal te staan (paragraaf 17.2.3).
-
Gerontopsychiatrische problematiek omvat in de praktijk vooral stemmingsstoornissen, angststoornissen, psychotische stoornissen en aanpassingsstoornissen. Hiernaast is er vaak sprake van mengbeelden die moeilijk te classificeren zijn (paragraaf 17.3.1).
-
Een substantieel deel van de psychiatrische problematiek van ouderen is uiteindelijk terug te voeren op persoonlijkheidsproblematiek, al of niet in relatie tot veranderingen binnen de context van het primaire systeem of het grotere sociale netwerk (paragraaf 17.3.1).
-
Circa 1% van de 65-plussers sterft ten gevolge van geregistreerde suïcide. Zelfdoding komt relatief vaker voor bij ouderen dan bij jongeren (paragraaf 17.3.1).
-
De psychogeriatrische problematiek omvat allerlei neurocognitieve stoornissen (paragraaf 17.3.1).
-
De prevalentie van zware neurocognitieve stoornissen (dementie) boven 65 jaar is circa 5%. In Nederland leiden momenteel naar schatting 244.000 mensen van 65 jaar of ouder aan een zware neurocognitieve stoornis (paragraaf 17.3.1)
-
De term ‘pathoplastisch effect’ verwijst naar het gegeven dat de uiting van symptomen van een aandoening (bijvoorbeeld psychiatrische symptomen) wordt beïnvloed door een andere aandoening (bijvoorbeeld een neurocognitieve stoornis) (paragraaf 17.3.1).
-
De classificatiecriteria voor persoonlijkheidsstoornissen zijn vooral toegespitst op jonger volwassenen in plaats van op ouderen (paragraaf 17.3.2).
-
Kenmerkend voor ouderen is dat juist in de latere levensfase allerlei systeemproblematiek op de voorgrond komt (paragraaf 17.3.4).
-
In Nederland neemt het aantal 65-plussers naar verwachting sterk toe, van circa 2,9 miljoen (17,3%) van de totale bevolking in 2014 tot maar liefst circa 4,7 miljoen (26,5%) van de totale bevolking in 2040 (paragraaf 17.4).
-
Binnen de ouderenpsychiatrie zijn de belangrijkste behandeldoelen reductie van psychiatrische problematiek, vermindering van gedragsproblemen, bewaken en optimaliseren van cognitieve restcapaciteiten en aanleren van adequate copingstrategieën. Hiernaast is het belangrijk om zo mogelijk de somatische conditie te optimaliseren. Tevens zijn interventies op systeem en netwerkniveau relevant(paragraaf 17.6).
-
In de behandeldoelstellingen bij ouderen is het belangrijk om nadrukkelijk te werken vanuit een ‘open perspectief’. Dit betekent dat mensen niet uitsluitend op grond van hun leeftijd worden uitgesloten van een specifieke behandeling (paragraaf 17.7).