2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
16 Diagnostiek en behandeling van volwassenen met ADHD
Auteur : Mw.dr. J.J.S. Kooij
Gepubliceerd in: Leerboek psychiatrie voor verpleegkundigen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
De kernsymptomen van de aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD) zijn aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit (paragraaf 16.3).
-
Bij ADHD speelt erfelijkheid een belangrijke rol. Moleculair genetisch onderzoek wijst op betrokkenheid van genen die zijn gerelateerd aan de dopaminerge en noradrenerge neurotransmissie. Vermoedelijk speelt hypodopaminerge transmissie een hoofdrol. Overigens kunnen bij de etiologie ook factoren zoals zuurstofgebrek, roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap, en zeer ernstige verwaarlozing na de geboorte meespelen (paragraaf 16.1).
-
In de DSM-5 wordt ADHD gerekend tot de ontwikkelingsstoornissen (paragraaf 16.3).
-
De prevalentie van ADHD bedraagt 3-5% van de kinderen, adolescenten én volwassenen. Onder ouderen is een prevalentie van minimaal 2,8% vastgesteld. Het idee dat ADHD vanzelf overgaat is achterhaald. ADHD geeft vaak levenslang problemen op verschillende terreinen (paragraaf 16.2.1).
-
Van de kinderen worden jongens vaker verwezen dan meisjes. Bij meisjes komt twee keer vaker de presentatiewijze (het subtype) van ADHD met alleen aandachtsproblemen (ADD) voor (paragraaf 16.2.2).
-
Volgens de DSM-5 kunnen ADHD en autismespectrumstoornissen (ASS) bij dezelfde patiënt worden vastgesteld (paragraaf 16.3).
-
Binnen de DSM-5 worden drie presentatiewijzen (subtypen) van ADHD onderscheiden:
-
ADHD, gecombineerd: aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit.
-
ADHD, overwegend onoplettendheid (ADD): aandachtsproblemen zonder druk gedrag.
-
ADHD, overwegend hyperactief/impulsief: hyperactiviteit en impulsiviteit (paragraaf 16.3).
-
-
ADHD gaat in 75% samen met psychiatrische comorbiditeit, met name: slaapproblemen, angst, depressie, alcohol- en drugsmisbruik, tics, autismespectrumstoornissen, gedragsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen (cluster B) (paragraaf 16.4).
-
80% van de mensen met ADHD heeft slaapstoornissen. Slaaptekort versterkt de aandachtsproblemen en draagt wellicht bij aan binge eating en een te hoge BMI (paragraaf 16.4).
-
Snelle screening op ADHD bij volwassenen kan met de Ultrakorte vragenlijst voor ADHD bij volwassenen (paragraaf 16.6).
-
Bij de diagnostiek van ADHD kan gebruik worden gemaakt van een semigestructureerd interview (DIVA 2.0). Hiermee worden de ernst en het aantal symptomen in kindertijd en volwassenheid, en de mate van disfunctioneren uitgevraagd (paragraaf 16.7).
-
Effectieve behandeling van ADHD bestaat uit een combinatie van psycho-educatie, medicatie en coaching (gestructureerde psychosociale begeleiding), cognitieve gedragspsychotherapie, en lotgenotencontact (paragraaf 16.8).
-
Bij ADHD is medicatie de meest effectieve interventie. Middelen van eerste keus zijn psychostimulantia (methylfenidaat en dexamfetamine). Volgende stappen zijn atomoxetine, bupropion en de tricyclische antidepressiva (paragraaf 16.8.2).
-
Bij medicamenteus onbehandelde patiënten is psychotherapie minder aangewezen vanwege de nog slechte concentratie (paragraaf 16.8.3).
-
Bij ADHD met een bipolaire stoornis wordt eerst behandeld met lithium of depakine (paragraaf 16.8.3).
-
Bij ADHD met winterdepressie wordt initieel lichttherapie aanbevolen (paragraaf 16.8.3).
-
Bij ADHD met verlate slaapfase blijkt in de praktijk dat melatonine vaak effectief is (paragraaf 16.8.3).