Samenvatting
In deel 1, hoofdstuk 4 van dit handboek is door Van den Bosch (2000) beschreven dat de kwetsbaarheid voor de ontwikkeling van schizofrenie goeddeels biologisch verankerd is en dat schizofrenie het best is op te vatten als een ontwikkelingsstoornis van de hersenen. De laatste jaren is veel onderzoek gedaan naar andere additionele etiologische risicofactoren, zoals urbanisatie en (soft)druggebruik, waarvan de laatste ook therapeutische consequenties heeft.We moeten er rekening mee houden dat het om een chronische stoornis gaat, die gepaard gaat met psychotische episoden en (on)volledige remissies.De kennis van de predictieve en de beloopbepalende factoren is enorm toegenomen en heeft een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van rationele behandelingen, revalidatie en rehabilitatie en het tot stand komen van diverse voorzieningen, onder meer voor werk, dagbesteding en beschut wonen. Daarnaast heeft thuiszorg een grote vlucht genomen in allerlei gradaties, van ondersteunend tot ‘bemoeizorg’ bij zorgwekkende zorgmijders, en vindt behandeling van comorbide verslavingsproblematiek al op veel plaatsen geïntegreerd plaats. De zorg voor patiënten met schizofrenie en verwante psychosen, en hun familieleden en belangrijke sleutelfiguren, zoals werkgevers en buurtgenoten, is op onderdelen beschreven in de Multidisciplinaire richtlijn Schizofrenie, waarmee gezegd is dat de zorg een gezond ‘evidence-based’ fundament heeft (Multidisciplinaire richtlijn Schizofrenie, 2005). In dit hoofdstuk beperken we ons tot de diverse interventies en zullen we de voorzieningen waar de interventies plaatsvinden slechts summier beschrijven.