Samenvatting
De dynamische theoriegestuurde persoonlijkheidsdiagnostiek gebruikt theoretische en klinische concepten uit diverse persoonlijkheidsmodellen. Door ze samen te gebruiken, is het mogelijk een geïntegreerde visie te vormen van iemands specifieke persoonlijkheidspathologie en de manier waarop een cliënt in staat is negatieve emoties te reguleren. Dit hoofdstuk beschrijft de belangrijkste persoonlijkheidskenmerken, dimensies en structuren uit de persoonlijkheidsmodellen die een diagnosticus kan inzetten. Op basis van beschrijvingen van de hiërarchisch geordende domeinen van persoonlijkheidsfunctioneren – zoals structurele psychische kwetsbaarheid, problematische traits, ontwikkelingsfactoren, copingmechanismen, zelfbeeld en psychische symptomen van een cliënt – ontstaat een individueel persoonlijkheidsprofiel. Voor een goede beschrijvende klinische diagnose moeten de kenmerken van fundamentele basiseigenschappen (traits) en uiteenlopende dynamische entiteiten zowel onderscheiden als geïntegreerd worden. Dit hoofdstuk besteedt aandacht aan de samenhang tussen deze pathologische domeinen en de adaptieve vermogens in het persoonlijkheidsfunctioneren. Deze samenhang geeft een visie waarmee de diagnosticus de resultaten op de diverse persoonlijkheidsinstrumenten kan interpreteren.