Samenvatting
Van de Griekse oudheid tot vandaag werd in het Westen het mensbeeld sterk getekend door vormen van antropologisch dualisme. In dit hoofdstuk besteden wij aandacht aan Plato en Descartes, toonaangevende denkers die het antropologisch dualisme gestalte gaven. Met Plato vertoonde het antropologisch dualisme een eerder archeologische dimensie, met Descartes een eerder typologische. Vervolgens wordt getoond hoe antropologisch dualisme in bepaalde contexten waarbinnen psychiaters, klinisch psychologen en psychotherapeuten vandaag werken op grenzen stoot. Dit geldt niet alleen inzake wetenschappelijk onderzoek, maar tevens in de concrete klinische praktijk. Hedendaagse neurowetenschappers trachten het antropologisch dualisme te overstijgen ofwel door te opteren voor fysicalistische opvattingen, ofwel door het emergentisme te beklemtonen. De auteurs spreken een voorkeur uit voor een mensbeeld dat voldoende breed is en rekening houdt met één klinische werkelijkheid waarin iedere patiënt als unieke persoon centraal staat.