Samenvatting
Tijdens medische verrichtingen ervaren kinderen vaak angst en pijn, waarvoor procedurele pijnstilling en/of procedurele sedatie aangewezen kunnen zijn. Bij procedurele pijnstilling moet een onderscheid worden gemaakt tussen topicale anesthesie van de huid, lokale infiltratie met gebufferde anesthetica en kortwerkende, krachtige systemische analgetica. Voor de topicale anesthetica is het van groot belang dat ze tijdig worden aangebracht en dat het gebruik ervan een vast onderdeel vormt van alle (niet-urgente) prikprocedures bij kinderen. Procedurele sedatie kan het best worden onderverdeeld in enerzijds lichte sedatie en anderzijds matige tot diepe sedatie. Lichte sedativa (bijv. lachgas (tot 50 %), midazolam en de alfa-2-agonisten clonidine en dexmedetomidine) kunnen meestal veilig worden toegediend binnen relatief eenvoudige randvoorwaarden. Matig-tot-diepe sedativa (bijv. propofol, ketamine) hebben daarentegen een complexer veiligheidsprofiel en mogen alleen worden toegediend door professional die specifiek in het gebruik ervan zijn opgeleid en werken binnen uitgesproken veiligheidsvoorwaarden. Het gebruik van deze categorie sedativa is aangewezen tijdens invasieve procedures en bij verrichtingen die lang stilliggen vereisen.