Samenvatting
Na een traumatisch hersenletsel is er altijd sprake van herstel. De toestand vlak na het trauma is (bijna) nooit gelijk aan de uiteindelijke toestand. Het is nagenoeg uitgesloten dat er geen enkele verandering meer optreedt gedurende het verdere leven van de patiënt. Er is dus altijd verandering en herstel, maar de ene persoon herstelt beter en sneller dan de andere, ook al is de begintoestand ogenschijnlijk gelijk. Hoe kan dat en welke mogelijkheden zijn er om dit herstel te beïnvloeden? Over deze twee vragen gaat dit hoofdstuk. In het eerste deel van het hoofdstuk wordt een aantal hypothetische (biologische) mechanismen geschetst die een rol lijken te spelen bij het herstel. In het tweede deel wordt ingegaan op de mogelijkheden die er zijn om het herstelproces te beïnvloeden. In alle gevallen moet de lezer echter een zekere mate van speculatie aanvaarden.