Onderzoek over de periode van 2002 tot en met 2009 op gegevens van het CBS geeft aan dat de bruto arbeidsparticipatie van personen met een langdurige aandoening en van arbeidsgehandicapten niet is gestegen, maar is gedaald. Onder de 15- tot 25-jarigen is het percentage personen met een langdurige aandoening constant gebleven, maar is de bruto arbeidsparticipatie sterk gedaald van 49 naar 39%. Dit is in lijn met de sterke toename van het aantal Wajong-toekenningen en ondersteunt de conclusie dat de arbeidsmarkt steeds slechter toegankelijk is voor nieuwe toetreders met gezondheidsbeperkingen.
De bruto arbeidsparticipatie van 45-plussers met een langdurige aandoening is wel gestegen. Dat is in lijn met de lagere instroom in de WIA vergeleken met de WAO en geeft aan dat meer ouderen met een langdurige aandoening blijven werken.
Onder de 15- tot 65-jarigen is het aantal personen met een langdurige aandoening in 2002 en 2009 vrijwel gelijk (2,7 miljoen, +32 duizend) evenals het aantal arbeidsgehandicapten (1,8 miljoen, +44 duizend).
Laagopgeleiden hadden al beduidend vaker een langdurige aandoening dan middelbaar en hoogopgeleiden en dat is in de onderzochte periode toegenomen. De arbeidsparticipatie van laagopgeleiden met een langdurige aandoening is beduidend lager dan van hoog- en middelbaar opgeleiden. Opvallend is dat ook de arbeidsparticipatie onder middelbaar en hoogopgeleiden met een langdurige aandoening is gedaald van 2002 naar 2009. Het aandeel parttimers is onder werkenden met een langdurige aandoening sterker gestegen dan onder personen zonder langdurige aandoening. De personen met een langdurige aandoening zijn in de onderzochte periode op de arbeidsmarkt achtergebleven bij de personen zonder langdurige aandoening: hun arbeidsparticipatie is afgenomen en degenen die wel werken, werken vaker parttime.