Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3. Opneming en behandeling in de geestelijke gezondheidszorg

Auteur : L.E. Kalkman-Bogerd

Gepubliceerd in: Leerboek gezondheidsrecht

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen heeft sinds zijn inwerkingtreding in 1994 geen rustig bestaan geleid. Vanaf het begin was er kritiek op de reikwijdte (toepasselijkheid op psychogeriatrische patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking) maar ook de regeling voor opneming en behandeling van psychiatrische patiënten leidde in de praktijk tot verscheidene problemen. De verschillende aanpassingen van de wet die volgden, zullen hierna worden besproken. Uit de derde evaluatie van de wet en het daarop gevolgde kabinetsstandpunt blijkt dat deze wijzigingen niet voldoende worden geacht om de wet toekomstbestendig te maken. De wet zal op termijn worden ingetrokken en worden vervangen door een wet die gericht is op de zorg voor psychiatrische patiënten en een wet die betrekking heeft op zorg aan psychogeriatrische patiënten en patiënten met een verstandelijke beperking (zie par. 3.7). Zover is het nog niet. Op dit moment hebben we nog te maken met de op verschillende onderdelen aangepaste Wet Bopz, die in dit zal worden besproken. In de laatste paragraaf zullen de contouren van de toekomstige wetgeving worden geschetst.
Voetnoten
1
Art. 11 en art. 15 Gw.
 
2
Onder andere behandeling, dwangbehandeling, middelen en maatregelen, III Wet Bopz.
 
3
IV Wet Bopz.
 
4
Art. 61 Wet Bopz.
 
5
Daarnaast heeft gedurende enkele jaren de mogelijkheid bestaan om onder bepaalde omstandigheden iemand tegen zijn wil ter observatie op te nemen.
 
6
Art. 8 lid 3, 14a lid 4, 17 lid 2, 22 lid 1, 33 lid 7 Wet Bopz.
 
7
Art. 35 Wet Bopz.
 
8
Art. 28 Wet Bopz.
 
9
Rb. ’s-Hertogenbosch 3 november 2010, JVGGZ 2011/10; HR 13 december 1996, NJ 1997, 682, m.nt. JdB. Als het niet in acht nemen van de regels resulteert in een (langer) gedwongen verblijf, ligt in de praktijk een vergoeding meestal tussen de € 50 en € 100 per dag.
 
10
Art. 6:162 e.v. BW.
 
11
Art. 59 Wet Bopz en Besluit patiëntenvertrouwenspersoon Bopz, Stb. 2007, 510. Het werkterrein van de PVP is beperkt tot psychiatrische ziekenhuizen in enge zin. verpleeginstellingen, instellingen voor patiënten met een verstandelijke beperking, justitiële inrichtingen en psychiatrische afdelingen van een algemeen of academisch ziekenhuis vallen niet onder de regeling.
 
12
Art. 1, lid 1 sub m onder b en art. 14a, lid 9 Wet Bopz.
 
13
Art. 1, lid 1 sub m onder b en art. 34b lid 2 Wet Bopz; Kamerstukken II 2005/06, 28 283, nr. 13 (zelfbinding), derde nota van wijziging.
 
14
Art. 2-14 Wet Bopz.
 
15
Art. 1 sub f Wet Bopz.
 
16
In een enkel geval heeft de rechter bij een vergevorderde zwangerschap de ongeboren vrucht als ‘een ander’ aangemerkt, bijvoorbeeld Rb. Amsterdam, 21 februari 2006, BJ 2007/7 (m.nt. JKM Gevers). In 2011 wijst de rechter zelfs een verzoek om voortzetting van de ibs toe van een verslaafde vrouw die 16 weken zwanger was vanwege het gevaar van deze verslaving voor het ongeboren kind, Rb. Amsterdam 14 februari 2011, LJN: BW7232. Voor een vrouw met een langdurig psychotisch toestandsbeeld die in verband met haar kinderwens is gestopt met de medicatie en de anticonceptiepil, wordt geen rechterlijke machtiging afgegeven, omdat er op dit moment geen sprake is van een psychose en evenmin van een zwangerschap. Er is op dit moment geen gevaar voor maatschappelijke teloorgang en zelfverwaarlozing. De vrouw kan niet het recht ontzegd worden een kind te krijgen (in verband met het recht op privéleven van art. 8 EVRM). Onder deze omstandigheden moet gezocht worden naar andere mogelijkheden om het gevaar af te wenden, Rb. Maastricht 4 oktober 2012, LJN: BY1814.
 
17
Rb. Groningen 13 mei 2011, JVGGZ 2011/32 m.nt. TP Widdershoven; zie ook Rb. Groningen 29 december 2010, JVGGZ/19 m.nt. JCJ Dute. In een andere zaak wordt geoordeeld dat bij gevaar voor maatschappelijk verder afglijden omdat betrokkene zich onttrekt aan zorgverlening nog geen sprake is van maatschappelijk te gronde gaan, HR 22 oktober 2010, LJN: BN1259, BJ 2010/51 (m.nt. W Dijkers).
 
18
HR 18 juni 2010, LJN: BM5150, BJ 2010/35. Door de inzet van de vader en mentor van de patiënt, lijdend aan schizofrenie, om vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis te blijven en behandeling te ondergaan, kon het gevaar niet voldoende worden afgewend, omdat de bereidheid van de patiënt onvoorspelbaar was. Om deze reden werd het verzoek om een voorlopige machtiging toegewezen.
 
19
Het gaat om de bereidheid van betrokkene die 12 jaar of ouder is. Kinderen jonger dan 12 jaar kunnen alleen op gezag van de wettelijke vertegenwoordigers in een psychiatrisch ziekenhuis worden opgenomen. Als de wettelijke vertegenwoordigers niet tot opneming bereid zijn of daarover van mening verschillen, moet een voorlopige machtiging worden aangevraagd.
 
20
De WGBO geeft geen regeling voor opneming. In het algemeen wordt echter aangenomen dat een vertegenwoordiger toestemming kan geven voor opneming in het ziekenhuis als de patiënt die beslissing zelf niet kan nemen (ter zake wilsonbekwaam is). Een curator of mentor bepaalt in beginsel de verblijfplaats van betrokkene, tenzij uit de wet anders voortvloeit (art. 1:381 en 1:453 BW). Dit laatste is het geval met betrekking tot opneming in een psychiatrisch ziekenhuis: alleen betrokkene zelf kan blijk geven van bereidheid tot opneming (art. 2 lid 3 sub a Wet Bopz).
 
21
HR 9 juni 2010, LJN: BM8940. BJ 2010/37; HR 8 februari 2008, BJ 2008, 20 m.nt. TP Widdershoven; HR 8 februari 2008, BJ 2008, 18; HR 7 april 1995, NJ 1995, 616, m.nt. JdB; HR 6 februari 1998, BJ 1998, 2.
 
22
Rb. Assen 4 januari 2012, JVGGZ 2012/16.
 
23
Zie bijvoorbeeld Rb. Den Bosch 31 maart 2010, BJ 2010/42 m.nt. RH Zuijderhoudt: het verzoek om een voorlopige machtiging werd afgewezen, omdat er een minder ingrijpende oplossing dan dwangopneming was, namelijk verblijf thuis bij de vader. Bovendien werd dwangopneming niet doelmatig geacht, omdat daarmee suïcidepogingen niet voorkomen zouden kunnen worden. Als overweging ten overvloede voegde de Rechtbank, onder verwijzing naar HR 30 januari 2009, BJ 2009/9, hier nog aan toe dat dwangopneming met als enkel doel het wegnemen van de druk op de psychische gezondheid van de ouders, disproportioneel zou zijn.
 
24
Art. 2 lid 1 en 4 Wet Bopz.
 
25
Zie bijvoorbeeld Rb. Haarlem 18 januari 2011, JVGGZ 2011/20.
 
26
Rb. Zwolle 10 augustus 2010, LJN: BN5881, BJ 2010/58.
 
27
Art. 4 en 6 Wet Bopz en art. 1, lid 2 Wet Bopz.
 
28
Art. 5 Wet Bopz.
 
29
Ook voor patiënten met een verstandelijke beperking en psychogeriatrische patiënten moet de geneeskundige verklaring door de psychiater worden afgegeven, zie HR 27 januari 2012, LJN: BV2028, JVGGZ 2012/1. Door lagere rechters wordt het oordeel van de HR niet altijd gevolgd.
 
30
De psychiater mag wel aan de instelling verbonden zijn waar de patiënt is opgenomen: HR 15 april 2011, LJN: BP5617, JVGGZ 2011/17.
 
31
HR 17 juni 2011, LJN: BQ7060, JVGGZ 2011/27; HR 16 oktober 2009, LJN: BK 0342, BJ 2009/47.
 
32
HR 1 oktober 2010, LJN: BN5616, BJ 2010/49: patiënt wees elk contact af. Ook behandelaren konden geen contact krijgen. Hij wilde met niemand spreken en heeft dat persoonlijk tijdens de zitting aan de rechtbank laten weten.
 
33
Zie over het onderwerp geheimhouding en conflict van plichten H. 2.
 
34
Regeling vaststelling modellen Wet Bopz, Stct. 2008, 117, p. 25.
 
35
Art. 8 Wet Bopz.
 
36
HR 5 november 2010, LJN: BN7892, JVGGZ 2011/1: oproeping van patiënte die spoorloos was, had bij verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf niet achterwege mogen blijven.
 
37
Art. 9 Wet Bopz.
 
38
Art. 10 Wet Bopz.
 
39
Art. 17, 18 en 19 Wet Bopz. Voor psychiatrische patiënten die ten minste vijf jaar zonder onderbreking zijn opgenomen, kan een machtiging voor de duur van maximaal twee jaar worden afgegeven. Voor patiënten met een verstandelijke beperking en psychogeriatrische patiënten geldt een afwijkende termijn van maximaal vijf jaar.
 
40
Art. 20 Wet Bopz.
 
41
Kamerstukken II 2009/10, 32399, nr. 2, art. 7:4 VGGz.
 
42
Art. 21 Wet Bopz.
 
43
Dit vloeit voort uit de uitspraak van het EHRM in de zaak Varbanov, EHRM 5 oktober 2000, Varbanov t. Bulgarije, nr. 31365/96, BJ 2001, 36 m.nt. WJAM Dijkers. Het psychiatrisch onderzoek moet binnen zes uur na de vrijheidsontneming hebben plaatsgevonden, de uren tussen 18.00 uur en 06.00 uur daarvan uitgezonderd, Rb. Maastricht 15 oktober 2009, LJN: BK0564, BJ 2010/18.
 
44
HR 26 september 2008, BJ 2008/58 (m.nt. W Dijkers).
 
45
Art. 20 lid 4 Wet Bopz.
 
46
Art. 24 Wet Bopz.
 
47
Art. 25 Wet Bopz.
 
48
Rb. Breda 3 juni 2009, BJ 2009/40 m.nt. RH Zuijderhoudt.
 
49
Art. 27 Wet Bopz.
 
50
Art. 29 lid 1 Wet Bopz.
 
51
Art. 30 Wet Bopz.
 
52
Rb. Den Bosch 7 januari 2011, JVGGZ 2011/22 m.nt. JCJ Dute. In een andere casus wordt een verzoek om een voorlopige machtiging toegewezen, omdat patiënte een geestelijke stoornis heeft (ernstige depressie en eetstoornis) die gevaar (van overlijden) veroorzaakt. Weliswaar accepteert zij dat gevaar en wil zij overlijden, maar de rechtbank acht haar ter zake niet wilsbekwaam. Het recht op zelfbeschikking weegt in dat geval minder zwaar dan het belang om patiënte tegen zichzelf te beschermen. Verder acht de rechtbank de voorlopige machtiging proportioneel en doelmatig. Nog niet alle medicatie is uitgeprobeerd, er zijn nog andere behandelmethoden en ook de niet vrijblijvende setting kan tot verbetering leiden, Rb. Groningen 29 december 2010, JVGGZ 2011/19.
 
53
Art. 32-34 Wet Bopz.
 
54
Art. 33 lid 7 Wet Bopz met daarin de verwijzing naar art. 8 Wet Bopz.
 
55
Art. 14 a-g Wet Bopz.
 
56
Wet van 13 juli 2002, Stb. 431.
 
57
Toch geeft de rechtbank Zutphen een voorwaardelijke machtiging af voor een dementerende patiënte, waarbij haar echtgenoot namens haar instemt met de voorwaarden, Rb. Zutphen 18 november 2011, JVGGZ 2012/20.
 
58
De criteria die gelden voor aanwezigheid van gevaar zijn, althans officieel, gelijk aan de criteria die gelden voor gevaar bij de andere procedures voor opneming. Rechtspraak zal moeten uitwijzen of rechters voor het afgeven van een voorwaardelijke machtiging sneller het vereiste gevaar aanwezig achten.
 
59
Aanvankelijk gold als eis dat de patiënt met de voorwaarden moest instemmen. Dit betekende volgens een uitspraak van de Hoge Raad dat de maatregel alleen kon worden toegepast bij wilsbekwame patiënten. Een patiënte met paranoïde schizofrenie en een chronische psychose zonder ziekte-inzicht werd door de Hoge Raad niet wilsbekwaam geacht. Patiënte had het behandelplan niet ondertekend en wilde dat desgevraagd ook niet doen. Zij wilde geen machtiging en zou de medicatie staken, omdat zij naar haar mening niet ziek was. Deze patiënte werd door de Hoge Raad niet wilsbekwaam geacht om met het behandelplan in te stemmen en kwam om die reden niet in aanmerking voor een voorwaardelijke machtiging (HR 29 april 2005, Med Contact 2005;60:1088-90). Per 1 juni 2008 is de voorwaardelijke machtiging gewijzigd en ook toepasbaar als de patiënt niet met de voorwaarden instemt, maar als redelijkerwijs is aan te nemen dat hij de voorwaarden wel zal naleven (Stb. 2008, 80 en Stb. 2008, 187).
 
60
Rb. Breda 14 mei 2012, JVGGZ 2012/45 m.nt. VET Dörenberg en BJM Frederiks.
 
61
Art. 8 EVRM: recht op privacy en recht op lichamelijke integriteit; art. 3 en 9 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: recht op lichamelijke integriteit en recht op het stichten van een gezin.
 
62
Ook bepaalde anderen kunnen dat verzoek doen, onder wie de echtgenoot van betrokkene, bepaalde familieleden, een wettelijk vertegenwoordiger en de betrokken inspecteur en officier van justitie (art. 14 g lid 2 Wet Bopz).
 
63
Stb. 2005, 492. Kamerstukken II 2007/08, 25 763, nr. 11.
 
64
Trimbos-instituut. Evaluatie van de observatiemachtiging. Utrecht: 2008.
 
65
Kamerstukken II 2007/08, 25763, nr. 11.
 
66
Art., 34a tot en met 34p Wet Bopz.
 
67
Stb. 2006, 680 en Stb. 2007, 510.
 
68
In de wetsgeschiedenis worden als voorbeelden genoemd: psychosen, bipolaire stoornissen of stoornissen met impulsregulatie. Dit zijn stoornissen waarvoor veelal adequate medicamenteuze behandelingen bestaan; Kamerstukken II 2001/02, 28283, nr. 3, p. 6.
 
69
Art. 34b Wet Bopz.
 
70
Art. 34c Wet Bopz.
 
71
Art. 34f Wet Bopz. Bij een verzoek aan de rechter tot het verlenen van een zelfbindingsmachtiging moet een verklaring van een onafhankelijke psychiater, die betrokkene kort tevoren heeft onderzocht, worden overgelegd, waaruit blijkt dat de in de verklaring omschreven omstandigheden zich voordoen. Tevens moet bij het verzoek de zelfbindingsverklaring worden overgelegd, alsmede de verklaring van de onafhankelijke psychiater over die zelfbindingsverklaring, art. 34h Wet Bopz. Er zijn dus drie verschillende psychiaters bij de procedure betrokken. De Rb. Middelburg heeft op 1 september 2008 de eerste zelfbindingsmachtiging afgegeven, BJ 2008/66 (m.nt. red.).
 
72
Art. 34n wet Bopz.
 
73
Kamerstukken II 2001/02, 28283, nr. 3, p. 14 en Kamerstukken II 2002/03, 28283, nr. 5, p. 11.
 
74
Art. 37b, lid 2 en art. 38d Wet Bopz. Zie ook par. 3.​4.​2.
 
75
VIII Wet Bopz, art. 60-62.
 
76
Art. 3 Wet Bopz.
 
77
Zie tevens ▶ par. 3.5.
 
78
Art. 38 en 39 Wet Bopz.
 
79
Rb. Breda, 23 december 2010, JVGGZ 2011/29.
 
80
Rb. Groningen 29 augustus 2011, JVGGZ 2011/42.
 
81
Deze raadsman moet wel advocaat zijn.
 
82
Art. 37 lid 1 en art. 56 Wet Bopz en het Besluit patiëntendossier, Stb. 1993, 562 en Stb. 1996, 261.
 
83
Hierna aangeduid als WGBO.
 
84
Art. 38a en 38b Wet Bopz.
 
85
Zie over wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging ook par. 2.​2.​8.
 
86
Art. 37b, art. 38 lid 5 en art. 38c Wet Bopz.
 
87
Een probleem ontstaat als de patiënt voldoet aan de criteria voor gedwongen opneming, maar een behandeling noodzakelijk is die moet plaatsvinden in een niet als psychiatrisch ziekenhuis aangemerkte zorginstelling of afdeling daarvan: een patiënt, met een ibs opgenomen op de psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, wordt in verband met een delier als gevolg van een somatische aandoening overgeplaatst en in slaap gehouden op de afdeling intensive care van dat ziekenhuis. Een verzoek tot voortzetting van de ibs werd door de rechtbank afgewezen, omdat in deze situatie de WGBO van toepassing was. Na terugplaatsing van de patiënt naar de afdeling psychiatrie, kan een BOPZ-maatregel weer noodzakelijk zijn, Rb. Amsterdam 28 juni 2006, BJ 2006/51 (m.nt. TP Widdershoven). Zie ook Rb. Breda 3 juni 2009, BJ 2009/40 m.nt. RH Zuijderhoudt: WGBO is ook van toepassing op patiënten die op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis met een ibs zijn opgenomen. Een verzoek om voortzetting van de ibs wordt afgewezen, omdat het gevaar niet (meer) voortvloeit uit een psychiatrische ziekte. De noodzakelijk geachte fixatie op grond van een delier met somatische oorzaak, kan op grond van de WGBO plaatsvinden.
 
88
Soms wordt een machtiging mede met het oog op somatische behandeling afgegeven; zie Rb. Amsterdam 10 november 2008, BJ 2009/26 m.nt. JCJ Dute (voortzetting behandeling hiv).
 
89
Stb. 2008, 80 en Stb. 2008, 187. Art. 37b lid 2 Wet Bopz.
 
90
Art. 60 Wet Bopz.
 
91
Art. 37b lid 1 Wet Bopz.
 
92
HR 10 juli 2009, BJ 2009/35: de behandelaar had ten onrechte de beslissing tot dwangmedicatie niet eerst schriftelijk aan patiënt meegedeeld; ook ontbraken de motivering en de termijn voor toepassing van dwangbehandeling.
 
93
HR 10 juli 2009, BJ 2009/35.
 
94
Rb. Maastricht 7 oktober 2010, JVGGZ 2011/11 m.nt. TP Widdershoven: in geval van separatie zou ten minste maandelijks een evaluatie plaats moeten vinden, maar een meer frequente toetsing van iedere zeven dagen ligt voor de hand.
 
95
NVvP. Richtlijn besluitvorming dwang: opneming en behandeling; 2008, p. 130-1.
 
96
Kamerstukken II 2005/06, 30492, nr. 3, p. 19.
 
97
Rb. Breda 14 januari 2010, BJ 2010/31.
 
98
Art. 39 Wet Bopz.
 
99
Besluit middelen en maatregelen Bopz, Stb. 1993, 563 en 755.
 
100
Voor de rechtspositie van de vrijwillig opgenomen patiënt met betrekking tot toepassing van middelen en maatregelen, zie par. 3.​6.
 
101
Kamerstukken II 2011/12, 25424, nr. 183 (Bijlage).
 
102
Art. 41, 41a, 41b en 42 Wet Bopz.
 
103
Zie voor bespreking van de WKCZ H. 10.
 
104
HR 11 februari 2011, LJN: BO7126, JVGGZ 2011/5: voor beperkingen in het gebruik van telefoon op grond van art. 40 lid 4 en voor beperkingen in het gebruik van televisie op grond van art. 38c Wet Bopz. Zie ook HR 29 januari 2010, LJN: BK5992, BJ 2010/4: als een separatie wordt onderbroken, geldt voor een beperking van de bewegingsvrijheid art. 40 lid 3 Wet Bopz. Over een niet tijdige melding van de separatie door de geneesheer-directeur aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg kan niet worden geklaagd.
 
105
Art. 41 lid 4 en art. 41 lid 7 Wet Bopz.
 
106
Art. 34n, lid 3 Wet Bopz.
 
107
HR 20 maart 2009, LJN: BH0385, BJ 2009/20.
 
108
De klachtbehandeling is verder uitgewerkt in het Besluit klachtenbehandeling BOPZ, Stb. 1993, 564 en Stb. 2001, 214 en 657.
 
109
De termijn van vier weken geldt, indien het een klacht betreft tegen een beslissing die ten tijde van de indiening geen gevolg meer heeft, of waaraan in de tijd dat de klacht bij de commissie aanhangig is, het gevolg is komen te vervallen. Bijvoorbeeld: de toepassing van dwangbehandeling is gestopt.
 
110
Stb. 2005, 617 en Stb. 2006, 47 (inwerkingtreding).
 
111
HR 16 maart 2007, BJ 2007/14 m.nt. HE Bröring, NJ 2007, 378 m.nt. J Legemaate: beoordeling ex tunc en ex nunc.
 
112
Art. 41 lid 8-10 Wet Bopz (klachtencommissie) en art. 41a lid 11-13 Wet Bopz (rechter).
 
113
Art. 41a lid 14 Wet Bopz.
 
114
Art. 41b Wet Bopz.
 
115
Art. 41a, lid 9 Wet Bopz.
 
116
IV Wet Bopz, art. 45-50. Voor patiënten die met een zelfbindingsmachtiging zijn opgenomen, geldt een afwijkende regeling; zie art. 34o Wet Bopz.
 
117
Art. 46a Wet Bopz.
 
118
VIII Wet Bopz (art. 60-62).
 
119
Zie art. 61 Wet Bopz.
 
120
Zie over wilsonbekwaamheid en vertegenwoordiging par. 2.​2.​8.
 
121
Na inwerkingtreding van de wet van 13 september 2012 (Stb. 2012, 410), hoeft de behandeling niet meer gericht te zijn op verbetering maar alleen op het wegnemen van gevaar. Art. 38, lid 1 Wet Bopz wordt daarvoor gewijzigd.
 
122
Aanhangsel van de Handelingen II 2003/04, vragen 2174, 2040 en 2041.
 
123
Evaluatie Wet Bopz, Kamerstukken II 2003/04, 25763, nr. 4 en Kamerstukken II 2004/05, 25763, nr. 11.
 
124
Art. 450 en 448 WGBO.
 
125
CTG 10 april 2012, LJN: YG1909, GJ 2012/64.
 
126
Art. 465 WGBO.
 
127
Art. 466 lid 1 WGBO.
 
128
Art. 460 WGBO.
 
129
NRC Handelsblad 5 september 2004, Zaterdags Bijvoegsel, p. 41.
 
130
Op grond van art. 71 Wet Bopz. Wet Bopz, evaluatierapport ‘tussen invoering en praktijk’, Rijswijk: Ministerie van VWS; 1996 (eerste evaluatie); Evaluatie Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, Den Haag: ZonMw; 2002 (tweede evaluatie); Evaluatierapport Voortschrijdende inzichten, Den Haag: Ministerie van VWS; 2007 (derde evaluatie).
 
131
Kamerstukken II 2007/08, 25763, nr. 9 (Kabinetsstandpunt derde evaluatie Wet Bopz).
 
132
Kamerstukken II 2009/10, 32399, nrs. 1-3; Kamerstukken II 2010/11, 32399, nr. 11.
 
133
Kamerstukken II 2008/09, 31996, nrs. 1-3, Kamerstukken II 2011/12, 31996, nr. 34.
 
134
Kamerstukken I 2012/13, 32398, nr. D.
 
135
De positie van minderjarigen is bij de bespreking van de wetsvoorstellen VGGz en Zorg en dwang buiten beschouwing gelaten.
 
136
3 VGGz.
 
137
Art. 5:7 VGGz.
 
138
Art. 5:8 VGGz.
 
139
Art. 3:1 lid 1 VGGz.
 
140
Art. 3:1 lid 2 VGGz.
 
141
Art. 2:5 VGGz.
 
142
Art. 450 lid 1 en lid 2 en art. 465 lid 6 WGBO zijn niet van toepassing. Art. 2:3 VGGz.
 
143
Zie art. 6:4 VGGz.
 
144
Art. 7:4 VGGz.
 
145
4 VGGz.
 
146
8 par. 3 VGGz.
 
147
Art. 8:7 VGGz.
 
148
12 VGGz.
 
149
Kamerstukken II 2010/11, 32399, nr. 7.
 
150
Zie ook ZonMw. Thematische wetsevaluatie wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging. Den Haag; 2011.
 
151
American Psychiatric Association. Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). Washington DC: APA; 2000. In mei 2013 verscheen de 5de editie van de DSM.
 
152
Kamerstukken II 2009/10, 32399, nr. 3, p. 11.
 
153
Kamerstukken II 2008/09, 31996, nr. 3, p. 1. Enkele bepalingen uit de WGBO zijn op deze zorg niet van toepassing, waaronder die inzake toestemming, vertegenwoordiging en verzet, art. 1 lid 5 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
154
Een deskundige, niet de bij de zorg betrokken arts, moet beslissen over de wils(on)bekwaamheid van de cliënt, Kamerstukken II 2011/12, 31996, nr. 33.
 
155
Frederiks B, Widdershoven T. Wetsvoorstel Zorg en dwang: volle vaart vooruit of opnieuw een herbezinning? NJB 2012;87:826.
 
156
Art. 1 lid 2 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
157
Art. 2 lid 1 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
158
In de vijfde nota van wijziging is als maximale termijn drie maanden opgenomen. Als na afloop van die termijn nog onvrijwillige zorg nodig is, moet opnieuw de procedure voor zorgvuldige besluitvorming worden doorlopen, Kamerstukken II 2011/12, 31996, nr. 33.
 
159
Art. 10 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
160
Art. 12 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
161
Art. 16 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
162
Art. 19 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
163
Art. 24 Wetsvoorstel Zorg en dwang.
 
164
Kamerstukken II 2011/12, 31996, nr. 29 en nr. 33.
 
Literatuur
1.
go back to reference Blankman K. Rechtsbescherming bij vrijheidsbeneming in de sectoren verstandelijk gehandicaptenzorg en psychogeriatrie. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht 2003, p. 56-105. Blankman K. Rechtsbescherming bij vrijheidsbeneming in de sectoren verstandelijk gehandicaptenzorg en psychogeriatrie. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht 2003, p. 56-105.
2.
go back to reference Dörenberg VET. Het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg. TvGR 2011;35:280-94. Dörenberg VET. Het wetsvoorstel verplichte geestelijke gezondheidszorg. TvGR 2011;35:280-94.
3.
go back to reference Frederiks BJM, Legemaate J, Blankman K, Hertogh CMPM. Het wetsvoorstel Zorg en dwang: een verantwoorde verbetering voor de rechtspositie van mensen met een verstandelijke beperking en dementie? TvGR 2010;34:76-86. Frederiks BJM, Legemaate J, Blankman K, Hertogh CMPM. Het wetsvoorstel Zorg en dwang: een verantwoorde verbetering voor de rechtspositie van mensen met een verstandelijke beperking en dementie? TvGR 2010;34:76-86.
4.
go back to reference Frederiks B, Widdershoven TP. Wetsvoorstel Zorg en dwang: volle vaart vooruit of opnieuw een herbezinning? NJB 2012;87:826. Frederiks B, Widdershoven TP. Wetsvoorstel Zorg en dwang: volle vaart vooruit of opnieuw een herbezinning? NJB 2012;87:826.
5.
go back to reference Keurentjes RBM. De Wet BOPZ. De betekenis voor de beoefenaren in de geestelijke gezondheidszorg. 8e druk. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2011. Keurentjes RBM. De Wet BOPZ. De betekenis voor de beoefenaren in de geestelijke gezondheidszorg. 8e druk. Den Haag: Sdu Uitgevers; 2011.
6.
go back to reference Keurentjes RBM. Wet BOPZ. Tekst en toelichting, 3e druk. Den Haag: SDU Uitgevers; 2012. Keurentjes RBM. Wet BOPZ. Tekst en toelichting, 3e druk. Den Haag: SDU Uitgevers; 2012.
7.
go back to reference Kroes M. Wetsvoorstel Zorg en dwang in strijd met mensenrechten. NJB 2010;85:788. Kroes M. Wetsvoorstel Zorg en dwang in strijd met mensenrechten. NJB 2010;85:788.
8.
go back to reference Leenen HJJ, Gevers JKM, Legemaate J. Handboek Gezondheidsrecht. Deel I. Rechten van mensen in de gezondheidszorg. 5e, geheel herziene druk. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum; 2007, p. 285-310. Leenen HJJ, Gevers JKM, Legemaate J. Handboek Gezondheidsrecht. Deel I. Rechten van mensen in de gezondheidszorg. 5e, geheel herziene druk. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum; 2007, p. 285-310.
9.
go back to reference Legemaate J. De verhouding tussen de WGBO en de Wet BOPZ. TvGR 2004;28:492-504. Legemaate J. De verhouding tussen de WGBO en de Wet BOPZ. TvGR 2004;28:492-504.
10.
go back to reference Legemaate J, Frederiks BJM, Roode RP de. De Wet BOPZ in internationaal perspectief. TvGR 2007;31:268-81. Legemaate J, Frederiks BJM, Roode RP de. De Wet BOPZ in internationaal perspectief. TvGR 2007;31:268-81.
11.
go back to reference Vlaardingerbroek P. Commentaar op de Wet BOPZ. In: Biesaart MCIH, et al. (red). Tekst & Commentaar Gezondheidsrecht (p. 269-430). 4e druk. Deventer: Kluwer; 2011. Vlaardingerbroek P. Commentaar op de Wet BOPZ. In: Biesaart MCIH, et al. (red). Tekst & Commentaar Gezondheidsrecht (p. 269-430). 4e druk. Deventer: Kluwer; 2011.
12.
go back to reference Widdershoven TP. De Wet BOPZ en de psychiatrie. Kanttekeningen bij een regeling. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht; 2003, p. 1-55. Widdershoven TP. De Wet BOPZ en de psychiatrie. Kanttekeningen bij een regeling. Preadvies Vereniging voor Gezondheidsrecht; 2003, p. 1-55.
13.
go back to reference Widdershoven TP. Zorg en dwang: één stap voorwaarts, twee terug. Opmerkingen bij het wetsvoorstel zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. NJB 2010;85:492. Widdershoven TP. Zorg en dwang: één stap voorwaarts, twee terug. Opmerkingen bij het wetsvoorstel zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten. NJB 2010;85:492.
14.
go back to reference ZonMw. Thematische wetsevaluatie wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging. Den Haag; 2011. ZonMw. Thematische wetsevaluatie wilsbekwaamheid en vertegenwoordiging. Den Haag; 2011.
Metagegevens
Titel
Opneming en behandeling in de geestelijke gezondheidszorg
Auteur
L.E. Kalkman-Bogerd
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9963-5_3