Samenvatting
Een ontsteking is een reactie van het lichaam op beschadiging. Er is dus niet altijd sprake van een infectie. Als de schade niet is veroorzaakt door micro-organismen, is er sprake van een aseptische of steriele ontsteking. Wordt de schade wel veroorzaakt door micro-organismen, dan is er sprake van een infectie. Met ontstekingsremmers worden middelen aangeduid waarmee aseptische ontstekingsprocessen worden bestreden (zie paragraaf
10.1).
Algemene ontstekingsremmers bestrijden alleen de symptomen van een ontsteking.
Lichte ontstekingsremmers zijn de
NSAID’s: lichte pijnstillers die ook ontstekingen remmen (zie paragraaf
10.2.1). Sterke ontstekingsremmers zijn corticosteroïden (bijnierschorshormonen). Ze remmen de aanmaak van stoffen en weefsel en remmen zo ook ontstekingsprocessen. In de stofwisseling overheerst de afbraak: katabolisme. Corticosteroïden hebben een sterke invloed op allerlei stofwisselingsprocessen en veroorzaken daardoor veel bijwerkingen: verlies van spier- en botmassa, een dunne huid, trage wondgenezing, vergrote kans op infecties, hogere glucosespiegels, toename van lichaamsgewicht, vetstapeling in gezicht en romp, hypertensie (zie paragraaf
10.2.2).
Specifieke ontstekingsremmers remmen het ziekteproces af. De groep DMARD’s (Disease-Modifying Anti-Rheumatic Drugs) remmen het ontstekingsproces zelf af. Het effect treedt pas na weken of maanden op. Ze worden bij reumatische ziekten en chronisch darmontstekingen gebruikt. Voorbeelden zijn azathioprine, ciclosporine en sulfasalazine (zie paragraaf
10.3.1). Biologicals bestaan (deels of geheel) uit dierlijke of menselijk eiwitten. Ze remmen stoffen die het ontstekingsproces aanwakkeren. Voorbeelden zijn etanercept en infliximab. Ze worden meestal pas gebruikt als andere medicatie onvoldoende effect heeft (zie paragraaf
10.3.2).