Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

11. Psychofarmaca

Auteurs : Marieke van der Burgt, Els van Mechelen-Gevers

Gepubliceerd in: Medicatie in de praktijk

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Psychofarmaca zijn geneesmiddelen die psychische functies beïnvloeden. Psychofarmaca werken in op een of meer neurotransmitters in de hersenen, zoals noradrenaline of norepinefrine, dopamine, serotonine (5-HT of 5-hydroxytryptamine) en GABA of gamma-aminoboterzuur (zie paragraaf 11.1).
Slaapmiddelen (hypnotica) en kalmeringsmiddelen (sedativa) vormen samen een groep, al werken sommige middelen meer op de slaap en hebben andere middelen meer een kalmerend effect. De meest gebruikte zijn benzodiazepinen, die ook als angstremmers en bij insulten worden gebruikt. Ze worden onderscheiden in inslaap- en doorslaapmiddelen. De afbraakproducten van diazepam en flurazepam hebben zelf ook een sederende werking. Daardoor houdt het sederende effect lang aan. Voor palliatieve sedatie wordt midazolam gebruikt. Bij benzodiazepinengebruik treden gewenning en verslaving op (zie paragraaf 11.2.1). Melatonine bereidt het lichaam voor op slapen (zie paragraaf 11.2.2). Langwerkende benzodiazepinen worden als kalmeringsmiddel gebruikt. Ze hebben dezelfde bijwerkingen als de andere benzodiazepinen. Wegens gewenning en verslaving bij benzodiazepinengebruik zijn de richtlijnen voor voorschrijven en afleveren aangescherpt (zie paragraaf 11.2.3).
Voor de behandeling van psychosen zijn er klassieke en atypische antipsychotica. Klassieke antipsychotica zoals haloperidol en pipamperon remmen het dopaminesysteem. Parkinsonisme is daardoor een bijwerking. Andere bijwerkingen zijn gewichtstoename, een droge mond en een hoog risico op het ontstaan van metabool syndroom. Een ernstige bijwerking is het maligne neurolepticasyndroom (zie paragraaf 11.3.1).
Naast de klassieke antipsychotica zijn er de atypische antipsychotica zoals clozapine, risperidon en olanzapine. Zij remmen het dopaminesysteem minder en hebben daardoor minder parkinsonachtige bijwerkingen. Een bijwerking is gewichtstoename (zie paragraaf 11.3.2).
Er zijn veel interacties tussen antipsychotica en andere psychofarmaca.
Antidepressiva en stemmingsstabilisatoren omvatten klassieke antidepressiva, SRI’s (serotonineheropnameremmers) en lithiumcarbonaat.
MAO-remmers vormen de eerste groep van klassieke antidepressiva. Het gebruik vereist extra instructie en begeleiding vanwege ernstige bijwerkingen en voedingsvoorschriften (zie paragraaf 11.4.3). De tweede groep bestaat uit tricyclische antidepressiva zoals amitriptyline, dosulepine, doxepine en imipramine. Ze worden ook gebruikt bij angststoornissen en boulimie. Ook deze middelen leiden tot gewichtstoename en daarnaast tot een droge mond. Andere bijwerkingen zijn orthostatische hypotensie en veranderingen in de prikkelgeleiding van het hart (zie paragraaf 11.4.2).
Minder sterke, nieuwere antidepressiva zijn de SRI’s, niet-selectieve en selectieve SSRI’s. Ze remmen de heropname van serotonine. Voorbeelden van SSRI’s zijn citalopram, fluoxetine en paroxetine. Niet-selectieve SRI’s zijn onder meer duloxetine en trazodon. Bijwerkingen: hoofdpijn, slapeloosheid, droge mond en gewichtstoename (zie paragraaf 11.4.1).
Als stemmingsstabilisator bij een bipolaire stoornis wordt lithiumcarbonaat gebruikt. Dit middel heeft een kleine therapeutische breedte. Daarom is controle van de bloedspiegel nodig (zie paragraaf 11.4.4).
Er zijn heel verschillende groepen middelen die angst remmen (anxiolytica): benzodiazepinen, antipsychotica en andere groepen. (zie paragraaf 11.5).
Medicijnen bij ADHD zijn methylfenidaat, een stimulerend middel, en atomoxetine. Bijwerkingen zijn slapeloosheid, minder eetlust en stemmingswisselingen (zie paragraaf 11.6).
Er zijn nog maar weinig middelen tegen dementie; de middelen die er zijn hebben een zeer beperkt effect. Galantamine en rivastigmine verhogen het acetylcholinegehalte. Bijwerkingen zijn maag-darmklachten, duizeligheid en soms parkinsonachtige verschijnselen. Memantine heeft minder bijwerkingen, maar mag niet worden gebruikt met amantadine (tegen de ziekte van Parkinson). Bij probleemgedrag worden antipsychotica gebruikt zoals risperidon en haloperidol. Hun effect is klein en de nadelige effecten zijn groot (zie paragraaf 11.7).
Metagegevens
Titel
Psychofarmaca
Auteurs
Marieke van der Burgt
Els van Mechelen-Gevers
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1522-2_11