Skip to main content
Top

2023 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3. Neurale sturing van beweging

Auteurs : Larry W. Kenney, Jack H. Wilmore, David L. Costill, Ramón Lindauer

Gepubliceerd in: Inspannings- en sportfysiologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Introductie

Josh Harding was acht jaar lang keeper in de beste professionele ijshockeycompetitie van de wereld, de National Hockey League (NHL). Hij stopte in 2015, na zestig gewonnen wedstrijden in de NHL. Tijdens de warming-up van een wedstrijd voelde Harding iets trekken in zijn nek, gevolgd door duizeligheid, het zien van zwarte vlekken, en verlies van gevoel in zijn rechterbeen. In december 2012, net vóór het begin van het NHL-seizoen, werd duidelijk dat Harding multipele sclerose (MS) had, een ziekte die het centrale zenuwstelsel aanvalt en zorgt voor verlies van balans en coördinatie, onscherp zien, dehydratie, spierkrampen en spierzwakheid. Zijn team, de Minnesota Wild, werd op de hoogte gesteld en Harding maakte de diagnose later ook openbaar. Ondanks de uitdagingen die deze ziekte betekent voor een NHL-keeper, bleef Harding spelen, en dat deed hij een periode ook nog heel goed. Maar in 2014, werd hij na het spelen van twee perioden in de het minor-league team Iowa Wild, per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd vanwege ernstige dehydratie, een vaak voorkomend effect van MS.
In zijn eerste volledige seizoen na de diagnose, speelde hij 29 wedstrijden met een record van 18-7-3, met gemiddeld 1,65 goals-tegen, en een percentage ‘reddingen’ van 0.933. Harding ontving de Bill Masterson Memorial Trophy vanwege zijn doorzettingsvermogen en toewijding aan zijn sport. Met de voor hem juiste combinatie van medicatie en een passend slaapschema werkt hij nu als coach van ijshockeykeepers op een middelbare school en is hij vader van drie jonge kinderen.
Bijlagen
Alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers
Woordenlijst
Sensorische zenuwen
Zie Afferente zenuwen.
Afferente zenuwen
Het sensorische deel van het perifere nerveuze systeem.
Motorische zenuwen
efferente zenuwen die impulsen naar de skeletspier geleiden.
Efferente zenuwen
Het motorische deel van het perifere zenuwstelsel. Brengt impulsen van het CZS naar de periferie.
Axonheuvel
Een deel van het neuron, tussen het cellichaam en het axon, waar door summatie van de exitatoire en inhibitoire postsynaptische potentialen de controle wordt uitgeoefend over de signalen die over het axon worden gezonden.
Eindtakjes
De vertakkingen aan het eind van het axon die leiden naar de axonuiteinden.
Prikkelbaar weefsel
Weefsels zoals zenuwen en spieren, die cellen bevatten die elektrische signalen kunnen generen, die naar andere cellen kunnen worden gestuurd.
Zenuwimpuls
Het over een neuron voortgeleide elektrische signaal, wat kan worden overgebracht naar een ander neuron of eindorgaan, zoals een groep spiervezels.
Rustmembraanpotentiaal (RMP)
Het potentiaalverschil tussen de elektrische lading binnen een cel en buiten een cel. Veroorzaakt door de scheiding van lading over de membraan.
Natrium-kaliumpomp
Een enzym genaamd Na+K+ATP-ase houdt de membraanpotentiaal in rust op –70 mV.
Depolarisatie
Een afname in het elektrische potentiaalverschil over de membraan, zoals wanneer de binnenkant van een neuron minder negatief wordt ten opzichte van de buitenkant.
Hyperpolarisatie
Een toename in de elektrische potentiaal over een membraan.
Alles-of-nietsprincipe
Als een stimulus een bepaalde drempelwaarde bereikt of overschrijdt, zal een zenuw of spiervezel vuren; onder deze drempelwaarde zal de cel niet vuren. De grootte van de respons hangt niet af van de kracht van de stimulus; er ontstaat of een actiepotentiaal, of niet.
Absolute refractaire periode
De periode waarin een actiepotentiaal wordt opgewekt, en het neuron niet in staat is te reageren op een andere stimulus.
Relatieve refractaire periode
Tijdens de repolarisatie kan een neuron wel weer reageren op een nieuwe stimulus, maar deze stimulus moet wel substantieel groter zijn om een actiepotentiaal op te wekken.
Myelineschede
De buitenste laag van een gemyeliniseerde zenuwvezel. Wordt gevormd door een vetachtige substantie: myeline.
Saltatoire geleiding
Snelle ‘sprongsgewijze’ geleiding van impulsen over gemyeliniseerde neuronen.
Synaps
De overgang tussen twee neuronen.
Acetylcholine
Een primaire neurotransmitter die impulsen over de synapsspleet overbrengt.
Noradrenaline
Een catecholamine dat wordt afgescheiden door de bijnieren en dat, samen met adrenaline, het lichaam klaarmaakt voor ‘vechten of vluchten’. Het is ook een neuro­transmitter.
Excitatoire postsynaptische potentiaal (EPSP)
Een depolarisatie van de postsynaptische membraan door een exitatoire impuls.
Sensomotorische integratie
Het proces waarbij de sensorische en motorische systemen met elkaar communiceren en gecoördineerd samenwerken.
Motorische reflex
Een onvrijwillige motorische reactie op een gegeven stimulus.
Neuromusculaire overgang
De plaats waar een motorisch neuron communiceert met een spiervezel.
Drempelwaarde
Een minimum hoeveelheid stimulus die nodig is om een reactie op te wekken. Ook: het minimum aan depolarisatie benodigd om een actiepotentiaal in neuronen te creëren.
Geleidelijke potentiaal
Een lokale verandering (depolarisatie of hyperpolarisatie) in de membraanpotentiaal.
Peroxisoom profilator
activator receptor gamma coactivator 1α (PGC-1α) - Een signaalmolecuul betrokken bij meerdere cel-processen, waaronder de energiestofwisseling en het remodeleren van de neuromusculaire overgang.
Adrenerg
Verwijst naar noradrenaline of adrenaline.
Cholinerg
Systemen werkend met de neurotransmitter acetylcholine.
Sensomotorische integratie
Het proces waarbij de sensorische en motorische systemen met elkaar communiceren en gecoördineerd samenwerken.
Centraal zenuwstelsel (CZS)
Het deel van het zenuwstelsel dat bestaat uit de neuronen in de hersenen en in het ruggenmerg.
Perifeer zenuwstelsel (PZS)
Het gedeelte van het zenuwstelsel waar de motorische impulsen vanuit de hersenen en de wervelkolom worden getransporteerd naar de periferie. En waarin de sensorische impulsen van de periferie naar de hersenen en de wervelkolom gaan.
Neurotransmitter
Een chemische stof die de communicatie tussen een neuron en een andere cel verzorgt.
Neuron
Cellen in het centrale zenuwstelsel gespecialiseerd in het genereren en geleiden van impulsen.
Inhibitoire postsynaptische potentiaal (IPSP)
Een hyperpolarisatie van de postsynaptische membraan door een inhibitoire impuls.
Motor neuron (motorische zenuw)
Zie motorische zenuwen.
Spierspoel
Een sensor in de spier die waarneemt hoeveel de spier wordt uitgerekt.
Golgi-peeslichaampje
Een sensor in de spierpees die de spanning waarneemt.
Literatuur
1.
go back to reference Handschin, C. (2010). Regulation of skeletal muscle cell plasticity by the peroxisome proliferator-activated receptor 7 coactivator 1alpha. Journal of Receptor and Signal Transduction Research, 30, 376-384. Handschin, C. (2010). Regulation of skeletal muscle cell plasticity by the peroxisome proliferator-activated receptor 7 coactivator 1alpha. Journal of Receptor and Signal Transduction Research, 30, 376-384.
2.
go back to reference Marieb, E.N. (1995). Human anatomy and physiology (3rd ed.). New York: Benjamin Cummings. Marieb, E.N. (1995). Human anatomy and physiology (3rd ed.). New York: Benjamin Cummings.
3.
go back to reference Pette, D., & Vrbova, G. (1985). Neural control of phe-notypic expression in mammalian muscle fibers. Muscle and Nerve, 8, 676-689. Pette, D., & Vrbova, G. (1985). Neural control of phe-notypic expression in mammalian muscle fibers. Muscle and Nerve, 8, 676-689.
Metagegevens
Titel
Neurale sturing van beweging
Auteurs
Larry W. Kenney
Jack H. Wilmore
David L. Costill
Ramón Lindauer
Copyright
2023
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2921-2_3