Skip to main content
Top

2023 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2. Brandstof voor de spieren: bio-energetica en metabolisme

Auteurs : Larry W. Kenney, Jack H. Wilmore, David L. Costill, Ramón Lindauer

Gepubliceerd in: Inspannings- en sportfysiologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Introductie

'De man met de hamer’ is een veelgebruikte uitspraak bij marathonlopers. Meer dan de helft van alle recreatieve marathonlopers zegt de ‘man met de hamer’ tijdens een marathon te hebben ervaren, onafhankelijk van hoe hard ze hadden getraind. Het gebeurt meestal rond de 32e tot 35e kilometer. Het tempo van de loper neemt aanzienlijk af en de benen voelen als lood. Vaak worden in benen en armen tintelingen of een verdoofd gevoel waargenomen. Het denken wordt vaak diffuus en warrig. De oorzaak van deze toestand is de uitputting van beschikbare energie.
De primaire brandstofbronnen van een loper tijdens duurarbeid zijn koolhydraten en vetten. Vetten lijken de logische eerste brandstofkeuze voor duurprestaties; ze bezitten een zeer hoge energiedichtheid en de voorraden zijn bijna onuitputtelijk. Helaas is er voor het metabolisme van vetten een constante toevoer van zuurstof nodig, en energielevering uit vetten is langzamer dan via het metabolisme van koolhydraten.
De meeste lopers kunnen 2.000–2.200 kilocalorieën aan glycogeen opslaan in spieren en lever, wat voldoende energie oplevert om ongeveer 32 km te lopen in een matig intensief tempo. Aangezien het lichaam veel minder snel is in het afbreken van energie uit vetten, zakt het looptempo en heeft de loper last van vermoeidheid. Verder zijn koolhydraten de enige brandstof voor de hersenen. Het is dus fysiologie, en geen toeval, dat zoveel marathonlopers het moeilijk krijgen rond de 32e kilometer.
Bijlagen
Alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers
Woordenlijst
Kilocalorieën (kcal)
1000 calorieën, zie Calorie.
Glycogeen
De vorm waarin koolhydraten in ons lichaam worden opgeslagen, voornamelijk in de spieren en in de lever.
Triglyceriden
De meest geconcentreerde energiebron van ons lichaam. De vorm waarin de meeste vetten in ons lichaam zijn opgeslagen.
Gluconeogenese
De omzetting van eiwit of vet naar glucose.
Adenosinedifosfaat (ADP)
Een fosfaatverbinding met hoge energie-inhoud waaruit ATP wordt gevormd.
ATP-CP-systeem
Het snelste anaerobe systeem dat zorgt voor aanvulling van het ATP-niveau. Afbraak van creatinefosfaat (CP) maakt vorming van ATP uit ADP mogelijk.
Creatine
Een stof die, vooral in de vorm van creatinefosfaat (CP), aanwezig is in skeletspieren. Suppletie van creatine wordt veel gebruikt als prestatiebevorderaar omdat er wordt gedacht dat het de CP-niveaus verhoogt, waardoor het ATP-CPsysteem beter in staat zou zijn energie te leveren.
Creatinekinase (CK)
Het enzym dat de afbraak van CP tot C en Pi bevordert.
Glycolyse
De afbraak van glucose tot pyruvaat.
Glycogenolyse
De omzetting van glycogeen in glucose.
Fosfofructokinase (FFK)
Een snelheidsbepalend sleutelenzym van het energieleverende systeem: de anaerobe glycolyse.
Acetyl-co-enzym A (acetyl-CoA)
De verbinding die normaliter het beginpunt is voor de oxidatie van koolhydraten of vetten in de Krebs-cyclus.
Krebs-cyclus
Citroenzuurcyclus. Een serie chemische reacties waaronder de volledige oxidatie van acetyl-CoA en de productie van 2 mol ATP (energie), waterstof en koolstof. De laatste twee vormen samen met zuurstof H2O en CO2.
Elektronentransportketen
Een serie chemische reacties die de in de glycolyse en in de Krebs-cyclus geproduceerde waterstofionen omzet in water en waarbij energie vrijkomt voor de oxidatieve fosforylering.
Lipolyse
Het proces van afbraak van triglyceriden voor energie.
β-oxidatie
De eerste stap bij de oxidatie van vetzuren, waarbij twee vetzuren worden afgebroken tot twee koolstofeenheden van acetylzuur, die dan elk worden omgezet in acetyl-CoA.
Glycogenese
De omzetting van glucose in glycogeen.
Kruispuntconcept
De inspanningsintensiteit waar vet en koolhydraten beide evenveel bijdragen aan de energielevering, waarna de energielevering uit vetzuren vermindert en die vanuit koolhydraten.
Vrije vetzuren (FFA)
De bouwstenen van vet die worden gebruikt door het lichaam het metabolisme.
Katabolisme
Het afbreken van lichaamsweefsel, de afbraakfase in de stofwisseling.
Fosforylering
Het toevoegen van een fosfaatgroep (PO4) aan een molecule.
Oxidatieve fosforylering
Mitochondriaal proces dat zuurstof en elektronen met een hoge energie-inhoud gebruikt om ATP en water te produceren.
Anaerobe systeem
De productie van energie (ATP) in afwezigheid van zuurstof.
Mitochondriën
Celorganellen die ATP vormen door oxidatieve fosforylering.
Lipogenese
Het proces van het omzetten van eiwitten in vrije vetzuren.
Glucose
Zes-koolstof suikermolecuul die de primaire vorm van koolhydraat die gebruikt wordt in onze stofwisseling.
Metabolisme
Alle energie-producerende en energie-gebruikende processen in het lichaam.
Activatie-energie
De energie die nodig is om een chemische reactie of – keten te starten.
Substraten
Basis brandstof, zoals vet, koolhydraat en eiwit.
Bio-energetica
Benaming van de studie van metabole processen die energie opleveren of gebruiken.
Negatieve feedback
Het primaire mechanisme waarmee het endocriene systeem de homeostase in stand houdt. Een verandering in het lichaam verstoort de homeostase, wat de afscheiding van een hormoon in gang zet. Negatieve feedback betekent dat wanneer het hormoon niet langer nodig is, de secretie afneemt.
Koolhydraat
Een organische verbinding gevormd uit koolstof, waterstof en zuurstof. Aanwezig in zetmeel, suikers en cellulose.
Enzym
Eiwitmoleculen die chemische reacties versnellen door het verlagen van hun activatie-energie.
Snelheids-beperkend enzym
Een enzym actief aan het begin van een metabool pad dat de snelheid van dat pas bepaald.
Cytochroom
Een serie van ijzer bevattende eiwitten die het transport van elektronen faciliteren binnen de elektronen transportketen.
Oxidatief systeem
Het meest complexe energiesysteem. Het levert energie door afbraak van brandstoffen met behulp van zuurstof en heeft een zeer hoge energieopbrengst.
Literatuur
1.
go back to reference Brooks, G.A., & Mercier, J. (1994). Balance of carbohydrate and lipid utilization during exercise: The “crossover” concept. Journal of Applied Physiology, 76, 2253-2261. Brooks, G.A., & Mercier, J. (1994). Balance of carbohydrate and lipid utilization during exercise: The “cross­over” concept. Journal of Applied Physiology, 76, 2253-2261.
2.
go back to reference Cypess, A.M., Lehman, S., Williams, G., Tal, I., Rodman, D., Goldfine, A.B., Kuo, F.C., Palmer, E.L., Tseng, Y.H., Doria, A., Kolodny, G.M., & Kami, C.R. (2009). Identification and importance of brown adipose tissue in adult humans. New EnglandJournal of Medicine, 360, 1509-1517. Cypess, A.M., Lehman, S., Williams, G., Tal, I., Rodman, D., Goldfine, A.B., Kuo, F.C., Palmer, E.L., Tseng, Y.H., Doria, A., Kolodny, G.M., & Kami, C.R. (2009). Identification and importance of brown adipose tissue in adult humans. New EnglandJournal of Medicine, 360, 1509-1517.
3.
go back to reference Pathi, B., Kinsey, S.T., Howdeshell, M.E., Priester, C., McNeill, R.S., & Locke, B.R. (2012). The formation and functional consequences of heterogeneous mitochondrial distributions in skeletal muscle. Journal of Experimental-Biology, 215, 1871-1883. Pathi, B., Kinsey, S.T., Howdeshell, M.E., Priester, C., McNeill, R.S., & Locke, B.R. (2012). The formation and functional consequences of heterogeneous mitochondrial distributions in skeletal muscle. Journal of Experimental-Biology, 215, 1871-1883.
4.
go back to reference Pathi, B., Kinsey, S.T., & Locke, B.R. (2011). Influence of reaction and diffusion on spatial organization of mitochondria and effectiveness factors in skeletal muscle cell design. Biotechnology and Bioengineering, 108, 1912-1924. Pathi, B., Kinsey, S.T., & Locke, B.R. (2011). Influence of reaction and diffusion on spatial organization of mitochondria and effectiveness factors in skeletal muscle cell design. Biotechnology and Bioengineering, 108, 1912-1924.
5.
go back to reference Pathi, B., Kinsey, S.T., & Locke, B.R. (2013). Oxygen control of intracellular distribution of mitochondria in muscle fibers. Biotechnology and Bioengineering, 110, 2513-2524. Pathi, B., Kinsey, S.T., & Locke, B.R. (2013). Oxygen control of intracellular distribution of mitochondria in muscle fibers. Biotechnology and Bioengineering, 110, 2513-2524.
6.
go back to reference van der Zwaard, S., de Ruiter, C.J., Noordhof, D.A., Ster-renburg, R., Bloemers, F.W., de Koning, J.J., Jaspers, R.T., & van der Laarse, W.J. (2016). Maximal oxygen uptake is proportional to muscle fiber oxidative capacity, from chronic heart failure patients to professional cyclists. Journal of Applied Physiology, 121, 636-645. van der Zwaard, S., de Ruiter, C.J., Noordhof, D.A., Ster-renburg, R., Bloemers, F.W., de Koning, J.J., Jaspers, R.T., & van der Laarse, W.J. (2016). Maximal oxygen uptake is proportional to muscle fiber oxidative capacity, from chronic heart failure patients to professional cyclists. Journal of Applied Physiology, 121, 636-645.
Metagegevens
Titel
Brandstof voor de spieren: bio-energetica en metabolisme
Auteurs
Larry W. Kenney
Jack H. Wilmore
David L. Costill
Ramón Lindauer
Copyright
2023
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2921-2_2