Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

27. Myelopathie

Auteurs : Dr. B. Jacobs, Prof. dr. J.W. Snoek, Prof. dr. E.Ch. Wolters

Gepubliceerd in: Leidraad neurologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Het ruggenmerg bevat een aantal aanvoerende (afferente), maar ook afvoerende (efferente) baansystemen naar en van de hersenen. Daarnaast zijn er autonome baansystemen en voorhoorncellen, die het eerste deel van het perifeer motorisch neuron vormen. Dit betekent dat een aandoening van het myelum niet alleen centrale maar ook perifere (segmentale) en autonome functiestoornissen kan veroorzaken. De belangrijkste afferente baansystemen zijn de achterstrengen (gnostische sensibiliteit) en de tractus spinothalamicus (vitale sensibiliteit); het belangrijkste efferente systeem is de tractus corticospinalis (piramidebaan). De klinische analyse van een myelopathie kan lastig zijn. In de praktijk maakt de combinatie van anamnestische gegevens en het onderzoek van de belangrijkste baansystemen echter zowel een hoogtelokalisatie van de myelumbeschadiging als een differentiële diagnose mogelijk. Een groot aantal aandoeningen kan een myelopathie veroorzaken. De differentiële diagnose kan deels beperkt worden op basis van het deel van het myelum dat is aangedaan (voorste, achterste, centrale, halfzijdige deel of complete uitval van het myelum).
Metagegevens
Titel
Myelopathie
Auteurs
Dr. B. Jacobs
Prof. dr. J.W. Snoek
Prof. dr. E.Ch. Wolters
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0556-8_27