Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen kenmerken zich vooral door excessief gebruik van een middel en/of door bepaald gedrag, dat ondanks schadelijke gevolgen maar moeilijk voor langere tijd te stoppen is. Het gaat hier om wat doorgaans wordt aangeduid als verslavingsgedrag: een combinatie van craving, controleverlies (meer gebruiken dan voorgenomen; niet kunnen stoppen met het gebruik), tolerantie en onthoudingsverschijnselen, en nadelige somatische, psychische en/of psychosociale gevolgen van het gebruik. Bij een stoornis in alcoholgebruik is detoxificatie en lichamelijk herstel vaak de eerste stap in de behandeling. Belangrijke elementen van de cognitief-gedragstherapeutische aanpak zijn het aanleren van zelfcontrole, cue-exposure, het uitdagen van disfunctionele overtuigingen en socialevaardigheidstraining. Specifieke geprotocolleerde behandelingen voor gebruikers en hun sociale context zijn Community Reinforcement and Family Training en Behavior Couple Therapy. Het verslavingsgedrag van stoornissen in het gebruik van een opioïde of stimulantium komt overeen met dat van een stoornis in alcoholgebruik. Ook bij opioïden en stimulantia is alleen detoxificatie niet toereikend om blijvende abstinentie te realiseren. De psychologische en psychosociale aanpak is vergelijkbaar met die van de stoornis in alcoholgebruik.