2009 | OriginalPaper | Hoofdstuk
LICHAAMSBEHEERSING
Auteur : Rita Kohnstamm
Gepubliceerd in: Kleine ontwikkelingspsychologie I
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Net als de zintuiglijke ontwikkeling begint de motorische ontwikkeling al voor de geboorte. Ook in de baarmoeder beweegt een ongeboren kind, en niet zomaar in het wilde weg. Er zijn opeenvolgende, systematische bewegingspatronen. Van vloeiend en wormachtig op de leeftijd van zes weken tot het afzonderlijk kunnen bewegen van bijvoorbeeld handjes, hoofd en voetjes op de leeftijd van 21 weken. Maar de motorische ontwikkeling tot steeds betere lichaamsbeheersing die een kind in de eerste twee jaar ná de geboorte doormaakt, is wel heel spectaculair. Beginnend als een in elkaar gedoken liggend wezen, kunnen kinderen na twee jaar in principe gaan en staan waar zij willen. Hun verstandelijke en sociale ontwikkeling houden hiermee geen gelijke tred. Niet dat de lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling zich los van elkaar voltrekken. Er is wel degelijk interactie. Baby’s die in de box liggen te spelen met boven zich hangend een babygym, zullen daarnaar reiken en misschien extra hun best doen omhoog te komen om er beter bij te kunnen. Dat ‘geboeid zijn’ door wat zij zien en hun nieuwsgierigheid - beide ‘geestelijk’ van aard - stimuleren lichamelijke oefening. Omgekeerd kan een kind, als het eenmaal kan lopen, veel meer van de wereld zien dan toen het alleen nog maar kruipend vooruitkwam. Dat komt de verstandelijke en sociale ontwikkeling ten goede. Zo hebben lichamelijke en verstandelijke ontwikkeling met elkaar te maken.