Samenvatting
Het is mij opgevallen dat de beste gesprekken die ik met mijn collega heb gehad niet plaatsvonden tijdens onze talloze vergaderingen. Evenmin vonden deze plaats toen we tegenover elkaar zaten in een van de werkkamers, of toen we tegenover elkaar zaten in de woonkamer van een van ons. De beste gesprekken vonden plaats in de auto, toen we niet tegenover elkaar zaten, maar naast elkaar. Dan kwamen we te verkeren in elkaars basale wereld, die meer een gemeenschappelijke wereld bleek te zijn naarmate we gelijke noden bij elkaar ontdekten en gelijke vreugden. Kregen deze gesprekken hun kwaliteit doordat ze niet geprogrammeerd waren door een agenda? Doordat wij gezamenlijk genoten van het panorama dat aan ons beiden voorbijgleed of doordat die gesprekken begonnen met het gebruikelijke uitwisselen van de gebruikelijke mededelingen omtrent het wel en wee in onze gezinnen? Zeker, al deze omstandigheden hebben beslist bijgedragen aan het opstijgen (of neerdalen) tot de bedoelde kwaliteit, maar doorslaggevend was de omstandigheid dat onze ogen, doordat we naast elkaar zaten in de auto, niet verleid werden tot het bekijken van elkaar en zelfs aankijken niet mogelijk was. Voor het oog was de collega afwezig, maar des te meer was hij er toen voor mijn oor en voor mijn tast.