Skip to main content
Top

2008 | OriginalPaper | Hoofdstuk

EFFICIËNT ONDERWIJZEN

Auteur : René van Kralingen

Gepubliceerd in: Timemanagement voor docenten

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Als beginnend docent heeft Bob Jansen zich weer goed voorbereid op het studieonderdeel ‘marketing en communicatie’. In de afgelopen vakantieweek heeft hij tot in de late avonduren vier boeken doorgenomen. Van alle boeken heeft hij uittreksels gemaakt. Niet zonder reden. Twee van de vier boeken staan op de literatuurlijst. Dus studenten moeten deze boeken straks gelezen hebben. Als goed docent wil hij de opgegeven boeken wel gelezen hebben. Studenten kunnen je vragen stellen over de opgegeven literatuur. Als extra service heeft Jansen de uittreksels voor studenten op het intranet gezet. Behalve de literatuur zelf heeft Jansen ook de studentenhandleiding doorgenomen. Dat heeft hem niet geholpen. De studiehandleiding bevat doelstellingen, keurig afgeleid van competenties en enkele opdrachten. Voor Jansen is niet duidelijk op welke wijze de bijeenkomsten ingevuld worden. Hij leest de opdrachten nog eens door en probeert zinvolle werkvormen te bedenken. Maar zijn aandacht gaat opnieuw uit naar de literatuur. Studenten zullen toch kennis moeten maken met de hoeveelheid leerstof. Ondanks de vastgestelde opdrachten en de bijbehorende eisen besluit Jansen bijeenkomsten in te delen in een aanbod- en verwerkingsdeel. Aan de hand van PowerPointpresentaties geeft hij zijn ‘lessen’ vorm. Al snel merkt hij dertig slides volgeschreven te hebben. Het selecteren van de belangrijkste slides vindt hij moeilijk. Studenten moeten volgens Bob Jansen toch kennis maken met bepaalde begrippen. Het zou een schande zijn als zij begrippen straks in de beroepspraktijk voor het eerst zouden horen. Bovendien vindt hij gedegen kennisontwikkeling een noodzakelijke voorwaarde voor het uitwerken van de opdrachten. Hij puzzelt verder. Hij vindt het belangrijk een afwisselend programma aan te bieden. Om studenten toch ook tot een goede verwerking van de leerstof te laten komen bedenkt hij allerlei werkvormen die hiertoe uitnodigen. In de eerste bijeenkomst laat hij studenten casussen uitwerken waarin de nieuwe leerstof uit het eerste deel terugkomt. In de tweede bijeenkomst geeft hij studenten de opdracht een aantal vragen op te stellen die gebaseerd zijn op de besproken leerstof. In de derde bijeenkomst laat hij studenten discussiëren over de besproken leerstof. In de vierde bijeenkomst zorgt hij dat studenten in debat kunnen gaan over enkele thema’s en dat zij hierover een beschouwend verslag schrijven. In de vijfde bijeenkomst laat hij studenten een videofragment analyseren. De zesde bijeenkomst plant hij in als responsiecollege. Studenten mogen hier vragen stellen over de opdrachten die zij in moeten leveren. Bob Jansen merkt tijdens de lessen dat hij tijd tekort komt. Er blijft te weinig tijd over voor het verwerkingsdeel. De casussen kan hij niet bespreken binnen de gegeven tijd. Hij besluit de uitwerkingen zelf te maken en op het intranet te zetten. Of studenten zijn uitwerkingen hebben bekeken is hem niet duidelijk. Ook voor de uitwisseling van zelfbedachte vragen, samenvatting van de discussie, reflectie op het debat en uitwisseling over de videoanalyse heeft hij geen tijd. Allerlei opdrachten zijn door hem opgestart maar hebben niet tot het gewenste effect geleid. Studenten zijn aan het werk gezet met allerlei werkvormen maar zijn niet tot verwerking van de leerstof gekomen. Ook hebben de werkvormen niet bijgedragen tot de voorbereiding van de opdrachten.

Metagegevens
Titel
EFFICIËNT ONDERWIJZEN
Auteur
René van Kralingen
Copyright
2008
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7729-9_4