2005 | OriginalPaper | Hoofdstuk
Dyscalculie: stagnaties in het leren Rekenen
Gepubliceerd in: Pedagogiek in beeld
De meeste zuigelingen maken gebruik van hun aangeboren vermogen om hoeveelheden te vergelijken en het exacte verschil tussen hoeveelheden tot 3 te bepalen. Door hun ervaringen met taal en hun omgeving kunnen peuters kleine hoeveelheden benoemen en deze resultatief tellen. Naarmate in de kleuterperiode het tellen handiger gaat kan een kind sneller en beter het aantal van grotere hoeveelheden vaststellen. De daaropvolgende rekenstrategie is het doortellen of terugtellen vanaf een starthoeveelheid. Rekenen (het uitvoeren van bewerkingen met aantallen) ontwikkelt zich door het gebruik van strategieën om hoeveelheden erbij te tellen, eraf te halen, in groepjes te ordenen of te verdelen. In groep 3 kunnen rekenproblemen ontstaan door een slechte aansluiting tussen deze spelenderwijs opgedane kennis van leerlingen en het schoolse rekenen. Daarnaast zijn er kinderen met een mentale achterstand die het tempo in het onderwijs niet kunnen volgen. Ze maken een vertraagde ontwikkeling door. Tot slot is er de categorie van leerlingen met rekenproblemen bij wie de cognitieve ontwikkeling normaal is, maar die grote moeite heeft met het bepalen van het aantal van objecten, met inzicht in de getallenrij en het onthouden van rekenfeiten en -procedures. Waarschijnlijk is bij deze groep sprake van ontwikkelingsdyscalculie. In dit hoofdstuk wordt besproken hoe leerlingen leren rekenen en welke hulp kan worden geboden bij problemen.