Samenvatting
In dit hoofdstuk over depressie, somberheid, rouw, apathie en emotionele labiliteit worden de overeenkomsten en verschillen besproken tussen deze fenomenen en wordt nagegaan welke consequenties die hebben voor de preventie, diagnostiek, begeleiding en behandeling in het dagelijks contact met de oudere patiënt. Juist bij ouderen komen deze fenomenen relatief veel voor. Een genuanceerde kijk op dit spectrum van aan stemming gerelateerde (functie)problemen kan leiden tot een adequatere preventie, behandeling en begeleiding. De depressieve stoornis (ziekte) komt bij 1 tot 5 % van de 55-plussers in de algemene bevolking voor. Er lijkt sprake van een circulair verband tussen depressie (als hersenaandoening) en lichamelijke ziekten. Ook erfelijke, psychische en sociale factoren kunnen van invloed zijn op het ontstaan van een depressie. Een depressie kan leiden tot ernstige problemen in het functioneren op zowel psychisch, somatisch als sociaal gebied. Bij het vermoeden van een depressie kan gebruik worden gemaakt van een heteroanamnese, observaties en een screeningsinstrument als de GDS.