Samenvatting
Behalve met de cliënt, krijgt de zorgverlener ook te maken met diens verwanten. De gezondheidsproblemen en achteruitgang van de cliënt zorgen bij hen voor onzekerheid en leed. Dat is onder meer te merken aan afwachtend gedrag of juist overmatige vragen aan zorgverleners. Ook tussen verwanten komen vaak spanningen voor, die soms het kookpunt bereiken wanneer de cliënt terminaal raakt. Hoe vinden zij na de opname van hun verwante hun weg binnen de instelling? En kunnen zij op een goede manier richting geven aan hun bezoek? Wat betreft de start van de zorgverlening, de opname, het verblijf en de terminale zorg worden in dit hoofdstuk uiteenlopende ervaringen en aandachtspunten beschreven. Het gaat daarbij niet om het verwerken van de aftakeling van de cliënt (begeleiding), maar om het zo goed mogelijk onderhouden van de dagelijkse contacten (begeleiden). Daarbij kan zowel het bieden van duidelijkheid als begrenzing nodig zijn, bijvoorbeeld wanneer het gedrag van de verwante nadelig uitwerkt voor de zorgverlening en de sfeer op de afdeling.