Samenvatting
In dit hoofdstuk worden maatschappelijke en demografische veranderingen besproken die van invloed zijn op de verloskunde. Nationale en internationale definities, alsmede het belang van goede eenduidige definities met betrekking tot sterfte van moeder en kind komen aan de orde. Wanneer wordt volgens de definities van geboorte gesproken? Wanneer bestaat er verplichting het geboren zwangerschapsproduct bij de burgerlijke stand aan te geven? Hoe zit het met de naamgeving van het pasgeboren kind? De landelijke Perinatale Registratie op initiatief van de beroepsgroepen wordt besproken. Welke demografische ontwikkelingen zijn van invloed op het aantal bevallingen? Wat zijn de regels rond zwangerschapsafbreking? De wetgeving met betrekking tot zwangerschap en geboorte wordt besproken. En welke wetgeving is er rondom zwangerschap in relatie tot arbeid? De rol van de beroepsvereniging met betrekking tot kwaliteit van verloskundige zorg en de toegenomen wens om externe verantwoording af te leggen wordt besproken en het gebruik van (nieuwe) kwaliteitsindicatoren hierbij. Onder de aandacht wordt gebracht dat de perinatale sterfte in Nederland hoger is dan in de meeste andere Europese landen. In dit verband komt de invoering van de Perinatale Audit Nederland (PAN) aan de orde.
Zowel de moedersterfte als perinatale sterfte onder allochtonen in Nederland significant hoger is dan onder de oorspronkelijk Nederlandse bevolking. Ook wat het abortuspercentage betreft steekt de allochtone groep ongunstig af.
Het hoofdstuk wordt afgesloten met een bespreking van de unieke Nederlandse verloskundige organisatie. Uniek omdat verloskundigen, huisartsen en gynaecologen in Nederland met grote onderlinge afhankelijkheid zorg verlenen bij zwangerschap en bevalling. Uniek omdat bijna een vierde van de bevallingen in Nederland thuis plaatsvindt. Door verloskundigen en huisartsen vindt aan de hand van door de drie beroepsgroepen opgestelde selectiecriteria, een selectie plaats voor optimale verloskundige zorg. Zwangeren met een laag risico zullen deze zorg in de eerste lijn (huisarts of verloskundige) ontvangen, terwijl zwangeren met een hoog risico op problemen in de zwangerschap of bevalling naar de tweede lijn (gynaecoloog) zullen worden doorverwezen.
Dit unieke Nederlandse systeem zorgt voor een goede verloskundige hulpverlening en voorkomt onnodige medicalisering, maar gaat ook gepaard met een groot aantal overdrachtsmomenten. Het belang van een goede onderlinge samenwerking (ketenzorg) tussen de drie beroepsgroepen wordt naar voren gebracht.