Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

12 Letsels van schouder en humerus

Auteur : Hendries Boele

Gepubliceerd in: Traumatologie van extremiteiten en bekken

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Claviculafracturen (zie paragraaf 12.1.1) worden geclassificeerd in drie groepen:
  • I: middelste een derde deel;
  • II: laterale een derde deel;
  • III: mediale een derde deel.
Indicaties voor operatieve behandeling zijn:
  • een dreigende perforatie van een botpunt door de huid;
  • neurovasculaire complicatie(s);
  • een opgetreden pseudoartrose;
  • een claviculafractuur als onderdeel van een floating shoulder; pathologische fracturen.
Mogelijke osteosynthesetechnieken zijn:
  • kleine reconstructieplaat met Ø 3,5 mm corticalisschroeven;
  • LCP superior anterior claviculaplaat;
  • claviculahoekplaat;
  • zuggurtungosteosynthese;
  • intramedullaire pen, bijvoorbeeld de titanium elastic nail (TEN).
Scapulafracturen (zie paragraaf 12.1.2) worden ingedeeld volgens de Ideberg-classificatie. De behandeling is conservatief bij niet-gedisloceerde fractuurstukken. Gedisloceerde intra-articulaire glenoïdfracturen worden doorgaans open of artroscopisch gereponeerd en gefixeerd met schroeven.
Proximale humerusfracturen (zie paragraaf 12.1.3) worden volgens de AO-classificatie verdeeld in drie typen:
  • A: extra-articulaire fractuur met één fragment;
  • B: extra-articulaire fractuur met twee tot drie fragmenten;
  • C: intra-articulaire fracturen, doorlopend tot net onder de humeruskop.
Of volgens de vierfragmentenclassificatie van Neer:
  • 1-part: niet gedisloceerde fracturen;
  • 2-part: fractuur van het collum chirurgicum, het tuberculum majus, of het tuberculum minus met dislocatie;
  • 3-part: fractuur van het collum chirurgicum met het tuberculum majus of het tuberculum minus met dislocatie;
  • 4-part: fractuur van het collum chirurgicum, het tuberculum majus, het tuberculum minus en door het collum anatomicum.
De behandeling van proximale humerusfracturen is conservatief of operatief (extramedullair of intramedullair). Is het niet meer mogelijk om een osteosynthese uit te voeren, dan wordt de humeruskop verwijderd en vervangen door een schouderprothese.
Humerusschachtfracturen (zie paragraaf 12.1.4) worden onderscheiden in dwarse, schuine, spiraalvormige en comminutieve fracturen. Redenen voor operatief ingrijpen zijn zenuw- en/of vaatletsels, pathologische fracturen, bilaterale schachtfracturen, multifragmentaire fracturen en non-unions. Osteosynthesetechnieken zijn: extramedullair of intramedullair.
Bij sternoclaviculaire luxatie (zie paragraaf 12.1.5) luxeert de clavicula naar voren of naar retrosternaal. Behandeling: onbloedige repositie. Als geen repositie wordt verkregen: open repositie. De fixatie vindt meestal plaats met een kirschnerdraad.
Bij de acromioclaviculaire luxatie (zie paragraaf 12.1.6) verplaatst de clavicula zich omhoog tot boven het acromion. Er zijn drie gradaties volgens Tossy (zes gradaties volgens Rockwood). Behandeling: conservatief. Een type III-luxatie kan een operatie-indicatie zijn. Osteosynthesetechnieken zijn: claviculahoekplaat, weaver-dunnoperatie.
Een schouderluxatie (zie paragraaf 12.1.7) bevindt zich meestal aan de anterieure zijde van de schouder. Behandeling: onbloedige repositie onder sedatie. Een bekende complicatie is een habituele luxatie.
Een bicepspeesruptuur (zie paragraaf 12.1.8) kan proximaal aan de bovenrand van het glenoïd optreden of distaal aan de radius. Behandeling: conservatief of operatief, bicepstenodese.
Het inbrengen van een proximale humerusplaat (philos-plaat) (zie paragraaf 12.2) bij een proximale humerusfractuur heeft als doel het treponeren en stabiliseren van de fractuur met plaat en schroeven.
De philos-plaat is verkrijgbaar in een standaardmodel en in een verlengde versie. Door deze hoekstabiele plaat kunnen in verschillende vastgestelde richtingen schroeven in de humeruskop worden geplaatst.
De philosplaat kan minimaal-invasief geplaatst worden met het LCP Percutaneous Aiming System. Na stabilisatie van de fractuur met twee K-draden wordt de plaat, gemonteerd op een richtinstrument, via een kleine incisie geïntroduceerd.
Een humeruspen (zie paragraaf 12.3) wordt ingebracht bij proximale en humerusschachtfracturen, pathologische fracturen, en bij pseudoartrose van de humerus. Doel is het stabiliseren van de humerus met een intramedullaire mergpen.
Introductie in de mergholte is mogelijk met de retrograde of de antegrade benadering.
Voor de proximale humerusfractuur is een kort model pen beschikbaar. Een alternatief is de MultiLoc Proximale Humeruspen. Deze pen biedt de mogelijkheid om schroeven onder verschillende hoeken in de humeruskop te plaatsen, wat de stabiliteit verhoogt in osteoporotisch bot.
Mogelijke complicaties (zie paragraaf 12.3.3): nervusradialisletsel; pseudo-artrose, non-union; bewegingsbeperking van het schoudergewricht door een uitstekend einde van pen of endcap na een antegrade insertie.
Metagegevens
Titel
12 Letsels van schouder en humerus
Auteur
Hendries Boele
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1185-9_12