Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

8. Zenuwweefsel

Auteurs : Anthony L. Mescher, prof.em.dr. E. Wisse, dr. C.P.H. Vreuls, prof.dr. J.-L. Hillebrands

Gepubliceerd in: Functionele histologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

  • Zenuwweefsel vormt een omvangrijk communicatienetwerk in het lichaam. Het ontwikkelt zich uit het ectoderm. Zenuwweefsel verzamelt informatie van binnen of buiten het lichaam en stuurt dat na integratie en verwerking door naar effectoren zoals spieren en klieren.

Neuronen

  • De verschillende soorten neuronen hebben een kern en een perikaryon (cellichaam) met bijkomende uitlopers, zoals het axon en een of meer dendrieten.
  • Neuronen zijn in staat een prikkel (impuls of actiepotentiaal) te ontvangen en via het axon door te sturen naar een volgend neuron of een andere effectorcel, bijvoorbeeld een spiercel.
  • De overdracht van een impuls gaat via een synaps, waar een neurotransmitter wordt uitgescheiden (via secretie) vanuit de presynaptische membraan en vervolgens wordt ontvangen op de receptoren van de postsynaptische membraan, waar alsnog een actiepotentiaal ontstaat en wordt doorgegeven.

Gliacellen

  • Gliacellen ondersteunen en omgeven neuronen. Er zijn zes soorten.
    • Oligodendrocyten omgeven de neuronen en hun uitlopers met myelinescheden in het centrale zenuwstelsel (CZS), zodat de neuronen elektrisch geïsoleerd zijn en hun impulsen ongestoord kunnen doorgeven.
    • Astrocyten bedekken de perikarya van de neuronen, de synapsen en de bloedcapillairen (waardoor de bloed-hersenbarrière gevormd wordt).
    • Ependymcellen bekleden als een epitheel de met vloeistof gevulde ventrikels en het centrale kanaal in het ruggenmerg.
    • In het CZS is er geen extracellulaire matrix (ECM) aanwezig. In plaats daarvan zijn het de microgliacellen die veel ruimte in het CZS innemen en tegelijkertijd een immuunfunctie uitoefenen en celresten opruimen.
    • Schwann-cellen vervullen in het perifere zenuwstelsel (PZS) de rol die oligodendrocyten in het CZS vervullen: ze omhullen de axonen met een myelineschede.
    • Satellietcellen (ook kapselcellen of mantelcellen genoemd) omgeven de neuronen in sommige ganglia.
  • Myelinescheden hebben een soort onderbrekingen bij de opeenvolgende Schwann-cellen: de insnoeringen van Ranvier. Deze dragen bij aan het doorgeven van de impuls langs het axon.

Centraal zenuwstelsel (CZS)

  • Het CZS bestaat uit de grote hersenen (cerebrum), de kleine hersenen (cerebellum) en het ruggenmerg. Het PZS bestaat uit zenuwen en ganglia.
  • De grijze stof van het CZS bestaat uit de perikarya van neuronen en hun uitlopers, terwijl de witte stof hoofdzakelijk bestaat uit gemyeliniseerde axonen en oligodendrocyten.
  • Verschillende neuronen bezetten gebieden in het CZS: de Purkinje-cellen zijn neuronen die de cortex van het cerebellum bevolken, piramidale neuronen vindt men in de cerebrale cortex.
  • De meninges zijn stevige bindweefselkapsels die het CZS omgeven: de dura mater (aan de buitenkant), de arachnoidea en de pia mater die direct tegen het zenuwweefsel is gelegen.
  • De cerebrospinale vloeistof in de arachnoidea functioneert als een vochtkussen voor het opvangen van schokken en ter bescherming van het CZS.
  • De plexus choroideus wordt gevormd door plooien van de pia mater met een sterk ontwikkelde vascularisatie. Hij wordt bekleed met ependym. Vloeistof wordt vanuit de capillairen overgebracht naar de ventrikels en vormt daar de liquor cerebrospinalis.
  • De bloed-hersenbarrière regelt het transport tussen de circulatie en het hersenweefsel. Deze barrière bestaat uit het continue endotheel van de capillairen, onderling verbonden door ‘tight junctions’. Aan de buitenkant zijn de capillairen bezet met voetjes van de astrocyten.

Perifeer zenuwstelsel (PZS)

  • Het PZS bestaat uit zenuwen en ganglia.
  • Het PZS heeft als voornaamste celtypen: de motorneuronen, sensorische neuronen en autonome neuronen in de ganglia.
  • Alle axonen zijn omgeven met Schwann-cellen. Bij relatief dikke axonen vormen die myelinescheden en insnoeringen van Ranvier, de gemyeliniseerde axonen.
  • Sommige axonen worden omhuld door een instulping van het cytoplasma van de Schwann-cellen, maar zonder dat zich een myelineschede vormt: de ongemyeliniseerde axonen.
  • Zenuwen zijn opgebouwd uit bundels van gemyeliniseerde axonen, die door een dunne bindweefsellaag omgeven zijn: het endoneurium. Hier vindt men ook bloedcapillairen.
  • Bundels van deze axonen en hun Schwann-cellen vormen een onderdeel van een zenuw (fasciculus) en worden omgeven door een epineurium. Op hun beurt worden verscheidene epineuria omgeven door een perineurium van bindweefsel die de zenuw afgrenst van het omliggende weefsel.
  • Ganglia zijn sensorisch of autonoom, bevatten neuronen en satellietcellen en worden omgeven door een bindweefselkapsel.
  • Regeneratie van neuronen is zeldzaam, maar toch worden neurale stamcellen en progenitorcellen gevonden nabij ependymaal weefsel.
  • Neuronen zijn postmitotische cellen. Ook de complexiteit en de grote afstanden die neuronen en axonen overbruggen, zorgen ervoor dat regeneratie na een accident of ziekte moeilijk is. Ziekten of beschadigingen van het zenuwstelsel leiden dus vaak tot verstoringen van de lichamelijke en cognitieve functies.
Metagegevens
Titel
Zenuwweefsel
Auteurs
Anthony L. Mescher
prof.em.dr. E. Wisse
dr. C.P.H. Vreuls
prof.dr. J.-L. Hillebrands
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1090-6_8