Skip to main content
Top

2008 | OriginalPaper | Hoofdstuk

WERKDRUK IN BEELD

Auteur : René van Kralingen

Gepubliceerd in: Timemanagement voor docenten

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Jaap de Groot is docent bij de opleiding bouwkunde. Hij werkt sinds drie jaar bij deze opleiding. De laatste tijd ervaart hij zijn werkzaamheden als zwaar. Misschien is dat wel gekomen omdat de opleiding niet door de accreditatie heen kwam. Veel docenten wijten het negatieve oordeel van het NVAO aan managementperikelen binnen hun opleiding. Het verloop van opleidingsmanagers is in de afgelopen jaren inderdaad groot geweest. Bovendien werden er opleidingsmanagers aangenomen die geen ervaring hadden met het voorbereiden van accreditaties. De directie verloor inmiddels het contact met haar docenten. Men zei elkaar gedag, tot een echt gesprek kwam het niet meer. Veel docenten lieten alles gelaten aan zich voorbij gaan. Ongemotiveerd hoorden zij de directie op de zoveelste personeelsvergadering aan. Ook Jaap voelde zich niet serieus genomen. De directie had onvoldoende aandacht voor de noodzakelijke managementondersteuning gehad en legde de problematiek nu bij docenten neer. Een groot aantal docenten, onder wie veel deeltijddocenten, kwam ook tijdens teamvergaderingen niet meer opdagen. Welwillende docenten spraken deze afhakende collega’s helaas niet aan op hun verantwoordelijkheid. En zo ontstond er een sfeer waarin iedere docent deed wat hij wilde. Niet vreemd was dat het afstemmen van onderwijsactiviteiten tussen docenten nauwelijks meer plaatsvond.

De problemen rondom de accreditatie bleven liggen. Jaap vond dat hij met zijn team deze klus moest klaren. Als informeel leider trok hij de taken naar zich toe. Nauwelijks ondersteund door de directie, want voor deze activiteiten kreeg hij, op eigen verzoek, een dagdeel per week. Dit toegekende dagdeel stond niet in verhouding tot de dagdelen die hij aan de accreditatievoorbereidingen spendeerde. Maar hij zette zich in omwille van een gemeenschappelijk belang. Deze opleiding mocht toch niet ter ziele gaan omdat verschillende mensen geen verantwoordelijkheid voelden? Hij had als bouwkundig ingenieur vroeger voor hetere vuren gestaan. Hard werken voor een goede zaak was hem niet vreemd. Jaap realiseerde zich dat zijn grote inzet niet structureel was. Als de accreditatie eenmaal succesvol verlopen was, zou zijn takenpakket in omvang en complexiteit afnemen. Hij kon zich dan weer helemaal concentreren op onderwijsactiviteiten waar hij veel ervaring in had. Straks zou hij beslist weer gaan genieten van zijn werk met studenten.

Aan zijn nieuwe opleidingsmanager had Jaap in de voorbereidingen op de accreditatie werkelijk niets gehad. Die had namelijk geen enkele ervaring met onderwijs en kwaliteitszorginstanties. Het was de opleidingsmanager zelf niet kwalijk te nemen. Jaap kreeg op eigen verzoek ondersteuning van een externe adviseur. Zij legde hem uit waar hij zich op moest toeleggen en waar zo’n Visiterende en Beoordelende Instantie straks aandacht aan zou besteden. Haar opmerkingen gebruikte Jaap om een draaiboek te maken. Op basis van dit draaiboek maakte hij een taakverdeling. Het meest frustrerende voor Jaap was dat hij niet van iedere collega medewerking kreeg. Sommige docenten vonden dat Jaap zich niet de rol van ‘manager’ kon toe-eigenen. Wat had hij eigenlijk te zeggen in deze organisatie? Niemand had Jaap deze taken opgelegd. Maar Jaap liet zich niet van de wijs brengen. Met grote betrokkenheid zorgde hij ervoor dat enkele welwillende collega’s meededen aan de voorbereidingen. Ook zij kregen op zijn verzoek van de directie een aantal dagdelen toebedeeld. Jaap was zo langzamerhand de informele spil van de opleiding geworden. Typisch was dat hij formeel niet verantwoordelijk te houden was voor de voorbereidingen. Hij had zichzelf tot informeel projectleider gemaakt. Toen Jaap merkte dat de voorbereidingen voor de accreditatie naast het bestaande takenpakket toch meer om het lijf hadden dan hij aanvankelijk had gedacht en waardering vanuit de directie voor zijn inspanningen uitbleef, raakte hij licht uit balans. Zijn onvrede nam hij mee naar huis. Hij kon zich niet goed concentreren op teksten waarin allerlei kwaliteitscriteria werden genoemd. Hij sliep slecht. Op school had hij geen zin om zijn persoonlijke problematiek aan de grote klok te hangen. Alleen als hem indringend gevraagd zou zijn wat hem dwarszat, had hij misschien eerlijk geantwoord. Bovendien had hij niet het gevoel dat zijn onvrede zou leiden tot veranderingen in de begeleiding. Tijdens overlegsituaties merkten collega’s op dat Jaap prikkelbaar reageerde op kritische opmerkingen. Feedback interpreteerde hij als een persoonlijke aanval. Jaap werd ziek. Toen hij na enkele weken hersteld terugkwam en zag dat een aantal zaken waren blijven liggen, overviel hem een gevoel van moedeloosheid. Hij was niet in staat om dit project ‘op de rails te zetten’ en de opleiding te redden.

Metagegevens
Titel
WERKDRUK IN BEELD
Auteur
René van Kralingen
Copyright
2008
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-7729-9_2