Samenvatting
Al sinds het begin van de jaren 80 van de vorige eeuw onderkennen we het belang van het meten van eiwit in de urine en wel specifiek albumine. Albumine kan in kleine hoeveelheden voorkomen in de urine van gezonde personen, maar bij sommigen wordt de huidige normaalwaarde overschreden en spreken we van microalbuminurie. De klassieke theorie is dat uitscheiding van kleine hoeveelheden albumine in de urine een uiting is van vaatschade in de nier. Onderzoek heeft aangetoond dat patiënten met type-2-diabetes mellitus en microalbuminurie vooral een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten. Daarnaast kan microalbuminurie uitmonden in een geleidelijke achteruitgang van de nierfunctie, totdat zelfs volledig nierfunctieverlies ontstaat, waarbij dialyse of niertransplantatie noodzakelijk kan zijn. Een goede medicamenteuze behandeling van microalbuminurie leidt tot behoud van de nierfunctie. De eerste keus is hierbij een ACE-remmer, maar om normalisatie of stabilisatie van de microalbuminurie te bereiken is het toevoegen van een lage dosering thiazidediureticum of een angiotensinereceptorblokker soms nodig. Het behandeldoel is het maximaal reduceren van de albumine-excretie in de urine, maar ook het normaliseren van de bloeddruk. Hiervoor kunnen ook andere hypertensiva worden gebruikt. Daarnaast staan goede diabetesregulatie en behandeling van risicofactoren voor hart- en vaatziekten centraal.