Bij een aanzienlijk deel van de patiënten die worden geboren met een congenitale hartafwijking, verdwijnt het hartdefect geheel, zoals bij een atriumseptumdefect (ASD) of ventrikelseptumdefect (VSD) dat spontaan sluit de eerste jaren na de geboorte of bij een PDB die met interventie – chirurgisch of kathetergebonden – wordt gesloten. Er zijn ook patiënten bij wie vrijwel gehele genezing van de hartafwijking wordt bereikt door een interventie, zoals het op jonge leeftijd sluiten van een ASD of VSD of opheffen van een PS. Bij vrijwel alle overige patiënten, al dan niet behandeld door middel van interventie, zijn er zodanig restafwijkingen dat follow-up ook na de kinderleeftijd noodzakelijk is. Op de kinderleeftijd verandert de anatomie en/of hemodynamiek nogal eens onder invloed van groei van de patiënt en vanwege deze veranderingen worden kinderen intensief gevolgd op de kinderleeftijd.