Abstract
Een 41-jarige vrouw van Surinaamse afkomst vervoegt zich medio december bij haar huisarts wegens toenemende zwelling, vooral van de onderbenen, waarbij haar gewicht stijgt van 77 tot 82 kg. Zij is daarbij licht kortademig bij inspanning doch heeft verder geen klachten. De bloeddruk blijkt 150/105 mm Hg. Haar voorgeschiedenis vermeldt dat zij ongeveer acht jaar geleden gewrichtszwellingen en gewrichtspijnen heeft gehad, voornamelijk van de vingergewrichten, en dat er vijf jaar geleden een proteïnurie is vastgesteld. Een nierbiopsie toonde toen een proliferatieve glomerulopathie en nader onderzoek wees uit dat de patiënte lijdende was aan een chronische sle. Zij gebruikte hiervoor wisselende hoeveelheden prednisolon, laatstelijk 7,5 mg per dag. De huisarts heeft in eerste instantie het oriënterend laboratoriumonderzoek dan ook op een nierziekte gericht waarbij bleek dat het serum-creatinine discreet was gestegen van 75 μmol/L een jaar tevoren tot thans 107 μmol/L. Tevens bestond er een ++ proteïnurie (albustix) en het urinesediment bevatte meer dan 20 erytrocyten en meer dan 20 leukocyten per gezichtsveld en vrij veel korrel- en hyaliene cilinders. De waarschijnlijkheidsdiagnose leek derhalve activering van de sle-glomerulopathie; hierop werd de prednisolon-dosering verhoogd tot 20 mg. Ter bedwinging van de natriumretentie kreeg de patiënt furosemide 120/dag bij een matig natriumbeperkt dieet.