Abstract
Pogingen van de arts om de patiënt – door geruststellen en opmonteren – tot steun te zijn, hebben vaak niet het beoogde effect. Dat komt doordat de inspanningen van de arts niet altijd aansluiten bij de behoefte van de patiënt of doordat die pogingen een miskenning inhouden van het probleem of de angst van de patiënt. Het beoogde resultaat kan óók uitblijven wanneer de bedoeling om steun te verlenen vermengd is met andere motieven, waaronder het motief zichzelf tegen de emoties van de patiënt af te schermen. In extreme situaties kan dat leiden tot het vermijden van het contact met de patiënt.
De arts staat voor de opgave zich niet door emoties te laten overspoelen – dat zou immers de kwaliteit van zijn werk schaden –, en tegelijkertijd zoveel invoelend vermogen paraat te houden als nodig is om zijn patiënten tot steun te kunnen zijn.