Samenvatting
De cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen bevinden zich diagnostisch op het kruispunt van de persoonlijkheidsstoornissen, de autismespectrumstoornissen en de psychosen. Juist bij deze stoornissen is aandacht voor de differentiële diagnose dan ook van groot belang. Voor de bespreking van de cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen wordt zowel de psychiatrische DSM-5-classificatie gehanteerd, als het multidimensionele schizotypieconcept, het structuurdiagnostische en het psychodynamisch perspectief. Het multidimensionele construct schizotypie, zoals gedefinieerd door Meehl, kent drie dimensies, te weten Positieve Schizotypie, Desorganisatie en Negatieve Schizotypie. Het construct schizotypie wordt verondersteld een onderliggende kwetsbaarheid aan te geven voor schizofrenie, die kenmerkend zou zijn voor alle cluster-A-patiënten, maar ook voor sommige patiënten met de borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Structuurdiagnostisch kunnen de cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen als groep worden onderverdeeld in een hoog- en een laagfunctionerende groep, overeenkomend met respectievelijk de neurotische/borderline- en de psychotische persoonlijkheidsorganisatie volgens Kernberg. Gabbard beschrijft ten slotte de verschillen in dynamiek tussen de patiënten met de verschillende cluster-A-persoonlijkheidsstoornissen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met casuïstiek.