Samenvatting
Fracturen zijn multifactorieel bepaald en osteoporose is daarbij een van de risicofactoren. Behoudens op jonge leeftijd krijgen mannen minder fracturen dan vrouwen. Aanvullende diagnostiek naar osteoporose is alleen zinvol bij klinische risicofactoren voor fracturen. Na een fractuur boven het 50e levensjaar wordt aangeraden om altijd nader onderzoek te doen. Men dient het valrisico te evalueren en met behulp van DEXA de botmineraaldichtheid (BMD) van het skelet en de aanwezigheid van wervelfracturen te onderzoeken. Met gericht bloedonderzoek (creatinine, serum calcium, serum fosfaat, vitamine D, PTH) worden oorzaken van secundaire osteoporose uitgesloten. Op indicatie kan daarbij gezocht worden naar andere, meer zeldzame oorzaken zoals multipel myeloom (rugpijn), coeliakie en hypogonadisme bij mannen. De behandeling van osteoporose wordt ingezet als de BMD van het skelet verlaagd is of als er wervelinzakkingen zijn: verbetering van de leefstijl (gezonde voeding, bewegen), voldoende calciuminname (met de voeding of suppletie), vitamine D-suppletie en anti-osteoporosemiddelen.